ECLI:NL:GHSHE:2024:1438

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.308.546_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige; geen omgangsregeling opgelegd in belang van de minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de omgang tussen de vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 2009. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling, maar het hof heeft besloten dat er in het belang van de minderjarige geen omgangsregeling wordt opgelegd. De zaak is complex, met een lange voorgeschiedenis van conflicten tussen de ouders, die hebben geleid tot verschillende hulpverleningsmaatregelen, waaronder een ondertoezichtstelling en de benoeming van een bijzondere curator. De minderjarige heeft duidelijk aangegeven geen contact te willen met haar vader, wat het hof ernstig in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om het belang van hun dochter voorop te stellen en dat de huidige situatie leidt tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige. Het hof heeft de ouders aangespoord om te werken aan hun ouderschap en om hulp te zoeken bij een gecertificeerde instelling. De beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 31 december 2021 is vernietigd, en het hof heeft de ouders verzocht om hun medewerking te verlenen aan het ingezette traject van de GI. De bijzondere curator is ontslagen van haar taak, en het hof heeft het verzoek van de vader om begeleide omgangsmomenten afgewezen, omdat druk op de minderjarige in deze situatie niet wenselijk is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 april 2024
Zaaknummer: 200.308.546/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/372908 / FA RK 21-3292
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.P.F. Arens,
tegen
[de moeder],
wonende te [de moeder],
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. G.L. Brokking-van Alphen, thans zonder advocaat.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie],
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
mr. drs. [de bijzondere curator],
hierna te noemen: de bijzondere curator.
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats], locatie [locatie],
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

13.De beschikking van 20 juli 2023

Bij die beschikking heeft het hof de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 december 2021 voor zover het hoofdverblijf betreft vernietigd en kort gezegd opnieuw rechtdoende het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder bepaald.
Daarnaast heeft het hof de ouders verwezen naar het door de bijzondere curator beschreven traject zoals beschreven in die beschikking onder rechtsoverwegingen 11.9 en 11.10.
Het hof heeft de GI verzocht om het hof uiterlijk 28 september 2023, onder gelijktijdige toezending naar de ouders en de raad, schriftelijk te informeren over de stand van zaken inzake het voornoemde traject en de voortgang van het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Ook heeft het hof mr. J.C.E. Ackermans-Wijn tot raadsheer-commissaris benoemd, tot wie partijen zich, door tussenkomst van de griffier van het team familie- en jeugdrecht van het hof, dienen te wenden met eventuele (procedurele) vragen en verzoeken indien de te volgen trajecten daartoe aanleiding geven. Het hof heeft in afwachting van de informatie van de GI iedere verdere beslissing pro forma aangehouden.

14.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

14.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Arens;
-de moeder;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad];
-de bijzondere curator;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2].
14.2.
Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en zij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
14.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het emailbericht van de GI van 25 september 2023;
- de brief van de raad van 16 oktober 2023;
- de brief van de moeder van 26 oktober 2023;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader van 27 oktober 2023;
- de brief van de advocaat van de vader van 7 november 2023;
- de brief van de bijzondere curator van 11 november 2023;
- de brief van de raad van 16 november 2023;
- de brief van de raad van 1 maart 2024;
- de brief van de advocaat van de vader met bijlagen (producties 14-16) van 7 maart 2024.

