ECLI:NL:GHSHE:2024:1388

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
20-002981-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met inklimming te Tilburg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van inklimming. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken en bepaalde dat bepaalde inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte moesten worden teruggegeven. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van de bewezenverklaring vroeg, maar een lagere straf eiste. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal. Het hof heeft de zaak onderzocht en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van inklimming, maar niet aan de primair tenlastegelegde diefstal.

Het hof oordeelde dat de verdachte op 12 september 2022 te Tilburg, door een gat in het hek van een milieustraat te klimmen, zich toegang had verschaft met de intentie om goederen te stelen. De verdachte werd aangetroffen in een zeecontainer met afgeknipte stroomkabels en andere goederen. Het hof sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde diefstal, maar achtte de poging tot diefstal bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij het hof rekening hield met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002981-22
Uitspraak : 22 april 2024
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 december 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-229907-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te 0000 (Land onbekend) op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming’ tot een gevangenisstraf van vijf weken. Voorts heeft de politierechter ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen de teruggave gelast aan de verdachte van de powerbank en het stuk koper verbeurdverklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te bevestigen voor wat betreft de bewezenverklaring en te vernietigen voor wat betreft de opgelegde straf en in zoverre opnieuw rechtdoende de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat dezelfde beslissingen worden genomen als in eerste aanleg.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 12 september 2022 te Tilburg, althans in Nederland, een hoeveelheid kabels en/of/althans een hoeveelheid koper(en leidingen) en/of een powerbank en/of gereedschap, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan de gemeente Tilburg, in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen kabels en/of/althans een hoeveelheid koper (en leidingen) en/of powerbank en/of gereedschap onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 september 2022 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om vanaf een milieustraat, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de gemeente Tilburg, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met zijn mededader(s), althans alleen, over het hek(werk) is geklommen en/of/althans de milieustraat door/over een hek heeft betreden en/of een of meer goederen onder zich heeft genomen en/of heeft klaargezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 september 2022 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om vanaf een milieustraat enig goed, dat aan de gemeente Tilburg toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming de milieustraat door een hek heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden zoals weergeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de primair tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal als de subsidiair tenlastegelegde poging daartoe. Daartoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het op hem aangetroffen stukje koper heeft gestolen en evenmin dat hij de bij een fiets aangetroffen elektriciteitskabels heeft gestolen. Voorts kan uit het enkele feit dat de verdachte in een container, zittende op een stuk witgoed, in de milieustraat is aangetroffen niet worden afgeleid dat sprake is van een poging tot diefstal. Voorts ontbreekt in het dossier iedere relatie met de verdachte onbekende diezelfde nacht aangehouden medeverdachte [medeverdachte] , die zelf heeft verklaard solo te handelen. Het betrof bovendien een groot terrein en niet kan worden uitgesloten dat daar meerdere personen actief waren, zoals ook op de camerabeelden te zien was.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 12 september 2022 wordt ’s nachts op de camerabeelden van de milieustraat te Tilburg gezien dat meerdere personen zich op het terrein bevinden. De verdachte en een medeverdachte worden vervolgens aangehouden.
De verdachte verklaart dat hij door een gat in het hek het terrein is binnengegaan. Hij werd door de politie aangetroffen op het terrein in een zeecontainer met afgeknipte stroomkabels, terwijl hij op een stuk witgoed zat en een powerbank en oud koperwerk in zijn jaszak had zitten. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat het koperwerk “mogelijk afkomstig is vanaf een koelkast”. Uit de aangifte blijkt dat bij het hek een fiets stond met daarbij in de omgeving plastic tassen met daarin elektriciteitskabels. De medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij een deel van de aangetroffen elektriciteitskabels heeft gestolen. Ook heeft deze medeverdachte verklaard dat hij alleen handelde.
Het hof kan niet op grond van het voorgaande vaststellen dat het koperwerk, de powerbank en de elektriciteitskabels die buiten het hekwerk klaar stonden door de verdachte zijn gestolen. Dat de verdachte in de zeecontainer met daarin afgeknipte stroomkabels is aangetroffen, gezeten op een stuk witgoed, met in zijn jaszak een powerbank en oud koperwerk dat “mogelijk afkomstig is vanaf een koelkast”, maakt dit niet anders. Hieruit blijkt immers niet, voor zover deze voorwerpen al aan de milieustraat zouden toebehoren, hetgeen het hof verder niet is gebleken, dat voornoemde voorwerpen (reeds) gestolen zijn, zodat van een voltooide diefstal (nog) geen sprake kan zijn. Nader onderzoek daarnaar is niet verricht.
Nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte enig goed van de milieustraat heeft gestolen spreekt het hof de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Ter zake het subsidiair tenlastegelegde stelt het hof vast dat de verdachte bij de milieustraat door een gat in het hek het terrein op is gekomen en is aangetroffen in een container met daarin witgoed en elektrische apparaten, terwijl het midden in de nacht was. Het aantreffen van de verdachte onder deze omstandigheden is naar uiterlijke verschijningsvormen aan te merken als een poging tot diefstal door middel van inklimming. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verklaring van de verdachte dat een vriend, genaamd [betrokkene] -niet zijnde medeverdachte [medeverdachte] , die verdachte niet zou kennen-, hem had gevraagd te helpen en dat hij dit heeft gedaan zonder dat hij wist wat de bedoeling was, onder de gegeven omstandigheden geen aannemelijke verklaring biedt voor zijn aanwezigheid daar, gelet op het tijdstip en de besloten plaats van aantreffen. Voorts vindt deze verklaring van de verdachte ook geen bevestiging in de resultaten van het opsporingsonderzoek, al was het maar omdat de identiteit van deze zogenoemde [betrokkene] de politie nimmer bekend is gemaakt noch geworden. Ook de verklaring van de verdachte dat hij door het gat van het hek is gegaan vanwege de komst van de politie om zich vervolgens in de zeecontainer te verstoppen, acht het hof volstrekt niet aannemelijk geworden. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm kan het dan ook niet anders dan dat de verdachte zich die nacht toegang tot het milieustation heeft verschaft door via een gat in het hekwerk naar binnen te klimmen en vervolgens op zoek te gaan naar goederen van zijn gading, waarbij hij werd gestoord en verrast door de komst van de gealarmeerde politie. Het procesdossier behelst in het verlengde hiervan niet de benodigde bewijsmiddelen om te kunnen komen tot het oordeel dat de tenlastegelegde poging tot diefstal met braak tezamen en in vereniging is gepleegd. De verdachte wordt voor dat deel dan ook vrijgesproken.
Gelet op de uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkende feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van inklimming.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte zijn leven op orde heeft, dat het al ruim vijf jaren geleden is sinds het laatste door hem gepleegde vermogensfeit in 2019 en dat het niet in zijn belang is om vast te komen zitten in verband met zijn werk. In verband daarmee heeft de raadsman verzocht te volstaan met een taakstraf. Subsidiair heeft de raadsman in verband met het tijdsverloop van de zaak verzocht de vordering van de advocaat-generaal te matigen.
Het hof overweegt het volgende.
De verdachte heeft geprobeerd goederen te stelen vanaf de milieustraat van de gemeente Tilburg, waarbij hij via een gat in het hek het terrein binnen is geklommen. Diefstal is een ernstig feit waarmee veel overlast wordt veroorzaakt, vooral in financieel opzicht. De verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de nadelige gevolgen daarvan, maar kennelijk slechts gedacht aan geldelijk gewin voor hemzelf. Dat het gebleven is bij een poging, is niet aan de verdachte te danken.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts acht geslagen op de inhoud van Justitiële Documentatie van 27 februari 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder, ook voor soortgelijke, misdrijven onherroepelijk is veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft bij dat oordeel ook gelet op de omstandigheden dat de verdachte eerder voor soortgelijke misdrijven onherroepelijk is veroordeeld. Diezelfde factoren maken dat een - als door de raadsman verzochte - taakstraf niet langer passend is en dat het hof – hoewel het niet tot een bewezenverklaring van het primair maar van het subsidiair tenlastegelegde feit komt – een straf gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden acht. In hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht heeft het hof geen aanleiding gezien de gevorderde straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van drie weken, passend en geboden.
Beslag
Blijkens de beslaglijst van 7 oktober 2022 en de kennisgeving van inbeslagneming van 12 september 2022 zijn er bij het opsporingsonderzoek twee voorwerpen in beslag genomen waarop nog een beslissing genomen dient te worden, te weten:
een stuk koper (goednummer 2502709);
een powerbank (goednummer 2502710).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat met betrekking tot deze voorwerpen dezelfde beslissingen worden genomen als die door de politierechter zijn genomen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat voornoemde voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen in de jaszak van de verdachte. Het hof kan op basis van het dossier niet vaststellen dat sprake is van een verband met het bewezenverklaarde feit of een soortgelijk feit. Het hof zal daarom gelasten dat het onder 1 genoemde stuk koper en de onder 2 genoemde powerbank aan de verdachte worden teruggegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een stuk koper (goednummer 2502709);
- een powerbank (goednummer 2502710).
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier,
en op 22 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Schiffers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.