ECLI:NL:GHSHE:2024:1241

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
200.332.603_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming opvolgend bewindvoerder in het belang van de rechthebbende met psychische problemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een opvolgend bewindvoerder voor de rechthebbende, die lijdt aan schizofrenie. De rechthebbende had verzocht om ontslag van de huidige bewindvoerder, [de bewindvoerder 1] B.V., en benoeming van [de bewindvoerder 2] als opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende ervaart veel stress door de huidige situatie en heeft het gevoel dat hij niet goed wordt begrepen door de huidige bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige bewindvoerder haar taken naar behoren heeft uitgevoerd, maar heeft desondanks geoordeeld dat het in het belang van de rechthebbende is om de bewindvoerder te wijzigen. De rechthebbende heeft een goede klik met de voorgestelde opvolgend bewindvoerder, wat van belang is voor zijn welzijn. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 augustus 2023 vernietigd en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder met ingang van 1 mei 2024 bepaald. De huidige bewindvoerder moet binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording afleggen aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 april 2024
Zaaknummer: 200.332.603/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10446568 TD VERZ 23-749
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M.H. Kroon.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de bewindvoerder 1] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats 1] , hierna te noemen: de bewindvoerder;
[de dochter], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de dochter.
Deze zaak gaat - in het kort - over het verzoek van de rechthebbende om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een opvolgend bewindvoerder te benoemen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 september 2023, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het inleidend verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en tot benoeming van de door de rechthebbende voorgestelde bewindvoerder, alsnog toe te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Kroon;
  • [vertegenwoordiger bewindvoerder 1] en [vertegenwoordiger bewindvoerder 2] namens de bewindvoerder.
2.4.
De dochter is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 25 juli 2023;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 24 november 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (brief) van mr. Kroon d.d. 27 februari 2024.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij beschikking van 1 oktober 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren vanaf 10 oktober 2020 een bewind ingesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden met benoeming van [de bewindvoerder 1] B.V. tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant het verzoek van de rechthebbende om de huidige bewindvoerder te ontslaan en de heer
[de bewindvoerder 2] (hierna: [de bewindvoerder 2] ) van [bewindvoeringskantoor] te benoemen tot opvolgend bewindvoerder, afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De rechthebbende voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Hij heeft zes kinderen en het is voor hem van belang dat hij de kinderen regelmatig kan zien. Hij ervaart veel onrust, omdat iedere maand onzeker is of hiervoor budget wordt vrijgemaakt.
Ten onrechte is de kantonrechter voorbij gegaan aan de klachten van de rechthebbende. Tussen de rechthebbende en de bewindvoerder is er geen goede communicatie. De rechthebbende voelt zich niet serieus genomen in zijn verzoeken en hij heeft onvoldoende vertrouwen in de bewindvoerder. De verstandhouding tussen hem en de bewindvoerder is ernstig verstoord. Hierdoor ervaart hij veel stress, hetgeen een negatieve weerslag op zijn psychische gezondheid heeft. Bij de rechthebbende is de diagnose schizofrenie geconstateerd. Dit heeft in het verleden geleid tot psychoses. Het is voor hem van belang om stress te vermijden, ter voorkoming van nieuwe episodes. De rechthebbende heeft om die reden belang bij benoeming van [de bewindvoerder 2] als opvolgend bewindvoerder. Hij heeft veel vertrouwen in [de bewindvoerder 2] en kan met hem wel goed kan communiceren, mede vanwege zijn [nationaliteit] achtergrond.
3.5.
De bewindvoerder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Het dossier is lange tijd instabiel geweest en het heeft enige tijd geduurd voordat de financiën op orde waren en de schuldenlast inzichtelijk was. Inmiddels is het gemeentelijk schuldsaneringstraject, dat door de bewindvoerder in gang is gezet, met een schone lei voor de rechthebbende beëindigd.
De rechthebbende is niet in staat om de jaarlijkse rekening en verantwoording te begrijpen. Om discussies te voorkomen is deze niet aan hem verstrekt. Vanwege zijn geestelijke gesteldheid is de rechthebbende achterdochtig en wantrouwend richting mensen, hetgeen een gesprek met de rechthebbende lastig maakt. Hij wordt door de bewindvoerder echter altijd serieus genomen en te woord gestaan.
Het wettelijk kader
3.6.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
De motivering van de beslissing
3.7.
Het hof overweegt op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren is gebracht als volgt.
3.8.
