[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1993,
thans verblijvende in P.I. [naam instelling] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat telkens gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en feit 2 telkens primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de slachtoffers daarin niet kunnen worden ontvangen, nu zij zich in eerste aanleg niet met een vordering tot schadevergoeding hebben gevoegd. Wel heeft hij gevorderd dat het hof ten behoeve van de slachtoffers de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen tot telkens een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman van de verdachte heeft, behoudens het onder feit 2 meer subsidiair tenlastegelegde, vrijspraak bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Aangaande de vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers heeft de raadsman – op gelijke gronden als de advocaat-generaal – bepleit dat de slachtoffers daarin niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, waarbij de raadsman voorts verweer heeft gevoerd tegen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten behoeve van de slachtoffers.
Vorderingen tot schadevergoeding
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in eerste aanleg niet ter zake van een vordering tot schadevergoeding gevoegd als benadeelde partij.
De advocaat van de slachtoffers, mr. [naam advocaat] , heeft bij e-mailbericht van 25 januari 2024 verzocht dat de slachtoffers in hoger beroep alsnog in de gelegenheid worden gesteld zich terzake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen te voegen in het strafproces nu de slachtoffers dat in eerste aanleg niet tijdig hebben kunnen doen omdat – kort gezegd – zij niet van de zitting in eerste aanleg in kennis zijn gesteld, terwijl de advocaat zich wel tijdig bij het slachtofferloket van de politie als hun advocaat had gesteld. Met een e-mailbericht van mr. [naam advocaat] van 22 maart 2024 zijn vervolgens voegingsformulieren als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, (telkens) gedateerd 22 maart 2024, toegezonden. Beide slachtoffers verzoeken om € 10.000,00, als vergoeding van immateriële schade.
De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hebben zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet kunnen worden ontvangen in hun vordering tot schadevergoeding.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 26 maart 2023 reeds bepaald dat de slachtoffers niet in hun vorderingen tot schadevergoeding worden ontvangen en overweegt daarover het volgende.
Het toepasselijke wettelijke kader is als volgt:
Artikel 51f, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv):
“1. Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.”
Artikel 51g, eerste en derde lid, Sv:
“1. Bij de mededeling op grond van artikel 51a, derde lid, dat vervolging tegen een verdachte wordt ingesteld, zendt de officier van justitie een formulier voor voeging toe. Voor de aanvang van de terechtzitting geschiedt de voeging door een opgave van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust, bij de officier van justitie die met de vervolging van het strafbare feit is belast. Deze opgave vindt plaats door middel van een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld formulier.”
“3. Ter terechtzitting geschiedt de voeging door de opgave, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, bij de rechter uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig artikel 311 het woord te voeren. Deze opgave kan ook mondeling worden gedaan.”
Artikel 421, eerste lid, Sv:
“1. De benadeelde partij die zich niet overeenkomstig artikel 51g, eerste of derde lid, in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep.”
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 421 Sv volgt dat van toekenning van een bevoegdheid aan het slachtoffer om zich voor het eerst in hoger beroep ter zake van een vordering tot schadevergoeding als benadeelde te voegen door de wetgever welbewust om twee redenen is afgezien (Kamerstukken II 1989-1990, 21 345, nr. 3, blz. 33):
“Overwogen is de benadeelde partij die zich niet in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, de bevoegdheid te geven zich alsnog in het geding in hoger beroep te voegen. Van toekenning van deze bevoegdheid aan de benadeelde partij is afgezien vanwege de nauwe relatie tussen het geding in eerste aanleg en de daarop volgende behandeling in hoger beroep. Bovendien zou een gevolg van toekenning van deze bevoegdheid aan de benadeelde partij zijn dat aan de verdachte een instantie wordt ontnomen. Gelet hierop past het niet om de benadeelde partij de bevoegdheid te geven zich voor het eerst in hoger beroep te voegen.”
Deze regel dat het slachtoffer zich niet voor het eerst in hoger beroep ter zake van een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen, geldt naar het oordeel van het hof ook indien het slachtoffer door een verzuim van het Openbaar Ministerie – ongeacht de reden daarvan – geen kennisgeving heeft ontvangen van de behandeling van de zaak in eerste aanleg.
