ECLI:NL:GHSHE:2024:1428

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
20-001680-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1999, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voor poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De politierechter had ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de poging tot diefstal. De feiten vonden plaats op 20 februari 2023 in Sprang-Capelle, waar de verdachte samen met medeverdachten een bakwagen heeft geprobeerd te stelen. De verdachte heeft de toegang tot de bakwagen verschaft door een raam te breken. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het delict, ondanks zijn ontkenning. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, maar het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en moet een schadevergoeding van € 432,02 betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001680-23
Uitspraak : 8 maart 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juni 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-053069-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – poging tot diefstal in vereniging door middel van braak, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] deels (hoofdelijk) toegewezen tot een bedrag van € 522,74 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Tevens heeft de politierechter de inbeslaggenomen schroevendraaier verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daarnaast is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een bakwagen (gekentekend: [kenteken 1] ) en/of een of meerdere goederen uit voorgenoemde bakwagen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, een raam kapot heeft geslagen en/of de portier van de bakwagen heeft ontzet en/of losgewrikt en/of vervolgens de auto is ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 februari 2023 te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een bakwagen (gekentekend: [kenteken 1] ) en/of goederen uit voorgenoemde bakwagen, die aan [benadeelde] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, een raam kapot heeft geslagen van de bakwagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2023 (dossierpagina’s 8 en 9) voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Op 17 februari 2023, heb ik mijn bakwagen op de parkeerplaats van [horecagelegenheid] , [adres 3] , geparkeerd. Mijn bakwagen is een Mitsubishi met het kenteken [kenteken 1] . Ik parkeerde mijn bakwagen hier afgelopen vrijdag onbeschadigd, op slot en met een extra stuurslot, op genoemde locatie.
Vannacht (het hof begrijpt: op 20 februari 2023) werd ik door [betrokkene] , [adres 2] , gebeld dat er ingebroken was in mijn bakwagen. Ter plaatse zag ik dat het rechter portier geopend was en dat de ruit vernield was.
U deelt mij mede dat op het kussentje op de bijrijdersstoel bloed zit. Dat is niet van mij en zat er niet op. Verder zie ik zo op het eerste oog dat het kapje van de zekeringkast, rechts naast de versnellingspook, losgetrokken is.
Ik zie dat wat losse spullen, welke in opbergvakjes lag, door de auto ligt. Dat was voor vandaag nog niet.
U ziet naast de bakwagen, rechterzijde tegen de schutting aan, op de grond een schroevendraaier liggen. Ik heb deze nu gezien en is niet van mij.
U checkte het linker portier en kunt deze zo openen. Deze was slotvast afgesloten en moet een van de daders ontgrendeld hebben aan de binnenzijde.
U checkt nu de rechterzijde en ziet dat het slot geforceerd is. Dat was niet zo. Ook de bekleding van deze deur zit helemaal los. Dat was nog niet.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2023 (dossierpagina’s 12 en 13) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 20 februari 2023 omstreeks 00:22 uur, kwam ik ter plaatse (het hof begrijpt: op [straat] te Sprang Capelle ). Op dat moment had collega [verbalisant 2] net een persoon staande, nabij de bakwagen. Ik hoorde collega [verbalisant 4] bevestigen dat dit een van de verdachte was waarop deze door collega [verbalisant 2] werd aangehouden. Dit bleek verdachte [medeverdachte 1] te zijn.
Op enig moment scheen ik met mijn zaklamp onder de bakwagen en zag toen een paar witte schoenen van het merk Nike, ter hoogte van het rechter achterwiel. Met luide stem en op niet mis te verstane wijze heb ik de verdachte gesommeerd om tevoorschijn te komen en zijn handen te laten zien. Ik zag dat de verdachte hieraan voldeed waarna ik hem heb aangehouden en hij door collega [verbalisant 4] werd geboeid. Later bleek dit verdachte [medeverdachte 2] (
het hof begrijpt telkens: [medeverdachte 2]) te zijn.
De melder, welke ook ter plaatse was, gaf aan ons door dat er mogelijk sprake was van een derde verdachte. Er zou ook nog een verdachte bij moeten zijn die een broek aan had die lichter van kleur was.
