ECLI:NL:GHSHE:2024:1295

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
20-003064-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep inzake ontucht met een minderjarige prostituee

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het plegen van ontucht met een minderjarige prostituee, waarbij de rechtbank een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 150 uren had opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en heeft de eerdere veroordeling bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. Het hof heeft de gevangenisstraf gehandhaafd, maar de taakstraf verlaagd naar 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft overwogen dat de verdachte onvoldoende heeft gedaan om de leeftijd van het slachtoffer te verifiëren, ondanks dat zij had vertrouwd op de informatie die door de medeverdachte was verstrekt. De verdediging had bepleit dat de verdachte moest worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld, maar het hof heeft dit verweer verworpen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het delict en de bescherming van minderjarigen, waarbij het hof heeft benadrukt dat het plegen van seksuele handelingen met minderjarigen, ook met wederzijdse instemming, strafbaar is. De vordering van de benadeelde partij is door het hof niet-ontvankelijk verklaard, omdat er sprake was van reeds bestaande problematiek bij de benadeelde.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003064-21
Uitspraak : 28 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 23 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-880393-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. De benadeelde partij [benadeelde] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen met betrekking tot de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft:
  • bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen;
  • voorts bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van afwezigheid van alle schuld;
  • subsidiair een strafmaatverweer gevoerd, waarbij is verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a Sr en geen straf op te leggen;
  • met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust:
  • met aanvulling en verbetering van gronden;
  • met aanvulling van de overwegingen omtrent de strafbaarheid van de verdachte;
  • met uitzondering van de opgelegde straf.
  • met aanvulling van de overwegingen omtrent de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Aanvulling en bewijsmiddelen
Het hof vult de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen aan met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] bij de politie.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 februari 2020, dossierpagina’s 129-136, voor zover inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 129)
V: Je bent aangehouden omdat je verdacht wordt van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige prostituee met twee of meer personen (…).
Dit zou gebeurd zijn op woensdag 3 juli 2019 omstreeks 19.00 uur in het [locatie] gelegen aan [adres 2] .
(p. 131)
V: Hoe heb je contact gelegd met dit meisje?
A: Tinder.
V: Hoe kwam het dat je een date kreeg met dat meisje?
A: Ik had een match met haar. Middels Tinder zijn we begonnen en zijn doorgegaan naar WhatsApp om elkaar foto’s te verzenden. Ik was op zoek naar een trio, mijn vriendin [verdachte] is biseksueel. Derhalve hebben wij deze zoektocht online gedaan.
Ik heb ervoor betaald.
V: Welke afspraken werden er gemaakt over seksuele handelingen?
A: Ja, ik heb ernaar gevraagd wat ze wel en niet goed vond. Dat is besproken.
V: Welke afspraken werden er gemaakt over de tijdsduur van de afspraak?
A: Ongeveer 2 uur.
V: Welke afspraken werden er gemaakt met betrekking tot de betaling?
A: Uiteindelijk is het 250,00 euro geworden voor de gehele date. Ze moest ook nog reizen.
Vervanging van de bewijsoverwegingen
Het hof vervangt de bewijsoverwegingen van de rechtbank, opgenomen op pagina 4 van het vonnis, door onderstaande overwegingen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] . Daartoe is aangevoerd dat de tenlastegelegde gedragingen persoonsgebonden gedragingen/handelingen betreffen, zoals het onder het eerste gedachtestreepje tenlastegelegde (tong)zoenen van [benadeelde] . Het is volgens de raadsman moeilijk denkbaar dat deze persoonsgebonden seksuele handelingen kunnen worden bestreken door de figuur van het medeplegen, zodat partiële vrijspraak dient te volgen.
Het hof verwerpt dit verweer. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n). Niet is vereist dat de verdachte en haar medeverdachte alle tenlastegelegde feitelijke gedragingen, zoals het tongzoenen van [benadeelde] , (precies gelijktijdig) samen hebben verricht. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen een seksuele triodate wilden en met dat doel is de afspraak met [benadeelde] gemaakt. De verdachte en [medeverdachte] zijn samen op de afgesproken datum in het hotel verschenen en hebben daar, nadat [medeverdachte] [benadeelde] van het station heeft opgehaald, tegen betaling samen seksuele handelingen met haar verricht. Op grond daarvan oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij het plegen van het delict.