15.De verdere beoordeling

Procesverloop
15.1.
De GI heeft het volgende laten weten.
De GI heeft de [instantie] ([instantie]) ingezet als hulpverlener. [instantie] is gestart met echtscheidingshulpverlening / solo-parallel ouderschap voor de ouders om op die manier de ouderrol en de ontwikkelingstaken die daar bij horen te versterken. Voor [minderjarige] is de hulp van een kindercoach ingezet. [instantie] heeft ook ingezet op het contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en de begeleide omgang opgepakt. Bij de hulpverlening is ingezet op het herkennen van patronen en het doorbreken daarvan. Dit alles met als doel om het contact te herstellen. Het tempo van [minderjarige] is leidend en haar proces staat voorop.
De kindercoach heeft gesprekken met [minderjarige] gevoerd. Die waren gericht op wat [minderjarige] wil en hoe er naar een contactherstel kan worden gewerkt. Er is daarna door [minderjarige], via [instantie], een brief aan de vader gestuurd. De brief hield in dat ze nu geen contact met hem wil. [minderjarige] wil zelf de regie houden. [instantie] heeft met de vader besproken welke rol hij daarbij kan spelen. Wat hij kan doen als [minderjarige] op een later moment wel contact wil. Ook zijn met [minderjarige] de gevolgen besproken van het geen contact hebben met de vader.
Het traject bij [instantie] is volgens de GI nog niet afgerond omdat de ouders nog niet hebben kunnen afspreken op welke manier ze met elkaar communiceren. Er is ook nog niet toegekomen aan het solo-parallel ouderschap en de eigen verbeterpunten van de ouders. Dat moet een vervolg krijgen. De ouders dienen omstandigheden te creëren waarbinnen [minderjarige] zich veilig voelt. Dat zij ook voelt dat ouders dit regelen. De ouders dienen elkaar als ouders de ruimte te kunnen geven maar ook aan [minderjarige], als voedingsbodem voor haar om contact op te kunnen nemen met haar vader. De GI heeft deze aandachtspunten waar door de ouders aan gewerkt dient geworden (zowel ten aanzien van het solo-parallelouderschap als de persoonlijke verbeterpunten) aan de orde gesteld en uitgezet bij [instantie]. De GI wacht nog op een reactie. Op verzoek van de GI is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] inmiddels verlengd tot 28 oktober 2024.
15.2.
De vader voert - samengevat - het volgende aan.
De GI heeft de opdracht van het hof niet opgevolgd dan wel naast zich neer gelegd. Hoewel het doel was contactherstel tussen de vader en [minderjarige], heeft de GI [minderjarige] en de ouders niet de hulp geboden zoals door de bijzondere curator is geadviseerd. Hierdoor wordt de kans op contactherstel ernstig bedreigd en komt de ontwikkeling van [minderjarige] nog meer in het gedrang. De vader wil dat hier op korte termijn verandering in komt en doet daarvoor een concreet voorstel.
Hij wenst dat er aan [minderjarige] een geregistreerde kindergedragstherapeut wordt toegewezen en een geregistreerd gedragstherapeut aan ieder van de ouders. Zo dient onderzocht te worden waar de belemmeringen van [minderjarige] liggen en kan er op korte termijn een gesprek tussen [minderjarige] en de vader plaatsvinden in het bijzijn van de gedragstherapeuten. De vader heeft twijfels over de capaciteiten van de door de GI ingezette kindercoach en of de coach een onafhankelijk persoon is ten opzichte van [minderjarige]. De vader verzoekt het hof dan ook om te onderzoeken of [minderjarige] één op één begeleiding krijgt van een kindergedragstherapeut en als dit niet het geval is, de GI alsnog daartoe opdracht te geven.
Wanneer er nu niet wordt ingezet op de juiste hulp krijgt [minderjarige] daar de komende jaren last van en wordt zij verder in haar ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] is volgens de vader niet geholpen met rust en geen contact met hem.
Dat er nu al lange tijd geen contact meer is tussen de vader en [minderjarige] is ook te wijten aan het feit dat de GI dit onvoldoende heeft gestimuleerd. Hoe langer het duurt, hoe lastiger het voor [minderjarige] wordt om de vader weer te zien.
De vader vindt verder het door [instantie] gestarte traject ten aanzien van de ouders niet passend. Er wordt niet gewerkt conform het advies van de bijzondere curator. De vader heeft niet het idee dat hij geholpen wordt en heeft er geen vertrouwen in. Hij benoemt verder dat de GI het afgelopen jaar druk bezig is geweest met neventaken. Hierdoor zijn de spanningen opgelopen tussen partijen, hetgeen ook weer invloed had op [minderjarige]. De vader heeft bovendien het idee dat het lijkt dat hij altijd degene is die zaken frustreert, hij betwist dit uitdrukkelijk.
15.3.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De moeder acht de begeleiding en toezicht van de GI nodig totdat [minderjarige] 18 jaar wordt en zij vindt dat contact tussen de ouders over [minderjarige] niet rechtstreeks dient plaats te vinden. De moeder merkt dat nu [minderjarige] ouder is zij zich meer aan het ontwikkelen is. De moeder benoemt dat hoe meer zij haar probeert over te halen om contact met de vader op te nemen, hoe meer weerstand [minderjarige] biedt. Ze is daarin heel stellig. De moeder denkt dat wanneer [minderjarige] een kindercoach heeft of een persoon die zij vertrouwt en die haar begeleidt, op termijn een (begeleid) gesprek met de vader wel een optie is.