Collega [verbalisant 4] gaf portofonisch door dat verdachte [medeverdachte 2] uit vrije wil begon te verklaren dat hij daar was met [medeverdachte 1] en [verdachte] (
het hof begrijpt telkens [verdachte]).
Collega [verbalisant 3] had bij de begraafplaats, aan de [straat] , een personenauto zien staan voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Bij navraag bij het Operationeel Centrum bleek deze op naam te staan van [verdachte] .
Ik ben vervolgens naar het voornoemde voertuig gereden. Terwijl ik bij het voertuig stond zag ik dat er een persoon langs mij kwam gelopen. Ik zag dat deze persoon een lichtkleurige broek aan had en iets van een trainingsjack. Toen ik deze man aansprak herkende ik deze als de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik heb de laatste weken meerdere malen gesproken in verband met relatieproblemen met zijn (ex)vriendin. Hierop heb ik [verdachte] om 01:22 uur aangehouden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2023 (dossierpagina’s 14 en 15) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op maandag 20 februari 2023 ben ik teruggereden naar de [straat] in Sprang-Capelle .
Ik zag mijn collega motorrijder [verbalisant 4] ook aan komen rijden. We keken vervolgens naar een witte vrachtauto welke in de hoek stond op het terrein van horecagelegenheid [horecagelegenheid] .
Ik ben het terrein van [horecagelegenheid] opgereden. Ik zag voor mij collega motorrijder [verbalisant 4] achter een persoon aanrijden. De persoon voor hem rende richting een hoge heg. Ik zag nog net dat de persoon over een hoge heg klom aan de achterzijde van een witte vrachtauto.
Ik zag vervolgens op de parkeerplaats bij begraafplaats aan de [straat] een voertuig geparkeerd staan, zijnde een blauwe Peugeot 107 met kenteken [kenteken 2] . Deze stond op naam van [verdachte] , ambtshalve bij mij bekend.
Even later werd ook deze persoon aangehouden op de [straat] . Toen ik deze [verdachte] zag, moest ik meteen denken aan de jongeman die over de heg was geklommen achter het betrokken vrachtwagentje. Ik herkende zijn trainingsvestje aan de drie kleuren zwart/grijs en wit.
De ruit van dit vrachtwagentje aan de bijrijderskant was ingeslagen, ook lag er een
schroevendraaier op de grond. Er was veel schade aan de binnenzijde van het voertuig,
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2023 (dossierpagina’s 16 en 17) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 20 februari 2023 reed ik per herkenbare dienstmotorfiets en was in uniform gekleed.
Omstreeks 00.10 uur zag ik een melding binnenkomen van een heterdaad (poging) diefstal vrachtwagen. De locatie betrof de [straat] te Sprang-Capelle .
Omstreeks 00.14 uur kwam ik ter hoogte van de parkeerplaats en zag een manspersoon vanaf de parkeerplaats borrelrestaurant [horecagelegenheid] , en de hoek waar een witte vrachtwagen geparkeerd stond, het fietspad opgelopen kwam en in mijn richting gelopen kwam. Ik zag dat de man bij het zien van mij direct keerde en wegrende opnieuw de parkeerplaats op. Ik zag dat hij om de vrachtwagen heen rende en aan de achterzijde van deze vrachtwagen over de schutting klom. Ik zag dat de verdachte een licht kleurige broek droeg, zwarte schoenen aan had, tussen de 20 en 25 jaar oud was en een Arabisch uiterlijk had.
Niet veel later hoorde ik collega [verbalisant 2] via de portofoon doorgeven dat hij een persoon aangehouden had welke ter plaatse op het parkeerterrein liep. Ik hoorde collega [verbalisant 2] doorgeven dat dit [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt telkens [medeverdachte 1]) [medeverdachte 1] betrof.
Vervolgens hoorde ik hondengeleider, [verbalisant 1] , doorgeven dat hij zicht had op een manspersoon welke onder de betreffende vrachtwagen lag en zich hier verscholen hield. Ik kwam ter plaatse en heb samen met collega [verbalisant 1] deze verdachte aangehouden. Deze verdachte gaf op [medeverdachte 2] te zijn.
Hij deelde mij het volgende mede:
* dat hij woonachtig is op het AZC in Ter Apel.
* dat ze vanavond hier met 3 personen aanwezig waren.
