ECLI:NL:GHSHE:2024:1256

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
20-001050-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot doodslag op beveiliger en bezoekers van nachtclub in Beek

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van pogingen tot doodslag op een beveiliger en bezoekers van een nachtclub in Beek, waarbij hij op 1 januari 2020 met een vuurwapen heeft geschoten. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de pogingen tot doodslag. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict met beveiligers, een vuurwapen heeft gepakt en meerdere keren in de richting van de beveiligers en de wachtende bezoekers heeft geschoten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7,5 jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de schending van de redelijke termijn van berechting. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade als gevolg van het schietincident.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001050-21
Uitspraak : 11 april 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-239558-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1997,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] (bijgevolg) in de vordering niet-ontvankelijk verklaard en de benadeelde partij veroordeeld in de kosten. De rechtbank heeft tevens het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en de verdachte - opnieuw rechtdoende - zal veroordelen terzake van het aan hem tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat het hof bij een bewezenverklaring een bevel tot gevangenneming afgeeft. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoenin, met veroordeling van de verdachte in de kosten van het geding. Tot slot heeft de advocaat-generaal de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Door de raadsvrouw van de verdachte is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft de raadsvrouw opmerkingen gemaakt over de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, nu het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2020 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet een (geladen) vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 2] en vervolgens meermalen, althans eenmaal, met dat vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2020 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of alle toen aldaar in de wachtrij aanwezige perso(o)n(en) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een (geladen) vuurwapen meermalen, althans eenmaal, in de richting van die [slachtoffer 1] en/of alle toen aldaar in de wachtrij aanwezige perso(o)n(en) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het ‘medeplegen’ van de pogingen tot doodslag
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij beide feiten heeft medegepleegd. Naar het oordeel van het hof volgt uit het procesdossier noch het verhandelde ter terechtzitting dat andere personen dan verdachte als medepleger zijn betrokken bij het bewezenverklaarde, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 1 januari 2020 in de gemeente Beek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet een geladen vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 2] en vervolgens meermalen, met dat vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 januari 2020 in de gemeente Beek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en alle toen aldaar in de wachtrij aanwezige personen opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een geladen vuurwapen meermalen, in de richting van die [slachtoffer 1] en alle toen aldaar in de wachtrij aanwezige personen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Limburg, Districtsrecherche Zuid-West-Limburg registratienummer PL2417-2020000096, in het onderzoek ‘Martini’ gesloten d.d. 22 december 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 206). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hier bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2020 (dossierpagina’s 15-16), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op woensdag 1 januari 2020 omstreeks 01.40 uur (…) hoorden wij dat verschillende patrouilles van onze basiseenheid werden aangestuurd naar het uitgaanscentrum [nachtclub] , gelegen aan [adres 2] . Alhier zou een schietpartij hebben plaatsgevonden en zou het slachtoffer in zijn voet zijn geschoten.
(…)
Ter plaatse gekomen hoorden wij van de beveiliging dat het slachtoffer binnen zat.
Wij zagen dat in zijn linkerenkel aan zowel de linker zijde alsook de rechterzijde een inschot/uitschot zat.
(…)
Slachtoffer: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1991 te [geboorteplaats 2] in Soedan.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2020 (dossierpagina’s 21-22), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op woensdag 1 januari 2020 (…) omstreeks 01:36 kregen meerdere politiepatrouilles van het operationeel centrum te Maastricht de opdracht te gaan naar discotheek " [nachtclub] ", gelegen aan [adres 2] . Aldaar zou zojuist een schietpartij hebben plaatsgevonden.
(…)
Bij de plas bloed aan het begin van het pad richting de toegangsdeur werd ik, [verbalisant 4] , door 2 portiers van [nachtclub] aangesproken. Ik hoorde een van de portiers tegen mij zeggen dat hij eerder meerdere knallen had gehoord komende uit de richting van een bosschage gelegen tussen de parkeerplaats van [nachtclub] en de doorgaande weg, zijnde de Middelweg. Ik zag dat deze portier wees in de richting waarvan hij de knallen had gehoord.
Hierop hebben wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , een onderzoek ingesteld in de omgeving van de aangewezen locatie. Op woensdag 1 januari, omstreeks 02:27 uur zagen wij, verbalisanten, op de Middelweg tussen lantaarnpaal 2248 en de slagbomen bij de ingang van de parkeerplaats (
het hof begrijpt: van de nachtclub [nachtclub]) 4 hulzen en 1 patroon liggen.