15.4.
De raad heeft geadviseerd om in het belang van [minderjarige] het beleid van de GI te volgen en de door de GI ingezette hulpverlening te continueren. Ondanks dat de raad betreurt dat het contactherstel tussen vader en [minderjarige] zo lang op zich laat wachten, vindt de raad het belangrijk dat het tempo van [minderjarige] hierin wordt gevolgd. De raad ziet geen meerwaarde in het doen van een nader onderzoek door de raad, omdat op dit moment een bijzondere curator en een gezinsvoogd betrokken zijn.
[minderjarige] heeft duidelijk te kennen gegeven dat zij geen contact wil met de vader en dat zij wil dat de ouders het oplossen. Daarom adviseert de raad om het contact tussen de vader en [minderjarige] een jaar te schorsen. De ouders kunnen dan onder begeleiding van [instantie] leren hoe zij met elkaar kunnen omgaan. In dat jaar kan er ook worden gekeken op welke manier, zonder verplichtingen, er een vorm van contact mogelijk is tussen de vader en [minderjarige]. [minderjarige] moet kunnen ervaren dat de ouders haar de ruimte geven. Aan de vader vraagt de raad daarom om minder vaak post en/of berichtjes te sturen zodat [minderjarige] ook daadwerkelijk die ruimte ervaart.
15.5.
De bijzondere curator constateert dat de nadruk bij [minderjarige] wordt gelegd in plaats van bij de ouders. [minderjarige] kan het probleem niet oplossen voor de ouders en daardoor houdt zij een zware last op haar schouders. De ouders dienen eerst een veilige context te creëren voor [minderjarige]. [minderjarige] zou vrij moeten zijn van de strijd. Dat is tot nu toe niet gelukt en daardoor blijft [minderjarige] er in volharden dat zij geen contact met de vader wil. Beide ouders zijn hiervoor verantwoordelijk. De bijzondere curator benadrukt dat de ouders niet meer met elkaar bezig moeten zijn. De inzet van de trajecten (solo-parallel ouderschap en het werken aan de persoonlijke verbeterpunten van de ouders) is daarbij essentieel. Het doel daarvan is dat de ouders de relatie met [minderjarige] met hen beiden blijven beschermen ongeacht hun eigen conflicten tussen de families. Op dit moment blijven de ouders in de strijd en zijn de doelen van de GI nog niet behaald. Ieder van de ouders dient aan de slag te gaan met de hiervoor benoemde trajecten om te kijken wat hij of zij nodig heeft om een zogenoemde collega-ouder te worden.
Motivering van de beslissing
16.1.
Kort gezegd ligt op dit moment alleen nog aan het oordeel van het hof voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders ten aanzien van [minderjarige].
16.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing of een door de ouders onderling getroffen regeling dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
16.3.
De vader verzoekt in hoger beroep - kort gezegd - om de zorgregeling zoals vastgelegd in het tussen de ouders overeengekomen ouderschapsplan van 8 november 2019 weer te laten herleven. Dit verzoek van de vader zag op de situatie dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij hem had, en er een zorgregeling met de moeder was. Gelet op het verloop van het hoger beroep, waaronder de beslissing over het hoofdverblijf, en de feitelijke situatie is duidelijk dat de vader nu verzoekt om een passende omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te leggen.
16.4.
De moeder verzoekt in hoger beroep kort gezegd om het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen.
16.5.
Het hof is van oordeel dat omgang van de vader met [minderjarige] op dit moment in strijd is met haar zwaarwegende belangen. Het hof zal hierna uitleggen waarom. Tevens betrekt het hof bij zijn oordeel dat [minderjarige] thans bijna 15 jaar is en duidelijk en consistent aangeeft dat zij op dit moment geen omgang met haar vader wil hebben of opgelegd wil krijgen.
Het hof maakt zich ernstig zorgen over (het welzijn van) [minderjarige] en haar ontwikkeling.
In de afgelopen jaren hebben de ouders veel gestreden over onder meer het hoofdverblijf van [minderjarige] en de omgang tussen aanvankelijk de moeder en [minderjarige] en later tussen de vader en [minderjarige]. Deze strijd heeft geleid tot de inzet van veel vormen van hulpverlening: een raadsonderzoek, een ondertoezichtstelling, een uithuisplaatsing bij de moeder, diverse hulpverleningstrajecten en tot slot de benoeming van een bijzondere curator. Deze maatregelen hebben niet geleid tot een duurzaam contact tussen de vader en [minderjarige].
[minderjarige] heeft de vader - afgezien van toevallige / niet geplande ontmoetingen - bijna twee jaar niet meer gezien
.De ouders zijn, zoals ook de bijzondere curator heeft benoemd, niet in staat om het belang van [minderjarige] voorop te stellen en hun onderlinge strijd te beëindigen. Dit heeft erin geresulteerd dat sprake is van een ernstig loyaliteitsconflict en dat [minderjarige], om zich staande te houden in de aanhoudende relationele strijd van de ouders, heeft gekozen voor één ouder (de moeder) ten koste van (haar relatie met) de andere ouder (de vader).