* dat [medeverdachte 1] welke ook aangehouden was in het dienstvoertuig bij collega [verbalisant 2]
zat hierbij betrokken was.
* dat de 3e verdachte de broer van [medeverdachte 1] betrof en [verdachte] heette.
* dat hij de broertjes [verdachte] via de PI in Grave heeft leren kennen.
* dat ze met de auto van [verdachte] hier naartoe gekomen waren en dat [verdachte] deze iets verderop geparkeerd had op een parkeerplaats. Hierbij wees de verdachte naar de parkeerplaats van de begraafplaats aan de [straat] . Hier stond reeds collega [verbalisant 1] bij.
* dat de auto van [verdachte] een Peugeot betrof.
* dat hij niet in de vrachtwagen heeft gezeten en dat [verdachte] voor mij gevlucht was en over de schutting was geklommen.
* dat hij graag wilde meewerken omdat hij hier verder niets mee te maken wilde hebben.
Ik deelde deze informatie aan de collega's mede en hoorde van de getuige dat het inderdaad totaal 3 personen betroffen. De 3e verdachte, welke wij nog niet hadden, zou een licht kleurige broek aan hebben. Dit had de getuige op zijn camera's kunnen zien. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hadden geen lichtkleurige broek aan.
Op de parkeerplaats werd een blauwe Peugeot 107 aangetroffen welke op naam van [verdachte] stond. Niet veel later werd door collega [verbalisant 1] [verdachte] aangehouden welke aangetroffen werd op de parkeerplaats.
Later kreeg ik van collega's een foto met het kledingsignalement van [verdachte] . Deze kwam overeen met de persoon welke voor mij gevlucht was en over de schutting was geklommen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2023 (dossierpagina’s 19 en 20) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 20 februari 2023 bekeek ik de beelden van de poging diefstal van voertuig. Deze beelden zijn van 20 februari 2023 om 00.00.14 uur en afkomstig van [adres 2] .
Om 00.02.58 uur zie ik rechts in beeld over het fietspad een man lopen met lichte broek, zwarte jas en een sigaret in zijn mond en zwarte schoenen. Tijdens het lopen trekt de man zijn capuchon over zijn hoofd, deze is licht van kleur. Deze man komt qua kledingsignalement overeen met verdachte [verdachte] .
Om 00.03.28 uur is verdachte 3 bij de bakwagen. Hij loopt aan de rechterzijde langs de
bakwagen en de heg in.
Om 00.04.10 zie ik verdachte 1 en verdachte 2 links in beeld. Verdachte 2 steekt de
openbare weg over en loopt naar de bakwagen. Ik zie dat verdachte 2 voorlangs de
bakwagen loopt, langs de linkerzijde en verdwijnt uit beeld.
Om 00.04.53 uur zie ik het licht aangaan in de bakwagen. Ik zie verdachte 2 voorlangs de
bakwagen lopen en loopt via de rechterzijde langs de heg naar het rechterportier. Om
00.04.59 uur zie ik rechts in beeld verdachte 1 aan de overzijde van de weg en loopt richting
de bakwagen. Hij loopt langs de bakwagen over het fietspad en blijft halverwege staan, dit
is zo'n 10 meter van de bakwagen vandaan.
Om 00.05.23 uur zie ik verdachte 2 tussen de heg en de bakwagen tevoorschijn komen en
kijkt in de richting van verdachte 1. Ik zie verdachte 2 naar verdachte 1 lopen naar de
bakwagen. Na enkele stappen loopt hij richting de heg en lijkt het of dat verdachte 1 urineert tegen de heg. Ik zie verdachte 2 voor de bakwagen wat heen en weer bewegen en richting verdachte 1 kijken, dan loop hij weer terug via de heg en de bakwagen in. Ik zie verdachte 2 om 00.05.56 uur naar de bakwagen lopen en tussen de heg en bakwagen verdwijnen. Dit is bij de rechterportier van de bakwagen.
Om 00.06.49 uur zie ik verlichting in de cabine van de bakwagen en zie ook een persoon in de cabine zitten. Het licht gaat heen en weer in de cabine.
