ECLI:NL:GHSHE:2024:1365
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep omgangsregeling minderjarige na afwijzing verzoek voorlopige omgangsregeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek tot het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling met zijn minderjarige kind werd afgewezen. De man heeft een affectieve relatie gehad met de vrouw, de moeder van het kind, en zij zijn de ouders van de minderjarige, geboren in 2019. De man heeft het kind erkend, maar de vrouw oefent alleen het gezag uit en het kind woont bij haar. De man heeft sinds december 2021 geen contact meer gehad met het kind.
De man heeft op 3 oktober 2023 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 17 juli 2023, waarin de rechtbank het verzoek tot een voorlopige omgangsregeling afwees. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die in deze procedure is betrokken.
Het hof heeft overwogen dat er momenteel geen basis is voor het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling, omdat eerst duidelijkheid moet komen over de noodzakelijke KOPP/KVO training voor het kind. De raad heeft geadviseerd dat deze training eerst moet plaatsvinden voordat er gesproken kan worden over contactherstel. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat het belang van het kind voorop staat en er nog geen voldoende basis is voor omgang.
De beslissing van het hof is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de zorgen over het vaderbeeld en de huidige situatie van het kind zwaar hebben meegewogen. Het hof heeft partijen aangespoord om stappen te zetten in het vrijwillig kader, zoals door de raad geadviseerd, om de situatie te verbeteren.