3.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2020 (dossierpagina’s 27-31), voor zover als inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(…)
Rond 00.42 uur ongeveer (
het hof begrijpt: op 1 januari 2020) waren wij op de parkeerplaats van [nachtclub] (
het hof begrijpt: te Beek). Wij liepen naar de ingang om naar binnen te gaan. (…) Ik zag toen ik op de parkeerplaats was dat de beveiligers ruzie hadden met een groep jongens. (..) een van de jongens had richting de club geschoten. Deze kogel is in mijn voet gekomen.
(…)
Ik zag dat hij een wapen in mijn richting had en hij schoot.(…) hij was in het donker bij de bomen (…) hij heeft in totaal vier keer geschoten.
4.
Een Forensisch-geneeskundige letselbeschrijving d.d. 13 januari 2020 (dossierpagina’s 35-38), voor zover als inhoudende het relaas van forensisch arts [arts] :
Datum onderzoek 13 januari 2020
Betrokkene: Dhr. [slachtoffer 1]
(…)
Letselbeschrijving:
Aan de boven-buitenzijde van de linker voetrug is een ronde huidpenetratie met een doorsnede van ca. 1 cm zichtbaar.
Aan de boven-binnenzijde van de linker voetrug, net onder de enkel, is een min of meer ronde huidpenetratie met onregelmatige wondranden en een doorsnede van ca. 2 cm zichtbaar.
Soort verwonding:
De huidletsels hebben het aspect van een inschotverwonding aan de buitenzijde van de voet en een uitschotverwonding aan de binnenzijde van de voet. De letsels passen bij een doorschot door de voet.
5.
Een verhoor van getuige d.d. 2 januari 2020 (dossierpagina’s 47-50), voor zover als inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 2] :
We (
het hof begrijpt: de getuige en zijn collega’s) waren bezig met controle uitvoeren van de mensen die binnenkwamen (
het hof begrijpt: bij nachtclub [nachtclub] in de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020).
(…)
Wij zagen dat bij deze ingang een kleine jongen stond. (…) Ik herkende hem van drie weken geleden. Er is toen een incident geweest met deze kleine jongen. (…) Dat incident betrof het gooien van een fles tegen de deur van de nachtclub.
(…)
Wij hebben aan hem gevraagd waarom hij dat de vorige keer deed. De kleine jongen werd agressief en boos. Wij kregen een woordenwisseling met elkaar, toen kwamen vrienden van hem erbij. (…) Ik ben naar dat groepje gelopen, om hen te confronteren met hun gedrag.
(…)
(..) dit groepje jongens (rende) weg. Ik rende ze een paar meter achterna en op dat moment riep mijn collega [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1] ) [getuige 1] mij van "Kom terug". Hij had gezien dat de kleine jongen naar de struiken rende (…). Mijn collega zag dat hij iets pakte en op dat moment hoorde wij schoten. Mijn collega zei dat deze kleine jongen in de struiken graaide.
Die kleine jongen is 1m 65a 1m 70 lang. Licht getinte huidskleur, baardje. Ik weet dat hij van Noord-Afrikaanse afkomst is aan zijn uiterlijk te zien. Ongeveer 60 a 65 kilo. (..) Ik meen een donkere jas, vrij donkere kleding. Voor de rest heb ik daar niet op gelet. Alleen op het gezicht en ik kende zijn gezicht.
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 januari 2020 (dossierpagina’s 51-54), voor zover als inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1] :
A: Ik had dienst met oud en nieuw (
het hof begrijpt: de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020). (…) Mijn collega (
het hof begrijpt: de getuige [slachtoffer 2]) zei dat er een jongen in de rij stond en hij zei tegen mij dat dat die jongen was die drie of twee weken geleden een fles had gegooid naar ons. (…) Hij sprak die jongen aan en vroeg wat hij kwam doen. Die jongen werd meteen agressief en begon te dreigen.
(…)
Ik zag een aantal jongens uitstappen en die werden ook meteen agressief richting mij en mijn collega. (…) Ik zag mijn collega naar voren lopen richting die jongens (…) ik liep met hem mee. Ik had mijn focus op die kleine jongen. Ik zag dat die kleine jongen, de jongen die dus in de rij stond en als eerste werd aangesproken, wegrende richting de slagboom bij de parkeerplaats. Ik hield deze jongen in de gaten. Ik zag dat hij met zijn linkerhand iets uit de struiken pakte, ik zag dat het een vuurwapen was. Ik zag dat hij het vuurwapen deed doorladen met zijn rechterhand. Daarna zag ik dat de jongen richting de bocht liep bij de struiken en ik zag hem twee keer in onze richting schieten. Ik zag dat hij schoot en dat hij daarbij ook sprongen maakte. (…)
Ik weet dat ik die kleine jongen tot nu toe 4 of 5 keer in [nachtclub] gezien heb. Het is een lastige jongen. Hij is er al eens uitgezet ongeveer 3 weken terug, toen viel hij een vrouw lastig. Toen heeft hij een glas tegen de deur gegooid. Collega’s zijn hem toen nog achterna gegaan maar kregen hem niet te pakken.
