In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van een ambtenaar, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven, poging tot diefstal en opzettelijke vernieling van andermans goed. De politierechter had de verdachte bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en had schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte de termijn voor het instellen van hoger beroep had overschreden. De verdediging voerde aan dat deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, onder andere vanwege onjuiste informatie van de Officier van Justitie en een mogelijke psychische stoornis van de verdachte. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, en de eerdere veroordeling is gehandhaafd.