ECLI:NL:GHSHE:2024:1280

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
20-002891-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de rechtbank Limburg in een strafzaak betreffende overtredingen van de Geneesmiddelenwet en Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte integraal was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten en partieel van andere. De zaak betreft overtredingen van de Geneesmiddelenwet en de Opiumwet, waarbij de verdachte onder andere wordt beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de wet door ketamine in voorraad te hebben en te koop aan te bieden zonder de vereiste registratie. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld, specifiek gericht op de vrijspraak van de feiten 3 en 5. Het hof heeft het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte is op 13 oktober 2022 betrapt met een aanzienlijke hoeveelheid ketamine en heeft deze stof in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 oktober 2022 opzettelijk in voorraad gehad en te koop aangeboden. Het hof heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar heeft wel een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 week opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9a, 77a en 77gg van het Wetboek van Strafrecht, evenals de relevante bepalingen van de Geneesmiddelenwet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002891-23
Uitspraak : 29 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 26 september 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-264330-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 2005,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank integraal vrijgesproken van de onder 3 en 5 tenlastegelegde feiten en partieel vrijgesproken van de onder 2, 6 en 8 tenlastegelegde feiten, voor zover ziende op materiaal bevattende 3-CMC. De verdachte is ter zake van:
 handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1);
 telkens handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2);
 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feiten 4 en 7);
 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feiten 6 en 8),
veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden, kort gezegd inhoudende dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, zich onthoudt van gebruik van verdovende middelen en ter controle daarvan meewerkt aan urinecontroles en, indien nodig geacht, meewerkt aan een ambulante vorm van verslavingspreventie. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Ten slotte heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de vonnisdatum (te weten: 26 september 2023) opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte door het Openbaar Ministerie beperkt tot ‘de vrijspraak’. Uit de inhoud van de appèlschriftuur blijkt dat hiermee bedoeld is de vrijspraak van hetgeen aan de verdachte onder de feiten 3 en 5 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – aan de verdachte is tenlastegelegd onder feit 3 (het te koop hebben aangeboden en/of het in voorraad hebben gehad van ketamine in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 oktober 2022) en onder feit 5 (het in voorraad hebben gehad van ketamine op 13 oktober 2022) en de verdachte ten aanzien daarvan zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft het hof verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 oktober 2022 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, zonder registratie (telkens) een hoeveelheid van een werkzame stof, te weten ketamine, heeft afgeleverd en/of in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden dan wel in een werkzame stof, te weten ketamine, een groothandel heeft gedreven;
5.
hij op of omstreeks 13 oktober 2022 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, zonder registratie een hoeveelheid van totaal (ongeveer) 41,71 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een werkzame stof, te weten ketamine, heeft afgeleverd en/of in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden dan wel in een werkzame stof, te weten ketamine, een groothandel heeft gedreven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 oktober 2022 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, opzettelijk, zonder registratie (telkens) een hoeveelheid van een werkzame stof, te weten ketamine, in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden;
5.
hij op 13 oktober 2022 in de gemeente Venray, opzettelijk, zonder registratie een hoeveelheid van totaal 41,71 gram van een werkzame stof, te weten ketamine, in voorraad heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft op 13 oktober 2022 opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid ketamine in voorraad gehad, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. In de daaraan voorafgaande periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 oktober 2022 heeft de verdachte opzettelijk, eveneens zonder registratie, ketamine in voorraad gehad en te koop aangeboden. Qua werking is ketamine vergelijkbaar met harddrugs en de illegale handel van deze stof ondermijnt de samenleving en brengt ernstige risico’s voor de gezondheid en veiligheid met zich. De verdachte heeft door het in voorraad hebben en verkopen van ketamine een bijdrage geleverd aan dit illegale circuit, waarbij bovendien andere vormen van (zware) criminaliteit zeer wel denkbaar zijn. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2024, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 7 maart 2024 is gebleken. Daaruit volgt, kort gezegd, dat de verdachte een zeer positieve ontwikkeling in zijn leven heeft doorgemaakt. Hij is gestopt met blowen en hij is, nadat hij zelf ambulant werd begeleid door [organisatie] , daar nu zelf werkzaam naast zijn schoolopleiding.
Gelet op deze positieve ontwikkeling, in samenhang bezien met de reeds in eerste aanleg opgelegde straffen ter zake van de niet meer aan de orde zijnde feiten, is het hof – anders dan de advocaat-generaal, maar met de verdediging – van oordeel dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de dader, de bestraffing van de verdachte ter zake van de onder 3 en 5 bewezenverklaarde feiten thans geen redelijk met de strafrechtstoepassing na te streven doel meer dient. Het hof zal derhalve toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en bepalen dat ter zake van de feiten 3 en 5 aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 77a en 77gg van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 1 en 2 van de Wet op de economische delicten en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 3 en 5 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 29 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.