[geïntimeerde] vordert een verklaring voor recht dat ten laste van het perceel aan de [adres 2] ten behoeve van het perceel aan de [adres 1] door verjaring een (recht van) erfdienstbaarheid van overpad is verkregen en ontstaan om door de brandgang heen te lopen. Het is daarmee ingevolge het bepaalde in artikel 150 Rv aan [geïntimeerde] om te stellen en zo nodig - bij betwisting - te bewijzen dat zij en haar rechtsvoorgangers gedurende 20 jaren het bezit van een erfdienstbaarheid hadden.
[geïntimeerde] heeft haar stelling onderbouwd door het overleggen van verschillende verklaringen (producties 7 en 12 bij dagvaarding, en productie 14 bij de brief aan de rechtbank van 28 maart 2022). In de verklaring van [persoon A] , zijnde de zoon van de vorige eigenaar van [adres 1] , staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) Naar mijn weten bestaat de achter uitgang als zo lang als ik leef (18-01-1965). In ‘t verleden werd de kolengruis uit de kachel van oma in de brandgang gegooid door alle aangesloten woningen. Mijn oma woonde op [adres 1] . Wij zelf aan de overkant [adres 5] . Wij zijn van jong af aan, zeer vaak langs de achterzijde de tuin ingegaan. Achterzijde is nooit afgesloten geweest. (…) M.b.t. het gebruik:
-
vluchtweg bij calamiteit
-
huis-, tuin en keuken activiteiten
bv: kliko, fietsen, verbouwingsactiviteit
* mijn vader heeft in ’t verleden de brandgang verhard/bestraat achter woning [adres 1] + [adres 3] . (…)”
In de verklaring van [persoon B] , zijnde de overbuurman van [geïntimeerde] , staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) Ik ben in de [straatnaam 1] geboren op [geboortedatum] op nummer [adres 6] . En ik woon sinds 1-5-06 ben ik terug komen wonen in de [adres 7] . M.b.t. het bestaan sinds: Ik weet niet anders dan dat de poort / brandgang gebruikt werd als achterom [adres 1] en [adres 3] . Mijn opa en oma hebben altijd op [adres 1] gewoond en daarna woonden mijn oom en tante van mij. (…) het zal ± 80 jaar volgens mijn weten een achterom is geweest van [adres 1] en [adres 3] . (…)”
In de verklaring van familie [Y] , zijnde de overburen van [geïntimeerde] , staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) De brandgang aan de [straatnaam 2] is al mensenheugenis open geweest. (…) Zeker 3 generatie’s is ons bekend werd hij altijd gebruikt ook door de vorige bewonder [persoon B] en [persoon C] van [adres 1] en [adres 3] . (…) Alle bewoners hadden toegang ook moest hij open blijven voor brandveiligheid ook bij ons [adres 8] . (…)”
In de verklaring van [persoon E] , zijnde voormalig bewoner van [adres 4] , staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) De brandgang werd gebruikt op de volgende wijze (bijv. te voet, iets, met container, met kruidwagen etc.): op alle genoemde manieren.
Eventuele toelichting:
Ik heb van 1998 tot 2009 op [adres 4] gewoond gedurende die periode is de brandgang altijd gebruikt door de bewoners van zowel [adres 1] als [adres 3] . (…)”
In de verklaring van [persoon F] staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“verklaart dat sinds 2006 bij zijn/haar weten door [geïntimeerde] en haar kinderen /en daardoor de vorige eigenaren van haar perceel ook door andere bewoners wiens perceel grenst aan de Brandgang (…), gebruik werd gemaakt van de Brandgang om van en naar haar/hun perceel van en naar de [straatnaam 2] te gaan. (..) Destijds toen het huis werd gekocht is de hele woonkamer en bijkeuken verbouwd. Al het afval werd via de tuin en brandgang d .m.v. kruiwagen afgevoerd. Ook is de tuin volledig aangepakt en is alles via de brandgang in en afgevoerd. Het materiaal voor de bouw van de dakkapel is via de brandgang aangevoerd. Het afval is wederom via de brandgang afgevoerd. Het zwarte zand voor de trampoline dat destijds in de tuin zat is via de brandgang afgevoerd. Daarnaast is wekelijks gebruik gemaakt van de brandgang om de afvalcontainer buiten te zetten aan de straat. Ook is er door het gezin en het toenmalige gezin van de buren op de hoek nummer 13 meermaals gebruik gemaakt van de brandgang om naar elkaar over te steken en bij elkaar op bezoek te gaan. (…)
In de verklaring van [vader van geïntimeerde] , zijnde de vader van [geïntimeerde] , staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) De brandgang werd gebruikt op de volgende wijze (…):
* tuinafval transport, ik verzorgde de achtertuin, t.w. grasmaaien en snoeien,
* fietsen achterom rijden voor regelmatige reparatie,
* kliko en andere vuilcontainers achterom naar de straat rijden
* ik had de buitenklink verwijder en ijzeren (verwijderbaar) balkjes aan de binnenzijde van de deur gemonteerd, om bij een open brandgang ongewenste inloop te voorkomen (…)”
In de verklaring van [moeder van geïntimeerde] staat, zijnde de moeder van [geïntimeerde] , geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) De brandgang werd gebruikt op de volgende wijze (…):
Containers achterom en terug wekelijks
Fietsen binnen/buiten aantal keren per maand, totdat poort afgesloten was.
Ben al jaren 4x per week in huis bij de kinderen en dochter met de huishoudelijke activiteiten van dien. (…)”