ECLI:NL:GHSHE:2024:1297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
20-000034-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep inzake ontucht met een minderjarige prostituee

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor ontucht met een minderjarige die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer heeft gewogen. De verdachte ontkende dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden en stelde dat hij dacht dat het om een rollenspel ging. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen. Het hof heeft de opgelegde straf gematigd tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. De vordering van de benadeelde partij werd door het hof afgewezen, omdat er sprake was van uitgebreide problematiek bij de benadeelde en meerdere betrokkenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000034-22
Uitspraak : 28 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 23 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-880016-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De benadeelde partij [slachtoffer] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen met betrekking tot de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft:
  • primair vrijspraak bepleit;
  • subsidiair, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld;
  • met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
o primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering;
o subsidiair bepleit dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen;
o meer subsidiair bepleit dat de schadevergoeding aanzienlijk wordt gematigd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust:
  • met aanvulling en verbetering van gronden;
  • met aanvulling van de overwegingen omtrent de strafbaarheid van de verdachte;
  • met uitzondering van de opgelegde straf;
  • met aanvulling van de overwegingen met betrekking tot de benadeelde partij;
  • met aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Aanvulling bewijsmiddelen
Het hof vervangt de verklaring van de verdachte bij de rechtbank, opgenomen als eerste bewijsmiddel op pagina 2 van het vonnis, door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 26 februari 2024, voor zover inhoudende:
Ik ben via de datingapp Tinder in contact gekomen met [slachtoffer] . We hebben via Tinder en later via WhatsApp contact met elkaar gehad.
U vraagt mij of het klopt dat ik op 27 juni 2019 in [locatie] in Eindhoven ben geweest.
Ja, ik ben daar binnen geweest.
U houdt mij de WhatsApp-berichten voor op p. 48 tot en met p. 52 van het dossier.
Het klopt wel dat die chatberichten van mij zijn. Hetgeen u mij voorhoudt zijn de chatberichten tussen mij en [slachtoffer] .
VervangingI bewijsoverwegingen
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Daartoe is, op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota, het volgende aangevoerd. De verdachte ontkent dat er gedurende de afspraak met [slachtoffer] seksueel contact heeft plaatsgevonden. De verdachte kreeg tijdens de chatberichten het idee dat sprake was van een rollenspel en speelde dit spelletje mee met [slachtoffer] . De intentie van de verdachte was een ontmoeting tot stand brengen om te kunnen daten en zo te kijken of zij bij elkaar pasten. De verdachte beschrijft dit als ‘daten is weten’. Toen uiteindelijk bleek dat het door [slachtoffer] besprokene in de chatgesprekken niet ging om een rollenspel maar om een seksafspraak, is door de verdachte direct zijn desinteresse uitgesproken. Daarbij heeft op geen enkele wijze enig seksueel contact tussen beiden plaatsgevonden. De verklaringen van [slachtoffer] , waarin zij zegt dat er wel seks heeft plaatsgevonden, zijn ongeloofwaardig en onbetrouwbaar.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet in hetgeen de raadsman in hoger beroep heeft aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] .
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat [slachtoffer] in de seksadvertentie heeft gelogen over haar werkelijke leeftijd en in eerste instantie een identiteitsbewijs dat niet van haar was aan de politie heeft getoond. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat zij over andere dingen, zoals de seksafspraak met de verdachte, ook heeft gelogen.
Het hof overweegt hierover het volgende. Dat [slachtoffer] over haar leeftijd loog, had gezien het procesdossier als reden om online een seksadvertentie (waarbij de minimumleeftijd van 21 jaar gold) te kunnen aanmaken en zo de seksafspraken vermeend legaal tot stand te brengen en – in het geval van het tonen van het ID-bewijs van haar zus – om inmenging en onderzoek van de politie met betrekking tot haar sekswerk te voorkomen. Zij is ook open over het feit dat zij daarover de klanten en de politie heeft misleid. Die leugens maken haar verklaring met betrekking tot het seksuele contact dat zij met de verdachte heeft gehad niet zonder meer onbetrouwbaar.