Hij is heel snel, kleine jongen van maar 60 kilogram of zo. Ik ben 1,88 meter en die kleine jongen kwam tot aan mijn borst hoogte. Gemillimeterd haar, donker van kleur, hij had een beetje baard dit was geen volle baard ongeveer 3 a 4 dagen oude baard zwart van kleur. Hij is iets donkerder dan blank, hij had een Marokkaanse afkomst.
Hij had een pet op maar die viel van zijn hoofd af.
(…)
[slachtoffer 2] (
het hof begrijpt: getuige [slachtoffer 2] ) [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2]) stond bij de container en daarheen schoot die kleine jongen ook. (…) Ik weet wel nog dat die jongen die geraakt werd in zijn voet bij de container stond.
(…)
Ik zag alles heel goed. (…) Bij de slagboom en op de parkeerplaats zijn lampen en die waren allemaal brandend. (…) de afstand tussen mij en de jongen was op het moment dat hij schoot tussen de 15 en 20 meter. Ik zag alles goed er kon alles letterlijk in mij opnemen. (…) Er stonden 20 a 30 mensen buiten (…) dat was ter hoogte van die container. Hij schoot in de richting van die mensen.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2020 (dossierpagina’s 59-60), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op woensdag 1 januari 2020 omstreeks 02:00 uur spraken wij in [nachtclub] :
[getuige 2]
(…)
Hij verklaarde:
Op woensdag 01 januari 2020, omstreeks 01.30 uur en 01.40 uur was ik buiten (
het hof begrijpt: bij de nachtclub [nachtclub] gelegen te Beek) met een vriend. Ik hoorde geschreeuw vanaf de straat (…) Ik hoorde schoten vanaf de bosjes bij de voordeur van [nachtclub] . Ik zag dat een man een voorwerp, zwart, glimmend (…) had. Hij rende de hoofdweg op. Ik hoorde schoten. Zeker 3 a 4.
(…)
Signalement:
Gemillimeterd haar (…) Marokkaans.
8.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 11 februari 2020 (dossierpagina’s 67-76), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Op woensdag 1 januari 2020 (…) werd door mij (…) naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, forensisch onderzoeken verricht aan/op de locatie [adres 2] , binnen de gemeente Beek.
(…)
Door de aanwezige politiemensen waren hulzen en een patroon aangetroffen op de middelweg en in de struiken bij de uitrit van de parkeerplaats van de discotheek (
het hof begrijpt: [nachtclub]).
(…)
Ik zag dat direct links naast de uitrijbocht van de parkeerplaats een verkeerspylon stond, waaronder een huls in de struiken lag. Deze huls werd voor mogelijk DNA-onderzoek veiliggesteld en verpakt in een hulskoker (SIN AAMP6841NL).
Ik zag dat in de goot, direct links naast de uitrijbocht, aan de rechterzijde van de middelweg (gezien in de richting van de Stationsstraat) een patroon lag. Ik stelde dit patroon veilig voor mogelijk DNA-onderzoek (SIN AAMP6842NL).
Ik zag dat circa 25 meter voorbij de uitrijbocht van de uitrit aan de linkerzijde van de middelweg, (gezien in de richting van de Stationsstraat) nabij lichtmast no. 2248 op de linkerrijstrook een vervormde huls lag. Ik stelde deze huls veilig in een hulskoker voor mogelijk DNA-onderzoek (SIN AAMP6843NL).
Ik zag dat op een afstand van circa 3 tot 4 meter van deze beschadigde huls, 2 hulzen in de goot langs de rijstrook en bij de lichtmast genummerd 2248 lagen. Ik stelde deze hulzen in hulskokertjes veilig voor mogelijk DNA-onderzoek (SIN AAMP6844NL en SIN AAMP6845NL).
De 3 hulzen waren voorzien van de bodemstempel 9 mm Luger WIN, 1 huls was voorzien van de bodemstempel NAN 44 9 M/M.