Het hof stelt vast dat de weerstand van [minderjarige] tegen omgang met de vader gedurende afgelopen periode steeds verder is toegenomen. Dit maakt dat het op dit moment forceren van contact of het opleggen van een bepaalde regeling ertoe zal leiden dat [minderjarige] en de vader nog verder van elkaar verwijderd raken. Hierbij speelt de leeftijd van [minderjarige] een rol.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen door de bijzondere curator en de raad tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren is gebracht, volgt dat op dit moment
een contactherstel tussen de vader en [minderjarige] alleen mogelijk is als beide ouders zich daarvoor inzetten en, zoals de bijzondere curator beschrijft, de weg van het welzijn gaan bewandelen. Hiervoor dienen de ouders een reorganisatie van hun ouderschap te bewerkstelligen. Dit houdt onder meer in dat de ouders niet meer met elkaar bezig moeten zijn. De ouders hebben ieder een persoonlijke verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag, houding, communicatie en beslissingen en moeten de gevolgen daarvan dragen. Het contact tussen de ouders zou vooral moeten gaan over wat [minderjarige] nodig heeft van een ouder. Om weer verbinding te kunnen ervaren met beide ouders moet [minderjarige] uit het conflict worden getild. Dat is een basisvoorwaarde voor contactherstel. Ouders blijven echter nog steeds hangen in hun conflict met de ander. Daardoor is er voor [minderjarige] ook nog steeds geen rust en ruimte om het contact met haar vader weer aan te kunnen gaan.
Tot nu toe zijn de ouders, ondanks de inzet van de GI, nog niet gestart met het eerder door de bijzondere curator geadviseerde traject solo-parallelouderschap en het daarmee samenhangende traject om de persoonlijke belemmeringen (zoals onder meer controledwang) aan te pakken.
Zoals ook besproken tijdens de mondelinge behandeling is het van groot belang dat de ouders deze stap eerst zetten en er geen druk bij [minderjarige] wordt neergelegd. De ouders moeten ieder individueel en onder begeleiding van [instantie] gaan werken aan hun rol als ouders van [minderjarige]. Zij dienen als collega-ouders te leren op welke manier zij kunnen communiceren zonder over elkaar te oordelen of [minderjarige] te belasten. Daarbij staat het belang en welzijn van [minderjarige] voorop. De ouders mogen hier dan ook geen (persoonlijke) verwachtingen aan koppelen
.De ouders dienen daarbij te beseffen dat zolang zij niet in staat zijn om [minderjarige] niet te belasten met het oordeel over de andere ouder er geen ruimte bij [minderjarige] komt om onbelast contact te hebben met de andere ouder.
Al het voorgaande maakt dat het op dit moment voor [minderjarige] onmogelijk is om een onbelast contact met de vader te hebben. In het belang van [minderjarige] kan er daarom nu geen omgang tussen haar en de vader opgelegd worden. Het hof zal de beslissing niet voor een jaar aanhouden om het verloop van het traject af te wachten. Duidelijk is dat er omgang kan zijn als [minderjarige] daarvoor de ruimte voelt, en anders - ook gelet op haar leeftijd - niet. Het hof beoogt met een einduitspraak de druk op [minderjarige] weg te nemen en de ouders de gelegenheid te geven hun ouderschap te reorganiseren, in het bijzonder te werken aan solo-parallelouderschap. Beide ouders moeten daarvoor aan de slag. Het hof zal daarom beslissen als hierna vermeld.16.6. Het hof verwacht van de GI, gelet op het voorgaande, om in het kader van de ondertoezichtstelling met name actief hulp in te zetten voor de ouders via de [instantie] of een vergelijkbare instantie om te werken aan het solo parallelouderschap zodat de ouders het welzijn van [minderjarige] voorop stellen. Daarnaast is van belang dat [minderjarige] hulp krijgt bij het leren op welke manier zij haar eigen grenzen kan aangeven en zich meer weerbaar kan opstellen.
16.7.
Het hof verzoekt de ouders met klem om hun medewerking te verlenen aan het reeds ingezette traject van de GI bij [instantie] of een vergelijkbare instantie. Hoewel het hof begrijpt dat het voor de vader teleurstellend is dat zijn verzoek niet wordt toegewezen wijst het hof erop dat druk op [minderjarige] in deze situatie geen positieve verandering zal brengen en enkel contra-productief werkt. Gelet hierop wijst het hof ook het verzoek van de vader om op korte termijn begeleide omgangsmomenten in aanwezigheid van een kindergedragstherapeut te plannen af. Voorts wijst het hof ook het verzoek van de vader af om de deskundigheid van de kindercoach te onderzoeken. Het hof ziet daartoe geen aanleiding, het zijn de ouders zelf die het in hun macht hebben om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren.

16.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep ten aanzien van de zorgregeling:
vernietigt de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 31 december 2021 terzake van de daarin vastgestelde zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] en terzake van de vakantieregeling;
bepaalt dat er geen omgangsregeling wordt opgelegd tussen de vader en [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats];
ontslaat mr. drs. [de bijzondere curator] van haar taak als bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] voornoemd;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.