Het hof heeft bij het toetsen van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] op dit punt ook nog het volgende in aanmerking genomen.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] in zijn algemeenheid niet onnodig belastend heeft willen verklaren over de klanten. Zij heeft zelf nooit aangifte willen doen tegen de klanten. Uit haar verklaringen komt juist naar voren komt dat zij de strafrechtelijke consequenties voor de klanten als gevolg van deze zaak nimmer heeft gewild. In haar verklaring bij de raadsheer-commissaris spreekt zij zich hier duidelijk over uit. Zo verklaart ze dat ze het voor iedereen erg vindt, dat ze niemand een celstraf gunt, de zaak niet zelf heeft opgestart en niemand achter de tralies wilde krijgen en dat ze de risico’s voor zichzelf en de klant niet heeft ingezien. Naar het oordeel van het hof is in het licht van het bovenstaande niet aannemelijk geworden dat zij doelbewust en in strijd met de waarheid een onjuiste, voor de verdachte belastende, verklaring heeft afgelegd.
Voorts vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de verklaring van de verdachte dat er een fysieke ontmoeting heeft plaatsgevonden in [locatie] in Eindhoven. Maar vooral wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de WhatsApp-berichten, die onmiskenbaar waren gericht op het maken van een seksafspraak.
Evenals de rechtbank acht het hof de verklaring van de verdachte inhoudende dat er niet is betaald en er geen seks heeft plaatsgevonden, ongeloofwaardig. De WhatsApp-berichten lijken in de verste verte niet op een rollenspel. Het moet voor de verdachte van meet af aan duidelijk geweest zijn dat de intentie van [slachtoffer] niet gericht was op een normale date, maar dat sprake was van een betaalde seksdate met een prostituee, gelet op uitlatingen als “Voor 11 uur is pussy fresh”, “Heb al wat in prijs verlaagd (…) Ik heb liever niet dat iemand zijn laatste geld uitgeeft aan een dame voor gezelschap. Maar er hangt altijd een prijskaartje aan. Ik moet om 11 uur op mijn volgende afspraak zijn”, “Meestal boeken ze een hotel of wonen ze in Eindhoven zelf”. Wanneer de verdachte reageert met “Met hotel erbij wordt het 160, vind dat wel een beetje veel voor gezelligheid”, antwoordt [slachtoffer] “Sorry maar volgens mij komt er ook seks bij kijken? Daar betaal je voor hoor”, hetgeen de verdachte bevestigt: “Klopt”. Hierop geeft [slachtoffer] aan dat de verdachte [locatie] moet boeken. [1] Het is de verdachte die daarna even zijn twijfels uitspreekt omdat hij nog nooit “iets heeft gedaan tegen betaling”, maar uiteindelijk wordt de afspraak doorgezet en straalt zijn telefoon later die avond aan in de buurt van [locatie] .
Verder acht het hof ook appjes van de volgende dag van belang, wanneer ze er kennelijk over spreken dat de verdachte zijn vrienden zal vragen of zij interesse hebben in haar (voor een seksdate). De verdachte zegt toe dat hij erachteraan zal gaan, waarop [slachtoffer] zegt: “Maar mijn tarief is echt 150 euro he. Voor jou was uitzondering. Ik ga dat echt niet meer doen”. [2] Die opmerking wijst er naar het oordeel van het hof niet op dat de verdachte van de seksafspraak heeft afgezien en er alleen met elkaar is gepraat, zoals hij zelf verklaart, maar juist dat de seksafspraak is doorgegaan zoals afgesproken, maar voor een gereduceerd tarief, en dat ook daadwerkelijk is betaald. Dat sluit weer aan bij haar appje van de dag eerder om 16.09 uur, dat ze wat in prijs voor verdachte had verlaagd.
Hetgeen de verdediging overigens naar voren heeft gebracht, vindt in de inhoud van de bewijsmiddelen en in hetgeen hierboven is overwogen, zijn weerlegging.
Resumerend acht het hof, op grond van het voorgaande en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daartoe is, op gronden als nader verwoord in de pleitnota, aangevoerd dat de verdachte een beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld als gevolg van verschoonbare dwaling omtrent de leeftijd van het slachtoffer, [slachtoffer] . De verdachte is namelijk met [slachtoffer] in contact gekomen via een datingapp voor volwassenen (Tinder) en zij deed zich voor als meerderjarig. Bovendien heeft de verdachte nog naar haar leeftijd gevraagd. Onder de gegeven omstandigheden had er ter verificatie van haar leeftijd niet meer van de verdachte hoeven te worden verwacht.
Het hof overweegt als volgt.
De wetgever heeft in de delictsomschrijving van artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de leeftijd van de persoon die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, geobjectiveerd. Dat wil zeggen dat niet is vereist dat de verdachte wetenschap van of opzet op die leeftijd moet hebben gehad. Evenmin is vereist dat hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het om een minderjarige ging.