Om 00.13.44 uur zie ik dat er vanuit de rotonde (rechts in beeld) een politie-auto
komt langsgereden. En rijdt richting het politiebureau (links in beeld). Naderhand
blijkt linker hier verbalisant [verbalisant 3] in te rijden. Als deze is gepasseerd zie ik naast het
het portier van de bakwagen verdachte 1 staan en loopt langs de bakwagen en hek richting het politiebureau. Ik zie dan links in beeld een politiemotorrijder komen en rijdt naar verdachte 1. Tevens zie ik onderaan het beeld een man in beeld komen, wat achteraf blijkt de melder/getuige te zijn.
Verdachte 1 ziet de politiemotorrijder en draait om en rent weg langs de bakwagen
naar de achterzijde. Ik hoor de politiemotorrijder roepen dat hij moet blijven staan. Dan zie ik vervolgens een politieauto links in beeld aan komen rijden en stop zijn
dienstvoertuig naast de bakwagen. De melder/getuige zwaait met zijn handen naar de
richting waar de verdachte 1 naartoe is gerend. De politiemotorrijder loopt naar de voorzijde van de bakwagen en roept naar de getuige/melder of hij verderop wil kijken.
Verdachte 1 betreft: [verdachte]
Verdachte 2 betreft: [medeverdachte 2]
Verdachte 3 betreft: [medeverdachte 1]
6. het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 februari 2023, dossierpagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Ik was thuis en hoorde stemmen. Ik keek uit het raam. Ik zag dat 2 mannen aan de overkant stonden en 1 man stond aan de kant van mijn huis. Dit vond ik verdacht. Ik woon tegenover het huis waarop een parkeerplaats een bakwagen Mitsubishi met kenteken [kenteken 1] geparkeerd staat. Ik zag dat de 3 mannen naar de auto liepen dat was rond 12.10 uur. Toen de mannen bij de auto stonden hoorde ik een soort gerommel. Toen zag ik dat het licht in de auto aanging. Ik zag dat een man de bestuurderskant openmaakte.

7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 februari 2023 (dossierpagina’s 71-76), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] :

V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
O: Je bent vannacht aangehouden in verband met een poging diefstal in vereniging uit een bakwagen in Sprang-Capelle.
V: Wat kun je hier zelf over verklaren?
A: Meneer zegt, kom ga mee, we gaan stelen.
V: Over wie hebben we het dan?
A: Hij heet [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt telkens [medeverdachte 1]).
V: Met wie was je gisteren?
A: Met zijn drieën. Hij en zijn broer.
V: Je bedoeld [verdachte] ?
A: Ja.
V: Hoe is dat dan gisteren gegaan?
A: Hij heeft glas gebroken van een bestelwagen. Ik weet niet wat hij zou stelen. Met hij bedoel ik [medeverdachte 1] .
V: Jij werd vannacht aangetroffen op de [straat] te Sprang-Capelle , hoe was jij daar?
A: Met de auto. Blauwe Peugeot.
A: Wie reed er?
A: [verdachte] .
V: De auto wordt geparkeerd en wat is er toen gebeurd?
A: Dus hij ging als eerste, hij had een schroevendraaier, en hij ging recht op de wagen af en hij had het raam verbroken.
V: En toen?
A: Toen stapte hij erin en ging wat zoeken, ik weet niet wat.
V: Waar was jij op dat moment?
A: Ik was met zijn broer en toen gingen we samen.
V: Wat bedoel je?
A: Ik ging met zijn broer. [medeverdachte 1] riep zijn broer dat hij hem moest helpen en die ging erheen.
V: Waar bleef jij?
A: Ik ging met hem mee.
V: Ben jij zelf in de bakwagen geweest?
A: Nee ik ben er niet in geweest. Ik moest alleen het verlichten voor hem met een telefoon.
V: Waar was [verdachte] ?
A: Die verstopte zich in een bosje.

8. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 februari 2023 (dossierpagina’s 77-80), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] :

O: We willen jou graag camerabeelden laten zien.
V: Kun jij ons vertellen wat je ziet op deze beelden?