(…)
Onderzoek beschadigingen groen afdek/ blinderingszeil:
Tijdens het sporenonderzoek op woensdag 1 januari 2020 omstreeks 13:00 uur, op de parkeerplaats/ terrein van de discotheek " [nachtclub] " zag ik twee beschadigingen/perforaties in een groen afdek/ blinderings-zeil. Dit zeil was aangebracht aan een bouwhek dat op de parkeerplaats was geplaatst. Dit hekwerk maakte deel uit van een rij bouwhekken, die vanaf de parkeerplaats, langs de gehele zijde van de discotheek stonden tot aan de toegangsdeur aan de voorzijde. Ik zag dat in het groen afdek/blinderings-zeil van het 2e bouwhek, gezien vanaf de blauwe container, 2 rafelige perforaties zaten.
Het bouwhek heeft de afmeting van circa 350 x 200 centimeter. Met het steunblok is het bouwhek circa 205 centimeter hoog. De maaswijdte bedraagt circa 10 x 20 centimeter.
Aan de hand van de afmetingen van het bouwhek, konden door mij de hoogtes van de beschadigingen worden afgeleid.
Gezien vanaf de parkeerplaats was de rechter perforatie op een hoogte van circa 135 centimeter en circa 120 centimeter vanaf de rechterzijde.
De linker perforatie op een hoogte van circa 170 centimeter en 265 centimeter vanaf van de rechterzijde.
(…)
Beschadiging container:
Op 6 januari 2020 werd van de tactische recherche bericht ontvangen dat er een beschadiging op de zijwand van de blauwe container was aangetroffen die mogelijk door het schieten was veroorzaakt.
(…)
De beschadiging op de zijwand van de container zat op een hoogte van 174 centimeter boven de verharding.
Naast deze beschadiging was een beschadigd gedeelte zichtbaar dat waarschijnlijk een ricochet gedeelte betrof. Aan de hand van deze beschadiging en de mogelijke ricochet werd een vermoedelijke richting van het projectiel duidelijk. In het verlengde van die vermoedelijke richting werden, langs de zijgevel van de discotheek, 2 manteldelen van een kogelpunt aangetroffen. Bij onderzoek bleek dat deze twee mantel delen vermoedelijk een 9 mm kaliber vormden.
Samenvatting:
Naar aanleiding van dit vervolgonderzoek werd de vermoedelijke richting duidelijk van waaruit de verdachte vermoedelijk zou hebben geschoten. De hoogte van de linker perforatie in het groene blinderingszeil van het 2e bouwhek, komt qua hoogte goed overeen met de beschadiging van de mogelijke schotbeschadiging op de zijwand van de container.
9.
Een deskundigenraportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 4 januari 2020 (dossierpagina’s 148-150), voor zover als inhoudende het relaas van forensisch DNA-deskundige dr. [deskundige]:
Bemonstering
(…)
Patroon DNA-profiel Mogelijke donor van celmateriaal
AAMP6842NL#01 DNA-mengprofiel afkomstig [verdachte] kan donor zijn.
van celmateriaal van minimaal
drie donoren, van wie zeker één
man.
Er is een DNA-mengprofiel
afgeleid geschikt voor vergelijkend
DNA-onderzoek met de DNA-
profielen van personen opgenomen
in de DNA-databank voor strafzaken
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van [verdachte] in de bemonstering patroon AAMP6842NL#01 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
De volgende reeks waarschijnlijkheidstermen met bijbehorende likelihood-ratio interval:
(..)
Extreem veel waarschijnlijker >1.000.000
10.
Een NFI-rapport munitieonderzoek d.d. 2 september 2020 (dossierpagina’s 174-176) voor zover als inhoudend het relaas [verbalisant 9]:
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN Omschrijving SVO's zoals op aanvraag
AAMP6841NL Munitie (Huls)
AAMP6843NL Munitie (Huls)
AAMP6844NL Munitie (Huls)
AAMP6845NL Munitie (Huls)
Vraagstelling
1. Zijn de verschoten munitiedelen afkomstig uit één of meerdere vuurwapens?
2. Wat is het soort (..) van het (de) gebruikte vuurwapen(s)?
Onderzoek
Dit betreft een indicatief vergelijkend onderzoek waarbij een deel van de sporen die
vuurwapens in kogels en hulzen achterlaten met elkaar wordt vergeleken.
Vooronderzoek
De ontvangen hulzen, kaliber 9mm Parabellum
Resultaat / conclusie
1. De resultaten van het indicatief onderzoek worden verwacht wanneer de hulzen (AAMP6841IML, -43NL, -44NL en -45NL) zijn verschoten met één vuurwapen.
2. De afvuursporen in de hulzen [AAMP6841NL, -43NL, -44NL en -45NL] worden verwacht wanneer deze zijn verschoten met een (semi-)automatisch werkend pistool.
11.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting d.d. 28 maart 2024 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, voor zover als inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 1] :
In de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020 bevond ik mij, werkzaam als gastheer, buiten voor de nachtclub [nachtclub] , gelegen te Beek. Ik herken de vandaag hier ter terechtzitting aanwezige verdachte als degene die op 1 januari 2020 heeft geschoten, ik herken hem aan zijn gezicht. Hij schoot richting mijn collega [slachtoffer 2] en mij alsmede richting de klanten die buiten aan het wachten waren. Ik herkende hem in de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020 van een incident dat zich eerder heeft afgespeeld bij [nachtclub] , hij heeft toen een fles tegen de deur gegooid. Om hem daarop aan te spreken liep ik op 1 januari 2020 met mijn collega [slachtoffer 2] op verdachte af, er kwam toen een groepje jongens aan maar ik hield steeds mijn focus op de verdachte. Ik zag toen dat de verdachte naar de struiken ging, hij pakte daar een wapen en schoot in onze richting. Ik heb hem zien schieten met dat wapen. Mijn focus was op hem gericht. Ik herken hem onder meer aan zijn litteken boven zijn lip. Hij had ten tijde van het schietincident een petje op, onder dat petje kwam gemillimeterd haar vandaan. Hij had een petje op, dat is afgevallen. (…) mijn collega [slachtoffer 2] en ik stonden buiten bij de blauwe container waar mensen binnenkomen. Er stond een lange rij voor de ingang van de nachtclub [nachtclub] . (…) het was die nacht mistig, ondanks die mist heb ik alles goed kunnen zien. Alle lichten op het terrein stonden aan. Ik heb de verdachte in de gaten gehouden, mede daarom kon ik alles goed zien. Ik heb de verdachte in het vizier gehouden, ik heb er geen twijfel aan dat de persoon die ik hier ter terechtzitting zie de persoon is die op 1 januari 2020 bij de nachtclub [nachtclub] te Beek heeft geschoten met een vuurwapen, ik herken hem voor 100%.
12.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting d.d. 28 maart 2024 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, voor zover als inhoudende de verklaring van de getuige [slachtoffer 2] :
In de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020 bevond ik mij, werkzaam als beveiliger, buiten voor de nachtclub [nachtclub] , gelegen te Beek. Ik herken de vandaag hier ter terechtzitting aanwezige verdachte als degene die ik op 1 januari 2020 toen hij in de rij stond om naar binnen te gaan, heb aangesproken. Ik sprak hem toen aan omdat ik hem herkende van een incident dat zich enkele weken voor de schietpartij bij nachtclub [nachtclub] heeft afgespeeld. De verdachte gooide toen een fles tegen de deur.
Ik herken de verdachte die hier vandaag ter terechtzitting aanwezig is aan zijn gezicht. Hij had die nacht een petje op. Ik heb hem achter de stuiken zien gaan, er waren daar geen anderen aanwezig. De verdachte was agressief en boos toen ik hem op 1 januari 2020 aansprak. Er kwam een groepje jongens op mij af, ik rende hen achterna. (…)
13.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting d.d. 17 november 2022 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik in de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020 naar de nachtclub [nachtclub] in Beek ben gegaan. (…) Er is een pet van mijn hoofd gevallen.
Ik had een donkere, zwarte, jas aan.
Ik ben 1,64 meter lang.
Het klopt dat de lip een beetje omhoog staat. Dat komt door het litteken (toevoeging hof: boven de lip).
14.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting d.d. 26 maart 2021 van de rechtbank Limburg, voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
Toen (
het hof begrijpt: op 1 januari 2020) werd ik aangesproken door twee beveiligers (
het hof begrijpt: van de nachtclub [nachtclub]). Uit het dossier weet ik dat [slachtoffer 2] de Marokkaanse beveiliger en [getuige 1] de Afghaanse beveiliger was. (…) Ik stond op de hoekpunt van de container. Daar hebben ze ook later mijn petje teruggevonden.
(…)
Er stopte een auto en er stapten (…) jongens uit. (…) Die jongens uit de auto waren agressief tegen de beveiligers.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft - op gronden zoals in de pleitnota verwoord - vrijspraak bepleit. Daaraan ligt ten grondslag dat uit het procesdossier niet volgt dat de verdachte de schutter is geweest en de verklaringen van de portiers tegenstrijdig zijn. Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte geen opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] en de personen die voor de nachtclub stonden te wachten.