Op grond van het bovenstaande is het hof derhalve van oordeel dat de slachtoffers in hoger beroep niet in hun verzoeken tot schadevergoeding kunnen worden ontvangen. Dit laat evenwel onverlet de mogelijkheid van het hof om, indien is voldaan aan de daaraan in de wet gestelde voorwaarden is, ten behoeve van de slachtoffers over te gaan tot de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sv en daarbij acht te slaan op door en namens het slachtoffer ingebrachte informatie.
In de bijzondere omstandigheden van het geval ziet het hof aanleiding om de kosten van de procespartijen als bedoeld in artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering te compenseren in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nuenen, gemeente Nuenen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] een of meermalen in de (boven)arm(en) en/of het lichaam heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nuenen, gemeente Nuenen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere snijwonden en/of spierbeschadigingen en/of andersoortig (arm)letsel,
- een hematopneumothorax, althans interne bloedingen in/binnen de borstkast
heeft toegebracht door deze [slachtoffer 1] een of meermalen in de (boven)armen en/of het lichaam te steken en/of snijden met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp;
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nuenen, gemeente Nuenen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] een of meermalen in de borst en/of de armen heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nuenen, gemeente Nuenen aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere steek/snijwonden in/aan de borst en/of
- een of meerdere steek/snijwonden aan de arm
heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] een of meermalen in de borst en/of op de armen en/of het lichaam te steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nuenen, gemeente Nuenen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] een of meermalen in de borst en/of de armen heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 9 juni 2023 te Nuenen, gemeente Nuenen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen in de (boven)arm(en) en/of het lichaam, heeft gestoken met een mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. primair
hij op 9 juni 2023 te Nuenen, gemeente Nuenen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] in de borst en de arm heeft gestoken met een mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Helmond, onderzoek Oeverkruid, zaaknummer OB3R023036, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, gesloten d.d. 3 juli 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 166.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 11 juni 2023 (pg. 14-17), voor zover – en waar nodig zakelijk weergegeven – inhoudende:
Plaats delict: [adres] , binnen de gemeente Nuenen c.a.
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord aangever
O: Opmerking verbalisanten
V: Vertel ons eens wat er gebeurd is?
A: Ik doe aangifte van poging doodslag, zware mishandeling en mishandeling.
Gisteren, vrijdag 9 juni 2023, was ik aan het werk bij [bedrijf 1] in Nederland. Ik moet daar de hoofden van de koeien schoonmaken. Ineens werd ik aangevallen door een collega waar ik mee samenwerk. Ik werd gestoken met een mes van het werk. De collega die mij stak heet [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte). Ik voelde in eerste instantie niets. Daarna dacht ik dat ik dood ging.
V: Vertel ons nog eens zo precies mogelijk hoe de situatie gisteren was?
A: Ik was dus aan het werk bij [bedrijf 1] . Ik was op dat moment bezig met de koeienhoofden schoonmaken. (…). [verdachte] stond op dat moment in dezelfde ruimte te werken. Hij stond aan de lopende band. Hij moet de koeienhoofden voorbereiden en wij moeten die dan schoonmaken. Iedereen werkt bij ons met een mes.
Plotseling zag ik dat [verdachte] van links naar rechts over de lopende band sprong. Ik zag dat hij op mij afkwam met het mes waar hij mee aan het werk was. Ik zag dat hij met dat mes in zijn rechterhand mijn kant op kwam. Ik zag dat hij het mes bovenhands ter hoogte van zijn schouder omhoog hield, met de punt naar mij gericht. Ik zag dat hij mij twee keer stak. Ik weerde af met mijn armen. Ik voelde toen een erge pijn, het was een vreselijke pijn in mijn hart. Ik dacht dat ik doodging en dat ik mijn kinderen nooit meer zou zien. (…) Ik zag meteen een rode vlek op mijn beide armen.
V: Wat gebeurde er met [verdachte] ?
