In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap Hoppenbrouwers Techniek B.V. en [X.B.V.] over de waarschuwingsplicht van de onderaannemer in het kader van een aannemingsovereenkomst. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft de vraag of Hoppenbrouwers aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan zoals voorgeschreven in artikel 7:754 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat Hoppenbrouwers de verplichting had om [geïntimeerde] te waarschuwen dat een kabeldikte van 10mm2 onvoldoende was en dat zij dit ook had gedaan door het adviseren van 16mm2 kabels. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet in staat is geweest om het bewijs te leveren dat Hoppenbrouwers niet heeft gewaarschuwd, en dat de keuze voor 10mm2 kabels door [geïntimeerde] uit financiële overwegingen is gemaakt. Het hof vernietigde het eindvonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af, waarbij het ook de proceskosten aan de zijde van Hoppenbrouwers toekende.