Aanvullende overwegingen met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daartoe is, op gronden als nader verwoord in de pleitnota, aangevoerd dat de verdachte een beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld als gevolg van verschoonbare dwaling omtrent de leeftijd van het slachtoffer, [benadeelde] . De medeverdachte [medeverdachte] is namelijk met [benadeelde] in contact gekomen via een datingapp voor volwassenen en hij heeft op haar verzoek om een legitimatiebewijs gevraagd toen hij [benadeelde] van het station ophaalde. [benadeelde] heeft toen een OV-kaart aan de verdachte getoond. Daarop stond een pasfoto en als geboortejaar [geboortejaar] . Daarnaast heeft [verdachte] (in het bijzijn van [medeverdachte] ) gevraagd naar de leeftijd van [benadeelde] waarna zij heeft geantwoord dat zij 21 jaar oud was. Van dit gesprek is een geluidsopname gemaakt. De verdediging concludeert dat de verdachten zich voldoende hebben bekommerd om haar leeftijd en onder de gegeven omstandigheden geen onraad behoefden te ruiken. De verdachten konden redelijkerwijs menen dat zij van doen hadden met een meerderjarige prostituee.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank, zoals opgenomen op pagina’s 5-7 van het vonnis. Hetgeen de raadsman in hoger beroep heeft betoogd, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof volgt de verdediging niet in haar stelling dat hiermee de lat voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld voor seksafspraken in het niet-vergunde circuit te hoog wordt gelegd.
Het hof merkt nog op dat [benadeelde] bij de raadsheer-commissaris d.d. 13 november 2023 heeft herhaald dat er nooit door een klant om haar legitimatiebewijs is gevraagd en dat ze zich niet kan herinneren dat zij een keer een OV-kaart heeft getoond. Het hof ziet geen reden om aan die verklaring op dit punt te twijfelen. Maar ook indien wordt aangenomen dat wel degelijk een OV-kaart door [benadeelde] aan medeverdachte [medeverdachte] is getoond, heeft te gelden hetgeen de rechtbank ten overvloede op p. 7 van het vonnis heeft overwogen, te weten dat controle van de meerderjarigheid aan de hand van een OV-kaart hoe dan ook ontoereikend is.
Indien wordt aangenomen dat de medeverdachte wel een OV-kaart van [benadeelde] heeft ingezien en gecontroleerd, dan is nog steeds geen sprake van een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld. Er zijn door de bank genomen twee scenario’s denkbaar in het geval [benadeelde] ten overstaan van de medeverdachte een OV-kaart ter verificatie van haar leeftijd zou hebben getoond: (1) haar eigen OV-kaart waaruit haar minderjarigheid zou blijken, ofwel (2) een OV-kaart van een ander, bijvoorbeeld haar zus. Ook in dat laatste geval zou niet voldaan zijn aan de vergewisplicht die op de verdachte en de medeverdachte als klanten van een prostituee in het niet-vergunde circuit rustte. Net als de rechtbank (p. 6 vonnis, tweede alinea) is het hof van oordeel dat het controleren van andere bescheiden dan een identiteitskaart onvoldoende is en bovendien zou daaruit dan naar voren komen dat de persoon op die kaart niet [benadeelde] is. Bovendien was de door de medeverdachte gestelde controle van de OV-kaart, waar de verdachte dan kennelijk op vertrouwde, niet bepaald diepgaand te noemen en ook zo bezien onvoldoende geweest.
De verdachte heeft verklaard dat zij er alles aan heeft gedaan om de leeftijd van [benadeelde] te checken, nu zij heeft geëist dat medeverdachte [medeverdachte] een identiteitsbewijs zou vragen aan [benadeelde] , omdat zij ‘van de zekerheid’ is (p. 146) en dat zij daarop mocht vertrouwen.
Wat hier ook van zij, het hof is van oordeel dat daaruit niet is gebleken dat de verdachte zich
zelfvoldoende heeft ingespannen om die zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van de minderjarige. Het is onvoldoende om medeverdachte [medeverdachte] op te dragen het identiteitsbewijs te checken en vervolgens kennelijk te vertrouwen op diens mededeling dat dit is gebeurd en op de opmerking van [benadeelde] dat zij 21 jaar is. De verdachte had zelf gedegen onderzoek naar de leeftijd van [benadeelde] moeten doen. Niets stond de verdachte in de weg om [benadeelde] om een geldig legitimatiebewijs te vragen. Dat heeft zij niet gedaan, zo heeft ze zelf ook verklaard (p. 148). Ze heeft alleen in het hotel nog om haar leeftijd gevraagd.
Ook de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] heeft gereageerd op een datingapp waarvoor de minimale leeftijd 18 jaar is maakt niet dat de verdachte zomaar van de juistheid van die informatie mocht uitgaan, ook niet nu het meisje er naar haar mening meerderjarig uitzag. Al hetgeen overigens is aangevoerd maakt dit oordeel van het hof niet anders.