Voorop wordt gesteld dat de huidige bewindvoerder haar werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. De huidige bewindvoerder heeft onder meer bewerkstelligd dat de rechthebbende een gemeentelijk schuldsaneringstraject op positieve wijze heeft kunnen afsluiten en zij heeft zich ingespannen om de rechthebbende tegemoet te komen in zijn verzoeken en daarover op een constructieve wijze met de rechthebbende te communiceren. De bewindvoerder heeft gemotiveerd en onderbouwd de door rechthebbende gemaakte verwijten kunnen weerleggen en alle genoemde transacties door en handelingen van de bewindvoerder afdoende kunnen verklaren. Het functioneren van de huidige bewindvoerder vormt derhalve geen grond voor ontslag.
3.9.
Toch zal het inleidend verzoek van de rechthebbende alsnog worden toegewezen. Het hof zal uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.10.
Bij de rechthebbende is de diagnose schizofrenie vastgesteld, waarbij hij in het verleden te kampen heeft gehad met psychoses. De rechthebbende krijgt een keer per maand depotmedicatie. Om te voorkomen dat de psychoses terugkomen, is het voor hem van groot belang dat hij spanningen en onrust vermijdt.
De rechthebbende ervaart veel stress in de huidige situatie, waarbij het bewind over zijn goederen is ondergebracht bij de huidige bewindvoerder. Dit heeft een negatieve invloed op zijn dagelijkse functioneren, in die zin dat hij slecht slaapt en hij minder goed voor zichzelf zorgt. De rechthebbende voelt zich door de huidige bewindvoerder onbegrepen en ongehoord en heeft absoluut geen vertrouwen (meer) in deze bewindvoerder. Alhoewel dit wantrouwen in feite niet terecht is en mogelijk voortkomt uit het ziektebeeld van de rechthebbende, acht het hof een wijziging van de bewindvoerder in belang van het welzijn van de rechthebbende.
De rechthebbende ervaart een goede klik met [de bewindvoerder 2] en de communicatie met [de bewindvoerder 2] , die net als hij een [nationaliteit] achtergrond heeft, ervaart de rechthebbende als prettig. In de beleving van de rechthebbende sluit [de bewindvoerder 2] beter aan bij zijn behoeften en is er nu al een goede vertrouwensband aanwezig. Alhoewel dit normaal gesproken geen grond vormt voor een wijziging, is bij de rechthebbende sprake van bijzondere, persoonlijke omstandigheden. De rechthebbende is een kwetsbare en gevoelige man, die door het huidige bewind belemmerd wordt in zijn dagelijkse functioneren. Voorkomen dient te worden dat zijn gezondheidssituatie verslechtert, met alle mogelijke negatieve gevolgen voor hemzelf en zijn omgeving van dien.
Bij deze beslissing weegt het hof mee dat de rechthebbende goed beseft dat een wijziging van de bewindvoerder de nodige kosten met zich zal brengen die ten laste zullen worden gebracht van zijn (spaar)gelden. De rechthebbende is er verder mee bekend dat een wijziging er in beginsel niet toe leidt dat hij meer leefgeld zal ontvangen. Ook het gegeven dat geen sprake meer is van problematische schulden en dus mogelijk deze grondslag aan het bewind binnen afzienbare periode komt te ontvallen en de huidige bewindvoerder daarom met de rechthebbende aan het toewerken is naar zelfredzaamheid, heeft de rechthebbende niet van gedachten doen veranderen. Hij blijft volharden in zijn verzoek. Daarbij is tijdens de mondelinge behandeling namens de rechthebbende terecht naar voren gebracht dat het onzeker is of het zelfstandigheidstraject op termijn daadwerkelijk tot een opheffing van het bewind zal leiden. Mogelijk is een grondslagwijziging aan de orde.
3.11.
De grieven van de rechthebbende slagen derhalve. Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het inleidend verzoek van de rechthebbende alsnog toewijzen.
3.12.
Om ervoor te zorgen dat er een goede overdracht kan plaatsvinden, zal het hof bepalen dat het ontslag van de huidige bewindvoerder met ingang van 1 mei 2024 zal plaatsvinden. Met ingang van deze datum zal de opvolgend bewindvoerder de taken die uit het bewind voortvloeien op zich nemen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 augustus 2023;
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 mei 2024 aan [de bewindvoerder 1] B.V., gevestigd te
[vestigingsplaats 1] , ontslag als bewindvoerder over de huidige en toekomstige goederen van [de rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , Turkije;
benoemt met ingang van 1 mei 2024 [de bewindvoerder 2] , handelend onder de naam [bewindvoeringskantoor] , gevestigd te [vestigingsplaats 2] ( [postbus] , [postcode] ) tot opvolgend bewindvoerder van [de rechthebbende] , voornoemd;
bepaalt dat de huidige bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder voor zijn (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. van Leeuwen, J.C.E. Ackermans-Wijn en E.M.D.M. van der Linden en is in het openbaar uitgesproken door mr. E.M.D.M. van der Linden op 11 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.