i.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1]
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaringen [slachtoffer 2] en [getuige 1] in de kern op hetzelfde neerkomen en elkaar juist versterken en ondersteunen. Inconsistenties in die verklaringen – wat daar ook van zij – zijn naar het oordeel van het hof van ondergeschikt belang en mede gelet op de aard en ingrijpendheid van het bewezenverklaarde alsmede de feilbaarheid van het menselijke geheugen invoelbaar, en doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van die getuigen niet af. Daarnaast heeft het hof geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van genoemde personen, zodat het hof deze verklaringen tot het bewijs zal bezigen. In voormeld verband overweegt het hof dat de verdachte op de plaats van het delict aanwezig was, de verdachte, naar zij zeggen, in de rij stond toen hij door de twee beveiligers werd aangesproken, de getuige [getuige 1] ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij zijn focus steeds op deze man, de verdachte, hield en op hem was gericht, en dat hij de verdachte voor 100% herkent als degene die heeft geschoten. Daarnaast is op een kogelpatroon, dat is gevonden nabij de slagboom, welke gelegen is naast de bosschages bij clmub [nachtclub] , celateriaal aangetroffen dat matcht met het DNA van de verdachte.
Het alternatieve scenario van de verdachte dat zijn DNA op dat patroon is gekomen doordat hij ooit eens een zakje met vloeitjes waarin dat patroon zich zou hebben bevonden vast zou hebben gehad, is naar het oordeel van het hof volstrekt onaannemelijk, nu daaromtrent niets is gebleken en het is gebleven bij die enkele stelling.
Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte niet de schutter is geweest vindt aldus zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, in het bijzonder gelet op de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige 1] welke zij ter terechtzitting in hoger beroep hebben afgelegd.
Opzet op de dood
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] noch op de dood van de personen die in de rij bij de nachtclub stonden overweegt het hof als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte na onenigheid met de beveiligers van nachtclub [nachtclub] richting de struiken is gerend alwaar hij een vuurwapen heeft gepakt en daarmee schoten heeft gelost. De schoten zijn gelost in de richting van [slachtoffer 2] en bezoekers van de nachtclub die in de rij stonden, waaronder [slachtoffer 1] . In de doeken die aan de bouwhekken waren bevestigd, zijn sporen van kogelinslagen gevonden, op een hoogte van 135 centimeter en een hoogte van 170 centimeter. Op de blauwe container werd eveneens een kogelinslag aangetroffen, op een hoogte van 174 centimeter.
Uit het procesdossier volgt dat de oudjaarsnacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020 een drukbezochte nacht was bij club [nachtclub] . De bezoekers bevonden zich in de rij achter de bouwhekken met daarop de doeken. Tevens liep de rij langs de blauwe container.
Het hof overweegt dat het schieten met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer 2] een aanmerkelijke kans oplevert op de dood. Voormelde gedraging van de verdachte is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van die [slachtoffer 2] dat het niet anders kan dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties daaromtrent is niet gebleken.
Het hof overweegt daarnaast dat het met een vuurwapen schieten in de richting van een bezoekersrij voor een nachtclub een aanmerkelijke kans oplevert op de dood van de zich in die rij bevindende bezoekers, waaronder [slachtoffer 1] . Voormelde gedragingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van die bezoekers en [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties daaromtrent is niet gebleken.
Bij voormelde overwegingen betrekt het hof dat de verdachte meermaals in de richting van [slachtoffer 2] en de bezoekersrij voor de nachtclub heeft geschoten. De banen van de kogels kennen - vanaf de grond bezien - hoogtes van 135, 170 en 174 centimeter. Het raken van een persoon met een kogel in het lichaam op die hoogte maakt reeds dat er een aanmerkelijke kans op de dood bestaat, nu op die hoogte in het lichaam zich vitale organen bevinden en het raken van die vitale organen een aanmerkelijke kans op de dood met zich brengt. Dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] in zijn voet is geraakt, laat onverlet dat de gedragingen van de verdachte reeds een aanmerkelijke kans op de dood meebrachten.
De door de raadsvrouw gevoerde opzetverweren vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen en het hier vorenoverwogene.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de pogingen tot doodslag op [slachtoffer 2] en de ten tijde van het schietincident in de rij wachtende bezoekers van de nachtclub [nachtclub] in Beek, waaronder [slachtoffer 1] . De strafbaarstelling van poging tot doodslag beoogt het belangrijkste rechtsgoed van de mens, het leven, te beschermen. De verdachte heeft door zijn handelingen de dood van de aldaar aanwezigen voor lief genomen.
Door het gedrag van de verdachte is [slachtoffer 1] , een bezoeker van de nachtclub die nacht, geraakt in zijn voet. Het incident moet voor dit slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest, temeer nu hij slechts als bezoeker in de rij stond bij de nachtclub. Ook voor de overige aanwezigen moet het incident grote angst hebben ingeboezemd, zeker voor [getuige 1] en [slachtoffer 2] welke direct zijn geconfronteerd met het schieten door de verdachte.