Wel is een beroep mogelijk op afwezigheid van alle schuld als gevolg van dwaling omtrent die minderjarigheid. Van een geslaagd beroep op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld kan slechts onder uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn. Daartoe is vereist dat verdachte in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt. Het hof is van oordeel dat, waar het gaat om ontucht met een minderjarige die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, relevant kan zijn of het gaat om een seksafspraak in het vergunde circuit (zoals een legaal bordeel of legale raamprostitutie) of in het niet-vergunde en daarmee illegale circuit.
In deze zaak gaat het om een seksafspraak in het niet-vergunde circuit. In zo’n geval kan, naar het oordeel van het hof, slechts dan sprake zijn van een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld als de verdachte zich persoonlijk heeft vergewist van de leeftijd van degene met wie hij een afspraak heeft, door om het identiteitsbewijs van die persoon te vragen en dat te controleren, in die zin dat de verdachte nagaat of de persoon die hij voor zich heeft degene is van wie het identiteitsbewijs is en vanzelfsprekend of die meerderjarig is. Ontoereikend is het controleren van andere bescheiden waarop een geboortedatum of leeftijd is vermeld, of het controleren van een kopie van een identiteitsbewijs, omdat die niet dienen ter verificatie van iemands identiteit en/of eenvoudig kunnen worden vervalst of nagemaakt. Verder is ontoereikend het enkele vragen naar de leeftijd.
Verder is niet relevant dat de seksafspraak tot stand is gekomen via een website die als eis stelt dat degene die het account heeft en/of die zich op deze wijze aanbiedt voor een (betaalde) seksafspraak 18 of 21 jaar of ouder is. Ten eerste is immers de vraag of er enige serieuze controle is op zo’n eis en, als die controle er is, of die sluitend is. Ten tweede blijft, ook bij een sluitende controle van degene die zich op zo’n site aanmeldt en een account heeft, de mogelijkheid bestaan dat zich uiteindelijk iemand anders bij de seksafspraak meldt dan degene die zich bij de betreffende website heeft aangemeld en het account beheert.
Het hof volgt de verdediging niet in haar stelling dat hiermee de lat voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld voor seksafspraken in het niet-vergunde circuit te hoog wordt gelegd. Om begrijpelijke redenen is te verwachten dat sekswerkers in dat circuit geneigd zijn hun privégegevens te beschermen. Het tonen van een identiteitsbewijs aan een klant is daarmee in tegenspraak. Dit maakt echter nog niet dat voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld de eis achterwege mag blijven dat de verdachte zich door het controleren van een identiteitsbewijs heeft vergewist van de meerderjarige leeftijd van degene die zich beschikbaar stelt voor seks tegen betaling in het niet-vergunde circuit. Een dergelijke vergewisplicht past naar het oordeel van het hof bij de wens van de wetgever om minderjarigen te beschermen, welke wens ertoe heeft geleid de leeftijd in de strafbaarstelling van artikel 248b Sr de objectiveren. Degene die ervoor kiest om toch seks te hebben tegen betaling zonder zich er op deze wijze van te vergewissen dat hij met een meerderjarige te maken heeft, stelt zich bloot aan het risico dat het om een minderjarige blijkt te gaan. Dat risico komt in zo’n geval voor zijn rekening.
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de verdachte zich op enigerlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van de minderjarige en nam hij kennelijk uitsluitend genoegen met de op de datingapp vermelde meerderjarige leeftijd. De omstandigheid dat de verdachte heeft gereageerd op een datingapp waarvoor de minimale leeftijd 18 jaar is, maakt niet dat de verdachte zomaar van de juistheid van die informatie mocht uitgaan, ook niet nu het meisje er naar zijn mening niet minderjarig uitzag (p. 144). De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] om haar leeftijd heeft gevraagd. [slachtoffer] spreekt dit tegen, maar wat daar verder ook van zij, dat is zoals hierboven al besproken onvoldoende. Niets stond de verdachte in de weg om [slachtoffer] om een geldig legitimatiebewijs te vragen. Dat heeft hij niet gedaan, zo heeft hij zelf ook verklaard. Derhalve is niet voldaan aan de vergewisplicht die op de verdachte rustte.
