Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- [jongmeerderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
- [jongmeerderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
minderjarigekinderen.
vrouwziet – voor zover nu nog van belang – op de hoogte van de kinderalimentatie voor [minderjarige] en [jongmeerderjarige 2] en op de toegepaste zorgkorting van 35% voor [jongmeerderjarige 2] .
manbetwist dat sprake is van een vrijwillige keuze en van verwijtbaar inkomensverlies. Hij had geen andere keuze dan akkoord te gaan met de demotie, omdat het alternatief uiteindelijk zou hebben geleid tot het einde van het dienstverband vanwege disfunctioneren. Hij verwijst daarvoor naar bijlage 5, pagina 4, productie 24 in eerste aanleg en productie 1 in hoger beroep. Daaruit blijkt dat de man lange tijd in een verbetertraject heeft gezeten en hulp van een coach heeft gehad. De conclusie was dat hij onvoldoende functioneerde, zodat hij de demotie moest aanvaarden. De man was aanvankelijk technisch medewerker. In 2016 heeft hij een promotie gehad tot facilitair coördinator. In de praktijk kon hij deze functie niet aan doordat hij de coördinerende taken onvoldoende uitvoerde.
hofoverweegt als volgt.
die als bijlage aan deze beschikking is gehecht) volgt dat hij over een draagkracht beschikt voor kinderalimentatie van € 545,-- per maand (2022). Aangezien deze draagkracht, samen met de bij de vrouw beschikbare draagkracht van € 50,-- per maand, voldoende is om in de volledige behoefte van de kinderen te voorzien (zie hiervoor rov. 5.1.), ziet het hof geen aanleiding om met een andere woonlast te rekenen dan met het forfaitaire woonbudget.
vrouwricht haar tweede grief tegen rechtsoverweging 2.39 van de beschikking, waarin de rechtbank heeft overwogen:
manbetwist dat de vrouw heeft aangetoond niet te kunnen werken. Dit blijkt ook niet uit de door haar overgelegde gegevens, die dateren uit 2017. Daarin staat ook geen inhoudelijk oordeel over de mogelijkheid van de vrouw om wel of niet te kunnen werken. De stukken zijn geschreven door artsen die hiertoe niet bevoegd zijn.
hofoverweegt als volgt.
vrouwgrieft in haar vierde grief tegen rechtsoverweging 2.10 in de bestreden beschikking waar staat vermeld dat partijen hebben afgesproken dat de vrouw de kinderbijslag en het kindgebonden budget, voor zover dat betrekking heeft op [jongmeerderjarige 2] , aan de man betaalt zolang [jongmeerderjarige 2] bij de man woont en dat de man dan alle lasten van [jongmeerderjarige 2] betaalt.
manvoert het volgende verweer. De rechtbank heeft onder rechtsoverweging 2.19 geen beslissing genomen, maar op verzoek van partijen de afspraak opgenomen die zij ter zitting in bijzijn van hun advocaten hebben gemaakt. De vrouw kan niet eenzijdig op deze afspraak terugkomen. De man wenst niet mee te werken aan een wijziging van deze afspraak. De vrouw kan hiertegen geen grief richten. De man heeft in de periode dat [jongmeerderjarige 2] bij hem woonde ook (eenmalige) kosten gemaakt voor [jongmeerderjarige 2] . De man heeft haar kosten in verband met studie (waaronder studieboeken, studiemateriaal en een Chromebook) en voor kleding voldaan. Hij verwijst naar een overzicht overgelegd als productie 7 in hoger beroep. Na de zitting is met tussenkomst van de advocaten geprobeerd om uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken. De vrouw heeft geweigerd inzage te verlenen in stukken inzake het kindgebonden budget. Onduidelijk is waarom deze afspraak in de praktijk niet zou werken. Bovendien heeft de man geen achterstand en bevat de berekening van de vrouw fouten. Er is geen rekening gehouden met het kindgebonden budget dat de vrouw aan de man moet betalen over periode 1 juli 2022 – half oktober 2022. Volgens de eigen berekening van de man heeft hij tot en met oktober zelfs teveel betaald.
6.De slotsom
de draagkracht van de man in het kader van kinderalimentatie.