Het hof neemt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte zich kennelijk op een confrontatie heeft voorbereid door een wapen te stallen nabij de nachtclub, in de aldaar aanwezige bosschages. Daarenboven acht het hof het zeer kwalijk dat een geringe aanleiding de verdachte heeft aangezet om de bewezenverklaarde feiten te plegen. De verdachte heeft zich met het plegen van de feiten niets aangetrokken van het leven van anderen. Tot slot neemt de verdachte in strafverzwarende zin mee dat de feiten zijn gepleegd tijdens een drukbezochte oudjaarsnacht bij een nachtclub.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte d.d. 24 januari 2024, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof constateert dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep is geschonden.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Op 23 september 2020 is de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg aangevangen met de inverzekeringstelling van de verdachte. Op 9 april 2021 heeft de rechtbank vonnis gewezen, waardoor de redelijke termijn van 24 maanden in eerste aanleg niet is overschreden.
Op 20 april 2021 is er door de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, waarmee de redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen. Het hof wijst thans bijna 36 maanden na het instellen van het hoger beroep arrest, waardoor de in deze zaak toepasselijke redelijke termijn van 24 maanden, in hoger beroep met 12 maanden is overschreden, hetgeen dient te leiden tot strafmatiging.
Het hof overweegt dat het, zoals hiervoor al vermeld, zonder de schending van de redelijke termijn in hoger beroep tot de oplegging was gekomen van een gevangenisstraf van 8 jaren maanden, doch deze straf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn wordt verminderd tot een gevangenisstraf voor de duur 7 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot
schadevergoeding van een bedrag van € 22.185,94 aan materiële- en immateriële schade, te
vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij is het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, vanwege de vrijspraak van de verdachte.
De benadeelde partij heeft aanvankelijk te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven. De advocaat van de benadeelde partij heeft op 14 maart 2024 te kennen gegeven dat de vordering voor wat betreft het gedeelte dat ziet op de materiële schade wordt verminderd met een bedrag van € 198,00. Mitsdien bedraagt de vordering in hoger beroep € 21.987,94 en valt deze uiteen in de volgende posten:
(post i.) kleding € 195,00
(post ii.) schoeisel € 30,00
(post iii.) iPhone € 250,00
(post iv.) reiskosten huisarts € 20,95
(post v.) eigen risico 2020 € 385,00
(post vi.) eigen bijdrage ziektekosten € 198,90
(post vii.) verlies arbeidsvermogen € 9.217,00
(post viii.) huishoudelijke hulp € 3.562,00
(post ix.) kosten opstellen rapportage € 1.729,09
(post x.) immateriële schade € 6.400
a. Zaakschade
Het hof acht het aannemelijk dat de kleding en schoeisel van de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is beschadigd.
Het hof zal de gestelde schade aan de kleding (post i.) g schatten op een bedrag van € 97,50, zijnde de helft van de vordering en de vordering voor het overige deel afwijzen.
De vordering met betrekking tot de gestelde schade aan de schoenen van de verdachte (post ii.) komt het hof gegrond voor. Deze post is door de verdediging niet betwist. Mitsdien zal het hof deze post toewijzen.
De benadeelde partij zal in de vordering, voor zover betrekking hebbend op de schade aan de iPhone (post iii.), niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de benadeelde niet heeft onderbouwd en ook overigens niet is gebleken dat voormelde post rechtstreekse schade door het feit betreft.
Wettelijke rente
Het hof zal de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de zaaksschade bepalen op de dag van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 1 januari 2020, nu de schade op die dag wordt geacht te zijn geleden.
b. Medische kosten
De door de benadeelde partij gevorderde ‘medische kosten’ (posten iv. tot en met vi.), bestaande uit reiskosten naar de huisarts (post iv.), eigen risico over 2020 (post v.) en eigen bijdrage ziektekosten (post vi.) komen het hof gegrond voor en dienen – bij gebrek aan betwisting – te worden toegewezen.