A: Hij is weggerend. (…) De ambulance heeft mij gecontroleerd en meegenomen naar het ziekenhuis. Ik ben aan beide bovenarmen gewond geraakt en heb een klaplong. Het mes waarmee ik gestoken werd is inclusief handvat ongeveer 12 a 15 cm lang.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 10 juni 2023 (pg. 20-23), voor zover – en waar nodig zakelijk weergegeven – inhoudende:
Plaats delict: [adres] , binnen de gemeente Nuenen c.a.
Ik wil aangifte doen van poging tot doodslag. Gisteren, vrijdag 9 juni 2023, was ik aan het werk. Het was op een gegeven moment na 15.00 uur, het exacte tijdstip weet ik niet meer precies. Hij kwam richting mij. Ik zag op dat moment geen mes en had alleen maar het idee dat hij mij iets kwam zeggen. Vervolgens kwam het mes tevoorschijn en stak hij mij neer. Nadat hij me stak, ben ik buiten bewustzijn geraakt.
Opmerking verbalisant: Aangever wijst met zijn wijsvinger de plaats van zijn rechterborst aan. Wij zien dat daar hechtingen zitten.
Ik ben ook aan mijn longen geraakt. Ik ben daardoor erg veel bloed verloren. Hij heeft daarbij ook mijn borstkast met het mes geraakt. Daarna voelde ik dat hij mij
vervolgens in mijn rechter onder arm heeft gestoken.
Opmerking verbalisant: Aangever haalt zijn rechter arm omhoog en wijst vervolgens de plek op de rechter onderarm aan. Wij zien dat een gedeelte van de rechterarm voorzien is van verband.
Het eerste moment dat [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)op me afkwam was hij ongeveer 10 meter van mij vandaan. Hij zei iets tegen mij, maar ik kan me niet herinneren wat hij tegen mij zei. Ik heb het mes toen niet gezien. Ik had geen kans meer om mij te verweren toen ik het mes zag. Hij liep gewoon de trap op en heeft me direct neergestoken in mijn borstkas. Ik voelde het. Ik kreeg het heel erg warm in mijn borst en arm. Ik voelde ook pijn in mijn borst en mijn rug.
U vraagt mij hoe [verdachte] het mes in mij stak.
Opmerking verbalisant: Wij zien dat aangever zijn rechterhand tot een vuist maakt en daarbij een rietje in zijn vuist omklemt waarbij het rietje naar beneden uitsteekt.
Vervolgens maakt hij een aantal hakkende bewegingen met zijn vuist naar beneden.
U vraagt mij hoe vaak [verdachte] mij had gestoken. 1 keer in mijn borst en daarna in mijn arm. Nadat hij mij gestoken had nam hij het mes mee.
Ik ben zelf naar een kamer voor de eerste hulp gelopen en daar werd ik onwel. Daar ben ik door meerdere collega’s geholpen. Daarna kwam de trauma helikopter en ben ik overgebracht naar het ziekenhuis.
U vraagt mij hoe ik het mes kan omschrijven. Dit was een zwart mes van ongeveer 18 centimeter.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2023 (pg. 45), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op vrijdag 9 juni 2023, omstreeks 15.20 uur (…) ontving ik van het Operationeel Centrum het verzoek te gaan naar [adres] . Aldaar zou een steekpartij plaats
hebben gevonden tussen Roemeense mannen met daarbij twee slachtoffers. Ik liep samen met het ambulance personeel naar de twee slachtoffers.
- [slachtoffer 1] , [geboortedag 3] 1984;
- rechter bovenarm diepe snee;
- linker bovenarm achterzijde diepe snee;
- afgevoerd naar Catharina ziekenhuis te Eindhoven.
- [slachtoffer 2] , [geboortedag 2] 1984;
- steekwond rechterborst;
- afgevoerd met MMT naar Radboud ziekenhuis te Nijmegen.
4.
Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag van de spoedeisende hulp van het Catharina ziekenhuis d.d. 9 juni 2023 (pg. 18-19), als bijlage gevoegd bij de aangifte, hierboven opgenomen onder 1, voor zover inhoudende: