ECLI:NL:GHSHE:2024:1278

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
20-002713-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met misdrijf tegen het leven en zware mishandeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. De politierechter had op 21 november 2022 het tenlastegelegde bewezen verklaard. De verdachte, geboren in 1981, heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de bewezenverklaring, maar heeft wel een straftoemetingsverweer gevoerd.

Het hof heeft het bestreden vonnis onder aanvulling en verbetering van de gronden bevestigd, maar de kwalificatie van het onder feit 2 bewezenverklaarde verbeterd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het herstel van de relatie met de aangeefster en de verwachting van hun vijfde kind. Het hof heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten en de overtreding van de gedragsaanwijzing een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend maakt, maar heeft in dit bijzondere geval gekozen voor een voorwaardelijke straf.

De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is uitgesproken op 9 april 2024.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002713-22
Uitspraak : 9 april 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 november 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-104483-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
BRP-adres: [adres 1] .
Postadres: [adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feit 1 en feit 2) en,
  • ‘opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering’ (feit 3),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, onder aanvulling van gronden, zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis onder aanvulling en verbetering van de gronden waarop het berust, met dien verstande dat de bewijsmiddelen worden aangevuld en/of verbeterd op de wijze als hierna is vermeld, behoudens de opgelegde straf en met verbetering van de kwalificatie van het onder feit 2 bewezenverklaarde. In zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd. Het hof zal tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften waarop de beslissingen van de politierechter zijn gegrond vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Aanvulling en/of verbetering bewijsmiddelen
Het hof voegt aan de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen van het onder feit 3 bewezenverklaarde het navolgende bewijs middel toe:
Een geschrift, te weten een akte uitreiking van de gedragsaanwijzing, (pg. 32) gevoegd in het dossier met procesdossiernummer 20211065373, voor zover inhoudende:
Parketnummer 02.014483.21 en bestemd voor:
Naam [verdachte]
Voornamen [verdachte]
Geboren [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
De hierboven bedoelde brief heb ik, ondergetekende:
heden 17-04-21 te 21:55 uur te [adres 3] , uitgereikt aan de geadresseerde in persoon.
Deze akte heb ik terstond naar waarheid opgemaakt en ondertekend.
[verbalisant]
Agent [naam verbalisant]
Handtekening
De in deze akte bedoelde brief met bijlagen is aan mij uitgereikt.
Handtekening voor ontvangst:
Handtekening.
Het hof leest de eerste regel in het bewijsmiddel opgenomen in het vonnis onder 3.1.1. verbeterd, zodat deze luidt:
‘Op woensdag 14 april 2021 was ik bij mijn vriendin [slachtoffer] in Geertruidenberg.’
Het hof leest in bewijsmiddel 3.1.3 (pagina 4) vóór de passage ‘Ik opende het bericht en ik zag een videobericht’ in: ‘Die dag, omstreeks 17.15 uur, kreeg ik via WhatsApp een bericht binnen’. Daarnaast leest het hof in dit bewijsmiddel de tekst “videbericht” (pagina 5) verbeterd als “videobericht”.
Verbetering kwalificatie van het onder feit 2 bewezenverklaarde
De politierechter heeft onder feit 2 bewezenverklaard dat de verdachte aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. Dit laatste door haar – naar het hof begrijpt – de woorden toe te voegen: “
ik sla je vroeg of laat het ziekenhuis in”. Het onder feit 2 bewezenverklaarde is door de politierechter enkelvoudig gekwalificeerd als ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’. Naar het oordeel van het hof behelst die hierboven cursief weergegeven uiting een bedreiging met zware mishandeling. Het hof zal de kwalificatie derhalve verbeteren.
De kwalificatie van het onder feit 2 bewezenverklaarde luidt aldus verbeterd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

en

bedreiging met zware mishandeling.

Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De raadsman van de verdachte heeft – onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, meer in het bijzonder de omstandigheden dat de verdachte en aangeefster hun relatie inmiddels hebben hersteld en dat aangeefster in verwachting is van hun vijfde kind, alsmede het tijdsverloop in deze zaak en de feiten en omstandigheden waaronder het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden – bepleit dat het hof toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte geen straf zal opleggen, dan wel zal volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op 14 april 2021 en op 6 mei 2021 schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen van zijn (destijds) ex-partner. De verdachte heeft het slachtoffer telefonisch en door middel van het toesturen van filmpje(s) en/of bericht(en) bedreigende teksten toegevoegd. Door op 6 mei 2021 contact met aangeefster te zoeken, heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan de overtreding van een aan hem uitgereikte gedragsaanwijzing. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en bij haar gevoelens van onveiligheid en angst teweeggebracht. Met het overtreden van de gedragsaanwijzing heeft de verdachte voorts in directe zin het gezag van de officier van justitie aangetast die de gedragsaanwijzing heeft gegeven, alsmede indirect de belangen van het slachtoffer geschonden, welke de gedragsaanwijzing beoogde te beschermen. De verdachte had klaarblijkelijk slechts oog voor zijn eigen woede en frustraties en heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, zij het geruime tijd geleden, alsmede ter zake andersoortige feiten als de onderhavige. Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding om met deze eerdere veroordelingen in strafverzwarende zin rekening houden bij de strafoplegging.
Het hof heeft voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte en aangeefster hun relatie thans hebben hersteld en dat het contact van de verdachte met hun beider kinderen goed is. De verdachte woont bij aangeefster en zij is momenteel in verwachting van hun vijfde kind. Op vrijwillige basis is sprake van hulpverlening van Veilig Thuis.
Het hof stelt voorop dat in een geval als het onderhavige, gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder ook het overtreden van een gedragsaanwijzing ter bescherming van het slachtoffer na een eerdere bedreiging, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet evenwel op hetgeen hiervoor is overwogen en daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat de relatie tussen de verdachte en aangeefster thans is hersteld, de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde (ook blijkens het verhoor van aangeefster door de rechter-commissaris) is begaan, alsmede het tijdsverloop in deze zaak, is het hof van oordeel dat in dit bijzondere geval de strafdoelen het beste zijn gediend met oplegging met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Aldus komt het hof tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, waartoe door de raadsman primair is verzocht, ziet het hof gelet op het vorenoverwogene geen ruimte, zodat het hof daartoe niet zal overgaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 184a en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie van het onder feit 2 bewezenverklaarde en de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
kwalificeert het onder feit 2 bewezenverklaarde als hiervoor vermeld;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 9 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. van de Schepop voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.