Dat betekent dat in deze geen sprake is van een situatie waarin de verdachte er redelijkerwijs geen verwijt van kan worden gemaakt dat hij met een minderjarige prostituee van doen had, zodat het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige prostituee, [slachtoffer] . Dit is strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. In dit artikel staat de bescherming van minderjarigen centraal. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Blootstelling aan prostitutie op minderjarige leeftijd past daar niet bij. De wetgever heeft hen op seksueel gebied willen beschermen tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Daarom is het plegen van seksuele handelingen tegen betaling met personen beneden de 18 jaren strafbaar, ook wanneer dit met wederzijdse instemming gebeurt. Minderjarigen bevinden zich immers in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de reikwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
De verdachte heeft op geen enkele wijze de leeftijd van [slachtoffer] gecontroleerd en vertrouwde er kennelijk op dat de op de datingapp vermelde leeftijd juist was. Aldus heeft de verdachte het ongeoorloofde risico genomen dat hij seks zou hebben met een minderjarige prostituee en heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en mensenhandel. Het hof neemt de verdachte dit kwalijk.
Dat het slachtoffer zich in de advertentie voordeed als (ruim) meerderjarig, ontslaat de verdachte zoals hiervoor overwogen niet van alle rechtsvervolging, maar weegt het hof wel mee in de strafmaat. In die zin, dat op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachte op zoek is geweest naar betaalde seks met een minderjarige prostituee of dat hij op enig moment twijfels heeft gehad over haar meerderjarigheid. Pas achteraf, toen de politie hem dat vertelde, kwam hij erachter dat [slachtoffer] minderjarig was.
Verder houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2024 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit. Verder weegt het hof mee dat het voor zich spreekt dat deze strafzaak en dit strafproces voor de verdachte ingrijpend is, nu hij zich nooit aan dit strafbare feit schuldig heeft willen maken en deze veroordeling op zich al forse consequenties kan hebben, bijvoorbeeld in het kader van de afgifte van een VOG.
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken niet passend en geboden. Wel acht het hof een forse taakstraf op zijn plaats. Gelet op de omstandigheid dat het taakstrafverbod van toepassing is, kan niet worden volstaan met oplegging van enkel een taakstraf. Om die reden zal het hof tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag aan de verdachte opleggen.
Alles afwegende acht het hof, evenals de rechtbank, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en daarnaast een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, in beginsel passend en geboden. Daarmee wordt naar het oordeel van het hof enerzijds recht gedaan aan de ernst van het strafbare feit en anderzijds wordt daarmee rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gevolgen van deze strafzaak voor hem.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak evenwel nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld.
De rechtbank heeft op 23 december 2021 vonnis gewezen. Vervolgens is door de verdachte op 5 januari 2022 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 28 maart 2024 – einduitspraak. De behandeling in hoger beroep bedraagt derhalve 2 jaren en bijna 3 maanden. Hoewel in deze zaak een aantal getuigen is gehoord bij de raadsheer-commissaris, is het hof van oordeel dat die omstandigheid niet het gehele tijdsverloop kan en mag verklaren. Van andere bijzondere omstandigheden die een dergelijk lange termijn in hoger beroep rechtvaardigen, is het hof niet gebleken. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de taakstraf zal matigen met 20 uren.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij
Het hof komt tot dezelfde beslissing op de vordering van de benadeelde partij als de rechtbank.
Het hof verwijst voor de betreffende overwegingen van de rechtbank naar het beroepen vonnis. Die overwegingen laat het hof in stand.
In verband met hetgeen in hoger beroep in het kader van de vordering van de benadeelde partij naar voren is gebracht, overweegt het hof nog dat deze opmerkingen en aanvullingen het hof niet hebben gebracht tot een andere beslissing dan de rechtbank. Ook indien en voor zover moet worden aangenomen dat wel degelijk sprake is van een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 BW, dat ook kan worden vastgesteld dat bij de benadeelde partij sprake is van schade in de zin van geestelijk letsel en dat deze schade voor een deel in direct verband staat met seksuele misdrijven die jegens haar in het kader van de strafzaak Delhi zijn gepleegd, komt het hof niet tot een toewijzing van de vordering of tot een schatting van de geleden schade. Het hof stelt vast dat sprake is van – reeds voor de gepleegde misdrijven bestaande – uitgebreide problematiek bij de benadeelde partij en dat sprake is van meerdere personen die net als de verdachte een seksueel misdrijf jegens haar hebben gepleegd. Het hof is van oordeel dat het alsdan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert om de schade vast te stellen of te schatten die de benadeelde partij op grond van het handelen van deze verdachte heeft geleden.
Voor het toewijzen van de vordering met toepassing van groeps- of hoofdelijke aansprakelijkheid ziet het hof geen grond.
Aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof vult de toepasselijke wettelijke voorschriften aan met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 28 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen WhatsApp-klantgesprek [telefoonnummer 1] , dossierpagina’s 49-50.
2.Een geschrift, te weten een uitdraai (extractierapport) van de WhatsApp-gesprekken tussen [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .