ECLI:NL:GHSHE:2024:1268

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
20-001750-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake meermalen gepleegde diefstal door een schoonmaakster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte, een schoonmaakster, is veroordeeld voor meermalen gepleegde diefstal. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de diefstal van 32 items, waaronder kledingstukken, schoenen en tassen, gedurende haar werkperiode. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot dezelfde straf. De verdediging pleitte voor een verkorting van de bewezenverklaarde periode en voerde een straftoemetingsverweer aan. Het hof heeft het beroep in hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, en dat de opgelegde straf passend is. Het hof heeft de straf bevestigd, maar de bijzondere voorwaarden die door de politierechter waren opgelegd, niet noodzakelijk geacht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële problemen en de impact van haar verleden op haar gedrag. Uiteindelijk heeft het hof de straf bevestigd, met inachtneming van de eerder opgelegde voorwaarden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001750-23
Uitspraak : 6 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 12 juni 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-288093-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte ter zake van ‘diefstal, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter naast algemene voorwaarden tevens bijzondere voorwaarden verbonden, te weten – kort gezegd – een meldplicht, de verplichting om zich te laten begeleiden door Maatschappelijk Justitiële Dienstverlening of een soortgelijke zorgverlener en de verplichting zich te laten behandelen door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft bepleit dat de door de politierechter bewezenverklaarde periode verkort dient te worden. Voorts heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust met uitzondering van de opgelegde straf en de strafmotivering. Voorts zal het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften opnieuw opnemen.
In hoger beroep is door de verdediging nog aangevoerd dat het handelen van de verdachte niet als het primair tenlastegelegde ‘diefstal’, maar als het subsidiair tenlastegelegde ‘verduistering’ gekwalificeerd dient te worden.
Het hof overweegt daaromtrent dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het primair tenlastegelegde bewezenverklaard kan worden en dat die bewezenverklaring als ‘diefstal’ gekwalificeerd kan worden. Reeds om die reden komt het hof niet meer toe aan de subsidiair tenlastegelegde verduistering.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, waar van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf dient slechts de algemene voorwaarde te worden verbonden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig zal maken aan enig strafbaar feit. Het opleggen van bijzondere voorwaarden – zoals door de politierechter is gedaan – acht de advocaat-generaal niet noodzakelijk.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep aangesloten bij de vordering van de advocaat-generaal. Indien het hof echter van oordeel is dat aan de verdachte toch een meldplicht bij de reclassering opgelegd dient te worden, heeft de raadsman het hof verzocht om in dat geval een groter gedeelte van de op te leggen taakstraf voorwaardelijk op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich, terwijl zij als schoonmaakster werkzaam was in de hoofdvestiging van [bedrijf] , schuldig heeft gemaakt aan diefstal van diverse kledingstukken, schoenen en tassen. Het hof stelt vast dat zij gedurende een periode van drie maanden 32 items heeft gestolen en dat het derhalve niet anders kan zijn dan dat de verdachte gemiddeld genomen meerdere goederen per week heeft gestolen. Blijkens het handelen van de verdachte heeft zij zich niets aangetrokken van het eigendomsrecht van anderen en heeft zij slechts oog gehad voor haar eigen gewin. Bovendien zijn diefstallen zeer ergerlijke feiten, die naast schade ook hinder en overlast veroorzaken voor de gedupeerden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof rekent het de verdachte extra aan dat zij de diefstallen gedurende haar werktijd pleegde en dat zij aldus het vertrouwen van haar werkgever, [bedrijf] , heeft geschonden. Voorts is zij niet uit eigen beweging, maar pas toen zij werd betrapt, gestopt met het plegen van de diefstallen. Ten slotte merkt het hof nog op dat de omstandigheid dat volgens de verklaring van de verdachte ook anderen diefstallen pleegden in het geheel niet afdoet aan hoe zwaar het hof aan het bewezenverklaarde handelen tilt.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 december 2023, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat zij reeds eerder, doch niet recent, onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het over de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 25 mei 2023. Uit dat rapport komt naar voren dat de reclassering destijds risicofactoren signaleerde op het gebied van dagbesteding, financiën en psychosociaal functioneren. De verdachte pleegde de diefstallen naar eigen zeggen voornamelijk door een gebrek aan financiële middelen en zij voelde zich even goed als ze nieuwe spullen had. De betrokkene kent volgens de reclassering een belast verleden op diverse leefgebieden, waarvoor zij nooit behandeling of begeleiding heeft gehad. In het rapport werd destijds geadviseerd om de verdachte te laten begeleiden door Maatschappelijk Justitiële Dienstverlening, om zo haar schulden en haar financiële plaatje weer op orde te krijgen. Voorts adviseerde de reclassering de verdachte ambulant te laten behandelden door Forensische Zorg Zeeland voor mogelijk opgelopen trauma’s in het verleden.
Ten slotte heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof is door en namens de verdachte naar voren gebracht dat het ten tijde van het bewezenverklaarde handelen niet goed ging met de verdachte in verband met het verdriet om haar overleden dochter, de problemen met haar andere dochter en de financiële problemen. Inmiddels gaat het naar eigen zeggen steeds beter met de verdachte. Zo heeft zij schuldhulpverlening aangevraagd, hetgeen haar rust geeft. Ook psychisch zit de verdachte inmiddels in rustiger vaarwater dan ten tijde van het bewezenverklaarde handelen het geval was.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis passend en geboden. Het hof ziet, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, geen aanleiding om de taakstraf gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen.
Ten slotte merkt het hof in dit verband nog op dat er, gelet op hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden, geen aanleiding is om aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. dr. M.M. Koevoets en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen en mr. A. Benschop, griffiers,
en op 6 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. dr. M.M. Koevoets en mr. W.F. Koolen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.