Uitspraak
4.Het verdere verloop van de procedure
5.De verdere beoordeling
Het – volgens [appellante] op diverse punten – ontbreken van stukken, bijvoorbeeld uit de periode 1987 – november 2008 voor zover het correspondentie betreft kan dus ook voorvloeien uit het niet (langer) bewaard en/of bewerkt hebben, hetzij digitaal hetzij fysiek.
Op dat punt zal [verweerster] wel duidelijkheid dienen te verschaffen, nu [verweerster] zelf in haar reactie van 16 januari 2024 (en het overzicht, bijlage 2) heeft aangegeven dat ‘e-mails en documenten’ worden bewaard tot 5 jaar na de huurovereenkomst. Het staat vast dat de huurovereenkomst thans nog loopt. Onduidelijk is echter voorshands vanaf wanneer [verweerster] deze bewaartermijn hanteert en of dat dan alleen voor digitale opslag dan wel ook voor fysieke opslag geldt (zie artikel 4 onder 2 AVG en ook onderdeel 2.5.11 van de tussenbeschikking).
juiste verwerking van persoonsgegevens.
vet GHSHE):
35 Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, blijkt uit de tekstuele analyse van artikel 15, lid 3, eerste volzin, AVG dat deze bepaling de betrokkene het recht verleent om een getrouwe reproductie te verkrijgen van zijn – in ruime zin opgevatte – persoonsgegevens die zijn bewerkt op een manier die moet worden aangemerkt als „verwerking [door de verwerkingsverantwoordelijke]” (arrest van 4 mei 2023, Österreichische Datenschutzbehörde en CRIF, C 487/21, EU:C:2023:369, punt 28).
31 Wat in de eerste plaats de bewoordingen van de relevante bepalingen betreft, moet ten eerste worden opgemerkt dat in artikel 12, lid 5, AVG het beginsel is neergelegd dat de uitoefening van het recht van inzage van de betrokkene van de gegevens die worden verwerkt en de daarop betrekking hebbende informatie voor de betrokkene geen kosten met zich meebrengen. Bovendien worden in deze bepaling twee redenen genoemd waarom een verwerkingsverantwoordelijke ofwel een redelijke vergoeding kan aanrekenen in het licht van de administratieve kosten, ofwel kan weigeren gevolg te geven aan een verzoek. Die redenen hebben betrekking opgevallen van misbruik van rechtwaarin de verzoeken van de betrokkene „kennelijk ongegrond” of „buitensporig” zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter.
rechtsmisbruik” van Unierechtelijke regels (zie bijvoorbeeld HvJ 28 juli 2016 C-423/15 inzake Krazter c. R+V, ECLI:EU:C:2016:604) en sluit als zodanig aan bij de Nederlandse regels aangaande ‘misbruik van bevoegdheid’ (artikel 3:13 BW).
Het hof gaat zich daar in deze procedure niet over buigen, in dat kader in deze procedure nader betrokken stellingen niet bespreken of daar enig oordeel over geven. Dat tijdens de mondelinge behandeling overigens wel aandacht is geweest voor de huurproblematiek – in het kader van het onderzoeken van de mogelijkheden van een minnelijke oplossing in den brede, zoals te doen gebruikelijk – doet aan het voorgaande niet af.