ECLI:NL:GHSHE:2024:1331

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
200.332.076_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens ontbreken van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.V.M. van den Hoven, heeft geen grieven ingediend tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 24 mei 2023 was gewezen. Het hof had eerder, in een tussenarrest van 31 oktober 2023, een mondelinge behandeling gelast, maar deze vond niet plaats omdat de advocaat van de appellant zich had onttrokken. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor het aanstellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger, maar ook op de daaropvolgende zittingen heeft de appellant geen nieuwe vertegenwoordiger gesteld en zijn er geen grieven ingediend. Hierdoor heeft het hof vastgesteld dat het recht van de appellant om grieven in te dienen is vervallen.

Het hof heeft geoordeeld dat de appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, omdat hij geen grieven heeft aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep. Tevens is de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 2.135,-- aan griffierecht en € 607,-- aan salaris advocaat. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 april 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.332.076/01
arrest van 16 april 2024
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.V.M. van den Hoven te Breda (onttrokken),
tegen
Aquaviro B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.P.M.A.H. Coppens-Roks te Bergen op Zoom,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 31 oktober 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, onder zaaknummer 10084390 \ CV EXPL 22-2666 gewezen vonnis van 24 mei 2023.

5.Het verloop van de procedure

5.1.
In het tussenarrest van 31 oktober 2023 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast op 11 januari 2024. Deze mondelinge behandeling is niet gehouden omdat de advocaat van appellant zich heeft onttrokken.
5.2.
De zaak is op 16 januari 2024 vervolgens naar de rol van 23 januari 2024 verwezen voor het stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger appellant. Hierbij is aangegeven dat, indien zich geen nieuwe procesvertegenwoordiger stelt, twee weken uitstel wordt verleend voor deze proceshandeling en het nemen van de memorie van grieven (ambtshalve peremptoir).
5.3.
Op de rol van 6 februari 2024 heeft zich geen nieuwe procesvertegenwoordiger gesteld en zijn de grieven niet genomen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen van 20 februari 2024 voor het wederom stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger en het nemen van de memorie van grieven. Hierbij is tevens aangegeven dat het een laatste termijn betreft.
5.4.
Op de rol van 20 februari 2024 heeft zich geen nieuwe procesvertegenwoordiger gesteld en zijn de grieven niet genomen. De rolraadsheer heeft vastgesteld dat het recht van appellant om de memorie van grieven te nemen is vervallen, omdat die proceshandeling niet binnen de daarvoor gestelde termijn is verricht en daarvoor geen nader uitstel is verkregen. De rolraadsheer heeft van dat feit aan de wederpartij akte van niet-dienen verleend.
5.5.
Geïntimeerde heeft vervolgens op de rol van 5 maart 2024 bij H10-formulier het hof verzocht arrest te wijzen.

6.De beoordeling

6.1.
Nu appellant tegen het vonnis waarvan beroep geen grieven heeft aangevoerd, kan hij in het hoger beroep niet worden ontvangen. Hij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
6.2.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal appellant worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

7.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 2.135,-- aan griffierecht en op € 607,-- aan salaris advocaat (1/2 punt liquidatietarief II);
verklaart de kostenveroordeling in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 april 2024.
griffier rolraadsheer