ECLI:NL:GHSHE:2024:1386

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
20-000670-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een hennepteeltzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 26 januari 2023 was vrijgesproken van gekwalificeerde elektriciteitsdiefstal en veroordeeld tot een maand gevangenisstraf voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en handhaving van de straf. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen wettig bewijs was voor betrokkenheid bij de hennepteelt.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter, omdat deze niet voldeed aan de motiveringsvereisten van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte opzettelijk hennepplanten aanwezig heeft gehad. De verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij de feitelijke macht over de hennepplanten had.

De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het tweede feit en het hof spreekt de verdachte vrij van het eerste feit, omdat niet bewezen kan worden dat hij dit heeft begaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000670-23
Uitspraak : 22 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 januari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-245758-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van feit 2 (hof: tenlastegelegd was gekwalificeerde elektriciteitsdiefstal) en veroordeeld ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel’ (feit 1) tot een gevangenisstraf van een maand.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te vernietigen en de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde feit te veroordelen tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien komt het hof tot een andere beslissing dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 14 september 2020 te Boxmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan [adres 2] ) een (grote) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 220 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte bij de hennepteelt betrokken was en evenmin dat hij de hennep aanwezig heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de stukken uit het dossier, noch op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, kan worden vastgesteld dat de verdachte al dan niet met een ander of anderen handelingen heeft verricht met betrekking tot het telen van hennep. De vraag die resteert is of de verdachte al dan niet met een of meer anderen de hennepplanten aanwezig heeft gehad. Daarvan is sprake als de verdachte de feitelijke macht over de hennepplanten kon uitoefenen in de zin dat hij daarover kon beschikken. Daarvoor is onder meer van belang waar de hennepplanten zijn aangetroffen. Het hof stelt daaromtrent de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aan [adres 2] wordt op 14 september 2020 een hennepkwekerij aangetroffen. De verbalisanten hebben de bedrijfsruimte aan [adres 2] via de bovenwoning en vervolgens via een trap naar beneden en na het openen van een dichtgetimmerde tussendeur die toegang gaf tot een keukentje (en aldus niet via de voordeur) betreden en zagen in deze ruimte een (volgende) deur met daarop de tekst: “Magazijn”. Deze deur zat op slot. Nadat zij deze deur hadden opengebroken met een koevoet, kwamen zij uit in een ruimte met daarachter een houten deur, verstopt achter kartonnen dozen. Achter deze houten deur werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In totaal zijn 220 hennepplanten aangetroffen.
Vlak na de ontdekking van de kwekerij in het pand aan [adres 2] en ten tijde van het opstarten van het hiermee gepaard gaande schriftelijk werk zien verbalisanten de verdachte bij de voordeur staan met zijn handen bij het slot. Bij het zien van de politie, rende hij weg. Gebleken is dat met een van de sleutels die de verdachte bij zich had de voordeur kon worden geopend. De verdachte heeft verklaard dat hij daar was als klusjesman voor het inmeten ten behoeve van een schilderopdracht in de bedrijfsruimte, waar een lekkage was geweest. De sleutel van de winkel had hij eerder, op vrijdag 11 september 2020, gekregen. De politie had hij niet als zodanig herkend. Hij rende weg, omdat er binnen bedrijvigheid was, terwijl hij daar niemand verwachtte.
Wat daarvan ook zij en hoewel de overige omstandigheden verdacht zijn en de verdachte vaker met de Opiumwet -waaronder hennepteelt- in aanraking is geweest, kan het hof aan de hand van de stukken uit het dossier niet vaststellen dat de verdachte beschikte over een sleutel waarmee hij ook de -door de politie met een koevoet opengebroken- magazijndeur kon openen. Gelet daarop staat evenmin vast dat de verdachte over de achter die gesloten deur en de achter de vervolgens nog ‘verstopte’ houten deur aangetroffen hennepplanten kon beschikken. Voor de conclusie dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen biedt het onderzoek ter terechtzitting evenmin enig aanknopingspunt.
Gelet op het voorgaande kan niet worden bewezen dat de verdachte de aangetroffen hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad, zodat hij van het onder 1 tenlastegelegde feit integraal dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier,
en op 22 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Schiffers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.