Het voorgaande betekent dat in deze geen sprake is van een situatie waarin de verdachte er redelijkerwijs geen verwijt van kan worden gemaakt dat zij met een minderjarige prostituee van doen had, zodat het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige prostituee, [benadeelde] . Dit is strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. In dit artikel staat de bescherming van minderjarigen centraal. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Blootstelling aan prostitutie op minderjarige leeftijd past daar niet bij. De wetgever heeft hen op seksueel gebied willen beschermen tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Daarom is het plegen van seksuele handelingen tegen betaling met personen beneden de 18 jaren strafbaar, ook wanneer dit met wederzijdse instemming gebeurt. Minderjarigen bevinden zich immers in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de reikwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
De verdachte heeft de leeftijd van [benadeelde] niet gecontroleerd en vertrouwde er kennelijk op dat de leeftijd waarmee zij zich op het Tinder-account uitgaf juist was. Aldus heeft de verdachte het ongeoorloofde risico genomen dat zij seks zou hebben met een minderjarige prostituee en heeft zij bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en mensenhandel. Het hof neemt de verdachte dit kwalijk.
Dat het slachtoffer zich in de advertentie voordeed als (ruim) meerderjarig, ontslaat de verdachte zoals hiervoor overwogen niet van alle rechtsvervolging, maar weegt het hof wel mee in de strafmaat. In die zin, dat op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachte op zoek is geweest naar betaalde seks met een minderjarige prostituee of dat zij op enig moment twijfels heeft gehad over haar meerderjarigheid. Pas achteraf, toen de politie haar dat vertelde, kwam zij erachter dat [benadeelde] minderjarig was.
Verder houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2024 is zij niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit en de reclassering schat het recidiverisico in als laag. Verder weegt het hof mee dat het voor zich spreekt dat deze strafzaak en dit strafproces voor de verdachte op zich al ingrijpend is, nu zij zich nooit aan dit strafbare feit schuldig heeft willen maken en de veroordeling forse consequenties kan hebben, omdat de verdachte onder meer werkt met minderjarigen en vreest dat zij haar werk hierdoor zal verliezen.
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken niet passend en geboden. Wel acht het hof een forse taakstraf op zijn plaats. Gelet op de omstandigheid dat het taakstrafverbod van toepassing is, kan niet worden volstaan met oplegging van enkel een taakstraf. Om die reden zal het hof tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag aan de verdachte opleggen.
Alles afwegende acht het hof, evenals de rechtbank, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en daarnaast een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, in beginsel passend en geboden. Daarmee wordt naar het oordeel van het hof enerzijds recht gedaan aan de ernst van het strafbare feit en anderzijds wordt daarmee rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gevolgen van deze strafzaak voor haar.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak evenwel nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld.
De rechtbank heeft op 23 december 2021 vonnis gewezen. Vervolgens is door de verdachte op 24 december 2021 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 28 maart 2024 – einduitspraak. De behandeling in hoger beroep bedraagt derhalve 2 jaren en meer dan 3 maanden. Hoewel in deze zaak een aantal getuigen is gehoord bij de raadsheer-commissaris, is het hof van oordeel dat die omstandigheid niet het gehele tijdsverloop kan en mag verklaren. Van andere bijzondere omstandigheden die een dergelijk lange termijn in hoger beroep rechtvaardigen, is het hof niet gebleken. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de taakstraf zal matigen met 30 uren.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij
Het hof komt tot dezelfde beslissing op de vordering van de benadeelde partij als de rechtbank.
Het hof verwijst voor de betreffende overwegingen van de rechtbank naar het beroepen vonnis. Die overwegingen laat het hof in stand.
In verband met hetgeen in hoger beroep in het kader van de vordering van de benadeelde partij naar voren is gebracht, overweegt het hof nog dat deze opmerkingen en aanvullingen het hof niet hebben gebracht tot een andere beslissing dan de rechtbank. Ook indien en voor zover moet worden aangenomen dat wel degelijk sprake is van een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 BW, dat ook kan worden vastgesteld dat bij de benadeelde partij sprake is van schade in de zin van geestelijk letsel en dat deze schade voor een deel in direct verband staat met seksuele misdrijven die jegens haar in het kader van de strafzaak Delhi zijn gepleegd, komt het hof niet tot een toewijzing van de vordering of tot een schatting van de geleden schade. Het hof stelt vast dat sprake is van – reeds voor de gepleegde misdrijven bestaande – uitgebreide problematiek bij de benadeelde partij en dat sprake is van meerdere personen die net als de verdachte een seksueel misdrijf jegens haar hebben gepleegd. Het hof is van oordeel dat het alsdan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert om de schade vast te stellen of te schatten die de benadeelde partij op grond van het handelen van deze verdachte heeft geleden.
Voor het toewijzen van de vordering met toepassing van groeps- of hoofdelijke aansprakelijkheid ziet het hof geen grond.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 28 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.