ECLI:NL:GHSHE:2024:1263

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
20-000591-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling en verbetering van de gronden in een diefstalzaak met meerdere verdachten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1985 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen van een container met oud metaal in Goes. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis, waarbij zijn raadsman aanvoerde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en dat vrijspraak moest volgen.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis vroeg. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen redelijk vermoeden van schuld was ten tijde van de aanhouding en dat de verdachte niet de persoon was die op de camerabeelden te zien was. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, inclusief camerabeelden en getuigenverklaringen. Het hof heeft de aanvulling van bewijsmiddelen en de verbetering van de bewijsoverwegingen doorgevoerd, en oordeelde dat de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte rechtmatig waren.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de verbeteringen en aanvullingen die zijn gedaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van de diefstal, en het hof oordeelde dat er sprake was van een gezamenlijk plan tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. F.P.E. Wiemans als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000591-23
Uitspraak : 10 april 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 februari 2023 in de strafzaak met parketnummer 02-290901-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het primair tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar rato van 2 uur per dag.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat er sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim. Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Voorts heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, de volgende aanvullingen.
I.
Het hof vult het door de politierechter gebezigde bewijsmiddel
‘het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als pagina 7 e.v. in het eindproces-verbaal nr. PL2000-2022296401 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, basisteam Oosterscheldebekken, opgemaakt in de wettelijke vorm’aan met het volgende:
Omdat de vrachtwagen aanvankelijk zonder container in Yerseke had gestaan, vermoedde ik dat deze groene container op de [straat] in Goes was opgeladen.
II.
Het hof vult de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen aan met het bewijsmiddel
‘de eigen waarneming van het hof ter terechtzitting op 27 maart 2024’, voor zover inhoudende:
Het hof neemt op de camerabeelden met bestandnaam ‘[bestandsnaam]’ waar dat de persoon op de beelden, nadat de container op de vrachtwagen is geladen, handelingen aan de container/vrachtwagen verricht, eerst linksachter en vervolgens rechtsachter de vrachtwagen. Daarna loopt de persoon naar de bestuurderskant van de vrachtwagen, staat daar even stil en loopt weg. De vrachtwagen rijdt dan weg.
III.
Het hof vult de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen aan met het bewijsmiddel
‘het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als pagina 27 in het eindproces-verbaal PL2000-2022296401 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, basisteam Oosterscheldebekken, opgemaakt in de wettelijke vorm’voor zover inhoudende:
Ik concludeerde dat de tijdstempel van de ontvangen camerabeelden van [betrokkene 1] aan de [adres] te Goes 1 uur en 23 minuten voorliep op het daadwerkelijke tijdstip. Van alle genoemde tijdstippen in het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden van [betrokkene 1] dienen er 1 uur en 23 minuten afgehaald te worden om het daadwerkelijke tijdstip vast te stellen.
Verbetering van de bewijsoverweging
Omwille van de leesbaarheid zal het hof de bewijsoverweging van de politierechter in het geheel vervangen in het navolgende.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat er sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig zijn geweest, nu er op dat moment geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit was. Volgens de raadsman dient hierdoor – indien het hof komt tot een bewezenverklaring – strafvermindering te worden toegepast.
Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de persoon op de camerabeelden de bestuurder van de witte bestelbus is geweest en ook niet of die bestuurder de verdachte betreft. Voorts is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en is er ook geen sprake van wetenschap – en daarmee opzet – op het gronddelict. Indien de verdachte wel de bestuurder van de bestelbus is geweest en de persoon die is uitgestapt, kan het enkel op de uitkijk staan niet worden gekwalificeerd als het medeplegen van de diefstal. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is geweest van een wederrechtelijke toe-eigening van de container van [betrokkene 2] , nu [betrokkene 2] geen aangifte heeft gedaan.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat in de nacht van 8 november 2022 rond 04:13 uur een container bij [betrokkene 3] in Goes is weggenomen. De container is door [betrokkene 3] gehuurd bij het bedrijf [betrokkene 2] . Op de beschreven camerabeelden is de diefstal van de container te zien. Geverbaliseerd is dat een vrachtwagen en een witte bestelbus aan kwamen bij [betrokkene 3] en dat vervolgens een persoon komende uit de richting van de witte bestelbus in de buurt van de vrachtwagen en container gaat staan. Het hof heeft op de beelden waargenomen dat wanneer de container op de vrachtwagen is geladen de genoemde persoon linksachter en rechtsachter handelingen bij de vrachtwagen verricht, die er op duiden dat de container wordt vastgezet op de vrachtwagen. Daarna lijkt de persoon contact te hebben met de bestuurder van de vrachtwagen. De vrachtwagen is vervolgens weggereden. De verdachte werd kort daarna samen met medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen op een vrachtwagen parking in een witte bestelbus. Kort achter de witte bestelbus stond de vrachtwagen met daarop de gestolen container. De verdachte had de witte bestelbus met kenteken [kenteken] gehuurd bij [betrokkene 4] .
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat ten tijde van de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte er een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit aanwezig was, nu de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen in de bestelbus met kort daarachter een vrachtwagen met daarop de gestolen container. Op dat moment werd [medeverdachte] al in verband gebracht met de vrachtwagen waarop de gestolen container stond. Deze omstandigheden, ook gelet op het tijdstip waarop de verdachte zich daar bevond met de medeverdachte, rechtvaardigen de conclusie dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan diefstal of heling van de container.
De verdachte heeft ook geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij op dat moment in die bestelbus is aangetroffen. Het hof is dan ook van oordeel dat de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte rechtmatig zijn geweest.
Het hof stelt voorts aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte de bestelbus heeft gehuurd, dat hij met die bestelbus achter medeverdachte [medeverdachte] – die in de vrachtwagen reed – naar [betrokkene 3] in Goes is gereden en dat zij daar samen de container hebben gestolen, waarbij de verdachte heeft geholpen met het vast maken van de container op de vrachtwagen en op de uitkijk heeft gestaan. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachte weer samen vertrokken, is de vrachtwagen met container geparkeerd en is de medeverdachte bij de verdachte in de bus gestapt. Gelet op deze gang van zaken moet sprake zijn geweest van een gezamenlijk plan. Op grond van deze omstandigheden oordeelt het hof dat sprake is geweest van opzet op de diefstal en van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het medeplegen van de diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Omdat de verdachte de huurder van de witte bus was, hij in die bus is aangehouden en bij gebreke van een andersluidende verklaring van de verdachte, acht het hof bewezen dat de verdachte de bus heeft bestuurd naar de plek van de diefstal en vanaf die plek naar de plek van aanhouding. Gelet op de korte tijd tussen het moment dat de witte bus uit beeld verdwijnt en er een persoon op beeld verschijnt, acht het hof ook bewezen dat verdachte de persoon is geweest die te zien is op de beelden.
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is geweest van een wederrechtelijke toe-eigening van de container van [betrokkene 2] , nu [betrokkene 2] geen aangifte heeft gedaan en er wellicht toestemming is geweest om de container mee te nemen, oordeelt het hof dat die stelling van de raadsman geen steun vindt in het onderzoek en aldus geen begin van aannemelijkheid heeft.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, net als de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
BESLISSING
Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. G. Schnitzler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 10 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G. Schnitzler is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.