A: De persoon die ik op 03:04 voorbij zie lopen, dat is [verdachte] (
het hof begrijpt telkens [verdachte]). De mannen die kort daarna aan de overkant voorbij lopen zijn [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt telkens [medeverdachte 1]) en ik. Ik stak zelf de straat over omdat ik niet met [medeverdachte 1] mee wilde lopen. [medeverdachte 1] liep alleen door naar de vrachtwagen. [medeverdachte 1] gaat daar ramen breken. Op 4:15 zie ik mezelf en [verdachte] voorbij lopen. [verdachte] zei tegen mij dat hij terug moest gaan naar zijn broer. [verdachte] is de persoon die het dichtbij staat in beeld. Op 05:00 zie ik dat [medeverdachte 1] mij heeft gevraagd om [verdachte] te roepen. En [medeverdachte 1] heeft daar de ruit van de vrachtwagen stuk gemaakt. Op 05:50 zie ik [verdachte] ook naar de vrachtwagen toe lopen.
V: Op 07:20 zien we iemand met een lichtje in de vrachtwagen schijnen. Weet je wie dat is?
A: Dat is [verdachte] . Hij is op zoek naar de papieren van de vrachtwagen. [medeverdachte 1] heeft de ruit stuk gemaakt. [medeverdachte 1] heeft de stoel van de vrachtwagen stuk gemaakt. En hij heeft zich bezeerd aan de glasscherven. Daardoor had hij een snee in zijn hand, waardoor er ook een bloedspoor is achter gebleven in de vrachtwagen. Dat bloed wat er in ligt is van [medeverdachte 1] . De snee zat in zijn hand.
V: Wat gebeurde er toen de politie eenmaal aan kwam?
A: [verdachte] is weggerend en hij is over een muur heen geklommen daar bij de bomen. Ik was zelf in de laadruimte en [medeverdachte 1] was in de vrachtwagen in de cabine.

9. Het proces-verbaal vooronderzoek lab (dossierpagina’s 35-36), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :

In verband met een onderzoek naar een vermoedelijke poging tot diefstal uit/vanaf
andere vervoermiddelen te Sprang-Capelle werd op 22 februari 2023 door ons een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendrager:
SIN AAOL3073NL
Object beddegoed (kussen)
Onderzoek beddegoed (kussen) met SIN AAOL3073NI
Wij zagen op één zijde twee rood/bruine vegen op de linkeronderhoek. Een stuk van ongeveer één centimeter bij één centimeter van de bloedveeg werd op de linkeronderhoek uitgesneden. Deze bemonstering werd veiliggesteld, gewaarmerkt met het
SIN AAQG3106NL
Relatie met SIN AAOL3073NL
Spooromschrijving Bloed

10. Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Sprang-Capelle op 20 februari 2023 d.d. 17 maart 2023, opgemaakt door Ing. S. Tuinman, inhoudende:

Tabel 1 Resultaten interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en omschrijving AAQG3106NL#01 bloed
DNA-profiel van een man
Celmateriaal kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1]
Matchkans kleiner dan één op één miljard.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota – kort gezegd, aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte als pleger is betrokken bij het tenlastegelegde, nu de verdachte het tenlastegelegde heeft ontkend en uit het dossier niet kan volgen dat de verdachte heeft geprobeerd iets te stelen, noch dat hij een raam heeft vernield of een portier heeft ontzet. Voorts kan niet worden vastgesteld dat sprake zou zijn van medeplegen omdat de handelingen van de verdachte geen wezenlijke bijdrage aan het delict hebben geleverd en de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] onbetrouwbaar zijn. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een poging tot diefstal door middel van braak/verbreking heeft gepleegd, noch dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, aldus de verdediging.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 februari 2023 kreeg de politie melding van een poging tot diefstal van een vrachtwagen. De melder had bij die vrachtwagen drie personen gezien. Van dit gemelde incident zijn camerabeelden die door de politie zijn beschreven. Uit die beschrijving volgt dat drie personen, waarvan 1 persoon zich onderscheidt door een lichte(re) broek, zich in de directe nabijheid van deze vrachtwagen (ook wel bakwagen genoemd) bevonden. Op enig moment is op beeld te zien dat een licht in de bakwagen aangaat. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat op het moment dat licht in de cabine zichtbaar is [verdachte] op zoek is naar de papieren van de vrachtwagen. Zodra de politie ter plaatse komt is op beeld te zien dat de persoon met de lichtere broek wegrent. Verbalisant [verbalisant 8] ziet een persoon met een lichtere broek over een schutting klimmen. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart direct na zijn aanhouding dat de derde persoon verdachte betreft, dat deze was gevlucht en over een schutting was geklommen en dat zijn auto op de parkeerplaats van de begraafplaats staat. Verdachte werd even later bij zijn auto op deze parkeerplaats aangetroffen en aangehouden. De verklaring van [medeverdachte 2] dat hij met verdachte en zijn broer op stap was en dat verdachte een lichtkleurige broek aan had en bij zijn vlucht over een schutting is geklommen vindt zijn bevestiging in de camerabeelden en de ter zake opgemaakte processen-verbaal van bevindingen zoals in het overzicht van bewijsmiddelen is opgenomen. Gebleken is voorts dat een ruit van de bijrijdersportier is ingeslagen en op de bijrijdersstoel bloed van de broer van de verdachte is aangetroffen. Ook dit strookt met hetgeen medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard, in dit geval over de broer van verdachte.
