ECLI:NL:GHSHE:2024:1395

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
20-001345-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met inklimming

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1991 en thans verblijvende in P.I. Heerhugowaard, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot het terrein heeft verschaft door middel van inklimming. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar de verdachte heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis. De raadsman van de verdachte voerde echter een strafmaatverweer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, maar heeft het vonnis voor het overige bevestigd. De bewezenverklaring is verbeterd en aangevuld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een inklimming bij een bedrijf, waarbij gascilinders en kratjes zijn weggenomen.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en zijn positieve ontwikkeling. In plaats van een gevangenisstraf heeft het hof een taakstraf van 160 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft benadrukt dat de verdachte zelf verantwoordelijk is voor zijn daden en moet zorgen dat hij niet opnieuw in de fout gaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001345-22
Uitspraak : 22 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 2 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-191388-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Heerhugowaard te Heerhugowaard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld voor ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming’ (feit 1) en voor ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (feit 2) tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis integraal wordt bevestigd.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop het berust en behalve voor wat betreft de kwalificatie van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
Aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen behoeven, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering en aanvulling. Omwille van de leesbaarheid worden de bewijsmiddelen op de volgende wijze in hun geheel vervangen.
De bewezenverklaring door de eerste rechter komt uitsluitend te berusten op de hierna volgende bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2021188710, gesloten d.d. 28 juli 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , hoofdagent van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 81). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
Het hof volstaat ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2021, p. 8-9.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2021, p. 13.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 8 april 2024.
Verbetering van de bewijsoverwegingen
De bewijsoverwegingen van de politierechter behoeven verbetering, gelet op de bekennende verklaring van de verdachter ter terechtzitting in hoger beroep, met dien verstande dat thans met de volgende overweging kan worden volstaan.
De beslissing dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het hof stelt vast dat de kwalificatie van feit 1 niet volledig strookt met het bewezenverklaarde. Om die reden wordt die kwalificatie verbeterd en vervangen als volgt.
Het onder 1 bewezenverklaarde feit wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de verdachte in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf op te leggen.
Het hof overweegt als volgt
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een inklimming bij een bedrijf door daar over een hek te klimmen dat het terrein omheind en ter plaatse 14 gascilinders weg te nemen. Diezelfde nacht hebben zij bij hetzelfde bedrijf ook nog 166 kratjes weggenomen. Op deze wijze heeft de verdachte het eigendomsrecht van de eigenaar geschonden. Dergelijk handelen levert voor het bedrijf veel overlast, schade en ergernis op en hindert de bedrijfsvoering. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij uit financieel gewin heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit Justitiële Documentatie van 2 februari 2024, waaruit blijkt dat hij eerder vele malen, ook onherroepelijk voor soortgelijke, misdrijven is veroordeeld.
De ernst van de feiten en de recidive rechtvaardigen in beginsel de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf van vier maanden. Ter terechtzitting in hoger beroep is het hof echter gebleken dat de verdachte een positieve ontwikkeling lijkt door te maken. Zo is het hof gebleken dat de laatste recidive dateert van 2017. Daarnaast heeft de verdachte, getuige zijn bekennende verklaring, alsnog zijn verantwoordelijk voor de bewezenverklaarde feiten genomen. Al met al lijkt de verdachte op de goede weg en het hof wil hem een kans geven zijn leven blijvend een andere wending te geven zoals ook door en namens hem is bepleit. Verder is omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat hij licht verstandelijk beperkt is en dat hij in verband daarmee zeer beïnvloedbaar is. Dat zal een punt van aandacht zijn en blijven voor de verdachte. Het hof gaat er vanuit dat de verdachte, gelet op zijn verzoek aan het hof vertrouwen te stellen in de positieve ontwikkelingen die hij zelf in zijn leven in gang heeft gezet, daarmee goed rekening houdt door zich niet, dan wel zo min mogelijk, te begeven onder personen die deze kwaadwillende invloed op hem zouden kunnen uitoefenen. De verdachte is zelf verantwoordelijk voor zijn daden en zal zelf ervoor moeten zorgen dat hij niet meer in herhaling kan vallen.
Gelet op het voorgaande is een straf die meebrengt dat de verdachte gedetineerd raakt niet in zijn belang noch in dat van de samenleving. Het hof zal daarom in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf opleggen van aanzienlijke duur. Hiermee wordt alsnog tegemoetgekomen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Ten einde de verdachte te motiveren zich niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, zal het hof daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest naar de hierna te noemen maatstaf, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Kwalificeert het onder 1 tenlastegelegde feit als hiervoor vermeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voorgaande.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier,
en op 22 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Schiffers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.