Wettelijke rente
Voormelde posten kennen alle een verschillende factuurdatum. Het hof zal evenwel voor de bepaling van de aanvangsdatum van de wettelijke rente aanknopen bij de datum die hem geraden voorkomt, te weten de factuurdatum van de hoogte post, zijnde 14 april 2020.
c. Verlies van arbeidsvermogen
Het hof overweegt aangaande de gestelde schade, bestaande uit het verlies van arbeidsvermogen en de kosten die gemoeid zijn geweest met het opstellen van de berekening hieromtrent (posten vii. en ix.) dat dit gedeelte van de vordering nader onderzoek vergt en zich niet leent voor toewijzing bij deze stand van zaken, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van dit strafproces zou opleveren. Het hof zal daarom bepalen dat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
d. Huishoudelijke hulp
De benadeelde heeft gesteld dat hij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en het daarbij opgelopen letsel gedurende een periode van 26 weken niet of nauwelijks in staat is geweest huishoudelijke taken te verrichten. De verdediging heeft deze schadepost niet, althans niet gemotiveerd betwist. Het hof zal deze post daarom overeenkomstig de in 2020 geldende Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp vermelde normbedragen voor een alleenstaande, zwaar beperkt, toewijzen tot het gevorderde bedrag van 26 x € 137,00 is € 3.562,00.
Wettelijke rente
De schadepost heeft betrekking op een periode van 26 weken. Het hof zal de ingangsdatum van de wettelijke rente voor deze post daarom bepalen in het midden van die periode, zijnde 1 april 2020.
e. Immateriële schade
Het hof stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien, zoals in het onderhavige geval, de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen.
Uit de Forensisch-geneeskundige letselbeschrijving d.d. 13 januari 2020 en de door de benadeelde partij verstrekte medische informatie (zie bijlagen 7 t/m 8 bij de brief van de gemachtigde van 14 maart 2024) blijkt dat de benadeelde als gevolg van het schietincident letsel heeft bekomen aan zijn voet (de doorschotwond), waarvoor hij onder behandeling is geweest bij een chirurg, dermatoloog en fysiotherapeut en gedurende langere tijd fysiek was beperkt. Voorts blijkt dat de benadeelde als gevolg van het schietincident geestelijk letsel heeft opgelopen (een PTSS), waarvoor hij onder behandeling is geweest bij een psycholoog en een EMDR therapie heeft ondergaan.
Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, de ernst van het bewezenverklaarde feit, de aard, de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 6.400,00.
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 1 januari 2020, zijnde de dag waarop de schade wordt geacht te zijn geleden.
f. Resumé
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 10.694,35, bestaande uit € 4.294,35 aan materiële schade en € 6.400,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de gestelde schade aan de kleding zal het hof het meerdere van de vordering, zijnde € 97,50, afwijzen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering strekkende tot vergoeding van de gestelde schade aan de iPhone,
Met betrekking tot de post verlies van arbeidsvermogen (posten vii. en ix.) heeft het hof bepaald dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten op de wijze als in het dictum van dit arrest is bepaald.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het
bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de medeverdachte rechtstreeks schade aan
het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 10.694,35. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen
tot een bedrag van € 10.694,35, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals
hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden
schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling
voor de duur van ten hoogste 88 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet
mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid
niet opheft.
Bevel gevangneming
Het hof acht ten slotte termen aanwezig om de vordering van de advocaat-generaal tot gevangenneming van de verdachte toe te wijzen. Het hof is immers van oordeel dat uit de bewezenverklaring blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte ter zake van feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het hof is voorts van oordeel dat blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vordert. De bewezenverklaring betreft immers feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaren is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Het tijdsverloop maakt dat niet anders. Het maatschappelijk belang bij een spoedige en doeltreffende executie van de gevangenisstraf prevaleert in dit geval boven het persoonlijk belang van de verdachte om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in vrijheid af te wachten, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde. Het hof zal daarom de gevangenneming van de verdachte bevelen, welk bevel tevens afzonderlijk zal worden geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.694,35 (tienduizend zeshonderdvierennegentig euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 4.294,35 (vierduizendtweehonderdvierennegentig euro en vijfendertig cent) aan materiële schade en € 6.400,00 (zesduizend vierhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf:
  • 1 januari 2020 met betrekking tot een bedrag van € 6.527,50
  • 1 april 2020 met betrekking tot een bedrag van € 3.562,00
  • 14 april 2020 met betrekking tot een bedrag van € 604,85
telkens tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering met betrekking tot de schadepost ‘kleding’ voor het overige af;
verklaart de benadeelde partij voor de overige gevorderde zaaksschade (IPhone) niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de vordering met betrekking tot ‘verlies van verdienvermogen’ niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.694,35 (tienduizend zeshonderdvierennegentig euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 4.294,35 (vierduizendtweehonderdvierennegentig euro en vijfendertig cent) aan materiële schade en € 6.400,00 (zesduizend vierhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf:
- 1 januari 2020 met betrekking tot een bedrag van € 6.527,50
- 1 april 2020 met betrekking tot een bedrag van € 3.562,00
- 14 april 2020 met betrekking tot een bedrag van € 604,85
telkens tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 88 (achtentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 11 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.T.F.M. van Krieken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.