De verklaring van de verdachte dat hij ter plaatse was omdat hij net een vriend zou hebben weggebracht en dat hij (inmiddels) te dronken was om terug te rijden en daarom terugliep acht het hof, bij afwezigheid van enig geloofwaardig aanknopingspunt hiervoor, dan ook niet aannemelijk geworden.
Het hof is van oordeel dat het verweer van de verdediging zijn weerlegging vindt in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven. In tegenstelling tot hetgeen door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] , nu deze verklaringen op essentiële punten ondersteuning vinden in de overige bewijsmiddelen.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachten die avond met zijn drieën waren en onmiskenbaar het plan hadden om te gaan stelen. De verdachte heeft de medeverdachten met de auto naar de locatie gebracht, de broer van de verdachte heeft een ruit ingeslagen, de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft licht in de cabine geschenen en de verdachte heeft op dat moment naar autopapieren in de bakwagen gezocht. Het hof merkt daarbij op dat het, gelet op het feit dat er gezocht is naar autopapieren, kennelijk de bedoeling van de verdachte en zijn mededaders was om niet alleen goederen maar ook de bakwagen mee te nemen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de bewezen verklaarde poging tot diefstal in vereniging. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde bewezen.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft het hof verzocht om aan de verdachte een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal in vereniging door met zijn mededaders een ruit van een bakwagen te vernielen, het slot te forceren en vervolgens de wagen te betreden met de bedoeling de wagen en/of een of meer van de daarin aanwezige goederen weg te nemen. De verdachte heeft daardoor het eigendomsrecht van de eigenaar geschonden en financiële schade en overlast veroorzaakt. Enkel door de alertheid van een getuige, die de politie heeft gealarmeerd, zijn de verdachte en zijn mededaders op heterdaad betrapt en hebben zij het feit niet kunnen voltooien.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 december 2023 waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. Deze feiten dateren evenwel van relatief lang geleden (2015 en eerder).
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof – met de politierechter en de advocaat-generaal – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan of voorbereid.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.522,74 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 522,74 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De vordering is daardoor, van rechtswege, alleen voor het toegewezen gedeelte van de vordering aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De benadeelde heeft de door hem geleden schade met de factuur d.d. 27 februari 2023 genoegzaam onderbouwd. De in rekening gebrachte BTW komt niet voor vergoeding aanmerking, aangezien de benadeelde partij die als ondernemer kan verrekenen, zodat in zoverre geen sprake is van schade. Het hof zal dit deel van de schadepost, ter hoogte van € 90,72, dan ook afwijzen.
Ten aanzien van het toegewezen bedrag ter vergoeding van de materiële schade zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de factuurdatum, derhalve vanaf 27 februari 2023.
De verdachte zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Het hof stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu de verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partij hoofdelijk (naar burgerlijk recht) aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 432,02. De verdachte en zijn mededaders zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurthet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Schroevedraaier (Omschrijving: G2562499);

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 432,02 (vierhonderdtweeëndertig euro en twee cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 432,02 (vierhonderdtweeëndertig euro en twee cent) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 februari 2023.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. H.A.T.G. Koning en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 8 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. L.C.J.M. Hillebrandt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2023044705 in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] , bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, gesloten op 12 maart 2023, doorgenummerde dossierpagina's 1-109.