Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het V-formulier van de advocaat van de vader van 8 maart 2024 met bijlagen;
- het V-formulier van de advocaat van de vader van 12 maart 2024 met bijlagen.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
De vader woont bij [woonvoorziening ] , dat is een voorziening voor begeleid wonen op basis van een indicatie die aan hem is verleend. Hij heeft geen woonlasten, omdat daarvoor een deel wordt ingehouden op zijn uitkering. In de periode van [geboortedatum] 2022 tot november 2022 dient het hof te rekenen met een inkomen uit de zogenaamde zak- en kleedgeld uitkering van € 345,- per maand, daarna met een inkomen van € 0,-.
De gemeente heeft namelijk de uitkering van de vader in november 2022 stopgezet, omdat hij werd geacht in te teren op de transitievergoeding die hij had ontvangen van zijn voormalige werkgever [werkgever] De vader was met de gemeente overeengekomen dat hij zijn schulden (totaal € 5.731,08) met het bedrag van de transitievergoeding zou aflossen en hij hierdoor ook eerder zou zijn ingeteerd en dan dus ook weer eerder aanspraak zou kunnen maken op de bijstand. Uiteindelijk heeft de vader de transitievergoeding niet gebruikt om zijn schulden af te lossen.
De vader heeft in december 2022 het geld dat over was (hij weet niet hoe hoog dit bedrag was) aan zijn ouders overgemaakt en zijn ouders geven hem daar af en toe € 100,- van als hij hierom vraagt. Omdat de vader niet zijn schulden heeft afgelost met de transitievergoeding, heeft de gemeente besloten dat de interingstermijn dient te worden verlengd. De vader kan nu pas vanaf januari 2024 weer bijstand aanvragen. Hij heeft de afgelopen periode geen inkomen gehad, terwijl de transitievergoeding al op was. Hierdoor zijn er weer nieuwe schulden ontstaan. Het [bedrijf 2] is de grootste schuldeiser. Het [bedrijf 2] kan niet incasseren, omdat er geen inkomen is. De begeleiding van de vader helpt hem bij de aanvraag voor een onderbewindstelling van zijn goederen. Het bewind zal waarschijnlijk binnenkort worden uitgesproken. De vader heeft zijn administratie (waaronder bankafschriften) niet op orde. De bewindvoerder zal meer duidelijkheid krijgen over de status van het [bedrijf 1] -traject en het moet uitgezocht worden of hij een Wajong-uitkering kan krijgen. Er kan niet langer van hem worden verlangd dat hij de eerder vastgestelde bijdrage blijft voldoen.
De vader heeft geen of slechts een minimale draagkracht en doet een beroep op de aanvaardbaarheidstoets. De vader heeft volledige inzage gegeven in zijn financiële situatie, zodat zijn verzoek voor toewijzing gereed ligt. Op vragen van het hof heeft de vader tot slot verklaard dat hij niet solliciteert op de functies die hij volgens het [bedrijf 1] zou kunnen vervullen, omdat ‘alles nog loopt’.
5.De motivering van de beslissing
De vaststellingsovereenkomst met [werkgever] van 20 september 2022 (die niet door de vader is ondertekend) doet vermoeden dat aan hem een bruto transitievergoeding is toegekend van € 13.626,-, te vermeerderen met € 750,- aan advocaatkosten, € 1.838,87 bruto aan verlofuren en € 764,95 bruto aan vakantiegeld. Het is onduidelijk welk bedrag de vader daadwerkelijk heeft ontvangen van [werkgever] , omdat hij geen bankafschriften heeft overgelegd. Dat de vader een deel van deze transitievergoeding aan zijn ouders heeft overgemaakt, die hem hiervan structureel geld geven, blijkt ook niet uit te stukken. Zelfs de omstandigheid dat hij geen woonlasten heeft, omdat zijn woonplek bij [woonvoorziening ] op basis van een indicatie is geregeld, blijkt niet uit de stukken. Al met al kan het hof, net als de rechtbank, niet vaststellen er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, zodat deze grief faalt.
Een andere keuze die het hof hem aanrekent, is dat de vader tot op heden zijn resterende verdiencapaciteit niet probeert om te zetten in een baan en inkomsten, zodat hij de onderhoudsverplichting voor zijn dochter kan nakomen. Uit de brief van het [bedrijf 1] van 22 juli 2022 blijkt dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 23,65%. Het [bedrijf 1] acht de vader capabel om te werken als productiemedewerker industrie, controleur, tester elektrotechnische apparatuur, wikkelaar en medewerker tuinbouw. De vader heeft hierover verklaard dat hij niet solliciteert ‘omdat alles nog loopt’. Dat hij voor behoud zijn bijstandsuitkering niet wordt verplicht om te solliciteren, ontslaat hem niet van zijn verplichting om zich in te spannen een inkomen te verwerven om zijn alimentatieverplichting richting zijn dochter na te komen. Van de vader wordt als alimentatieplichtige ouder een actievere houding verwacht.