ECLI:NL:GHSHE:2024:1237

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
200.315.735_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in het kader van co-ouderschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2015. De moeder had verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen, maar dit verzoek werd opnieuw afgewezen. Het hof heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige gewijzigd naar de vader, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De vader had zich kunnen vinden in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen, gezien de sociale omgeving van de minderjarige in [woonplaats]. De moeder stemde in met de wijziging van de hoofdverblijfplaats, maar had bezwaren tegen de voorgestelde zorgregeling, die meer wisselmomenten met zich meebracht. Het hof oordeelde dat de zorgregeling, zoals geadviseerd door de raad, in het belang van de minderjarige was, en dat de wisselmomenten niet bezwaarlijk waren. De kinderalimentatie werd op nihil gesteld, en de proceskosten werden gecompenseerd. De beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juni 2022 werd vernietigd voor zover het de hoofdverblijfplaats, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de kinderalimentatie betreft.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 april 2024
Zaaknummer: 200.315.735/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/375380 / FA RK 21-4604
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader] ,
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers,
tegen
[de moeder] ,wonende in [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat; mr. M. Koppelmans-de Goeij.
Deze zaak gaat over: [minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2015.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

7.De beschikking van 25 mei 2023

Bij die beschikking heeft het hof in principaal en incidenteel hoger beroep:
  • de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek met betrekking tot de deelname van [minderjarige] aan zwemles;
  • de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juni 2022 bekrachtigd, voor zover daarin het verzoek van de vader aangaande een wekelijkse sportactiviteit is afgewezen;
  • het verzoek van de vader afgewezen om te bepalen dat de moeder gehouden is een bedrag van € 2.152,50 aan de vader te vergoeden voor verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige];
  • voorlopig bepaald, tot daarover nader wordt beslist, dat de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met ingang van 25 mei 2023 op € 130,- per maand wordt bepaald, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de raad verzocht rapport en advies uit te brengen, onder aanhouding van iedere verdere beslissing pro forma tot 27 november 2023.

8. Het verdere verloop van het geding in het principaal en incidenteel hoger beroep

8.1.
Het hof heeft nadien ontvangen:
- het rapport van de raad van 15 november 2023, ingekomen bij het hof op 17 november 2023;
- het V6-formulier van 28 november 2023, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 1 december 2023, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 25 januari 2024, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
8.2.
Bij voornoemd V6-formulier van 28 november 2023 heeft de vader gereageerd op het raadsrapport en kenbaar gemaakt dat hij zich kan vinden in het advies van de raad om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen en een zorgregeling vast te leggen waarbij [minderjarige] 8 van de 14 dagen bij de vader verblijft.
8.3.
Bij voornoemd V6-formulier van 1 december 2023 heeft de moeder gereageerd op het raadsrapport en haar verzoeken in incidenteel hoger beroep gewijzigd in zoverre dat zij het hof verzoekt:
Primair (eerder subsidiaire verzoek in incidenteel hoger beroep):
- [minderjarige] verblijft week op, week af met overdracht op woensdag bij beide ouders, in de even weken bij vader, met een wisseling op de woensdag na school, alsmede in de oneven weken bij moeder;
Subsidiair:
- [minderjarige] verblijft week op, week af met overdracht op woensdag bij beide ouders, in de even weken bij vader, met een wisseling op woensdag na school, alsmede in de oneven weken bij de moeder, waarbij de moeder tijdens haar zorg voor [minderjarige] van woensdag op donderdag in [woonplaats] verblijft en overige dagen in [plaats];
Meer subsidiair:
  • de even weken verblijft [minderjarige] bij de vader van maandag na school tot woensdag voor school, woensdag na school tot vrijdagochtend bij de moeder, en vrijdag tot en met zondag bij de vader;
  • in de oneven weken verblijft [minderjarige] bij de vader van maandag tot woensdag na school, woensdag na school tot donderdagochtend bij de moeder in [woonplaats] en van donderdag na school tot maandag voor school bij de moeder,
althans een zodanige regeling als het hof in goede justitie vermeent te behoren.
8.4.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].

9.De verdere beoordeling in het principaal en incidenteel hoger beroep

Advies van de raad
9.1.
De raad adviseert het hof - samengevat - het volgende. Hoewel bij beide ouders mogelijkheden zijn om het hoofdverblijf van [minderjarige] vast te stellen en de ene ouder niet ‘beter is’ dan de andere ouder, acht de raad het gelet op de wens van de moeder om naar [plaats] te verhuizen, het meest voor de hand liggend om conform de wens van [minderjarige] het hoofdverblijf van [minderjarige] in [woonplaats] te laten zijn bij de vader, waar ook zijn sociale leven voornamelijk is. De continuïteit hierin is belangrijk voor [minderjarige]. De raad adviseert de volgende zorgregeling, waarbij uitgangspunt is dat [minderjarige] zijn ouders beide ongeveer evenveel ziet als in de huidige situatie, maar waarbij hij ook de gelegenheid heeft om de kinderen van de huidige partner van de moeder te zien:
in de even weken:
  • maandag na school bij de vader tot woensdag voor school,
  • woensdag na school tot vrijdagochtend bij moeder,
  • vrijdag tot en met zondag bij de vader,
in de oneven weken:
  • maandag tot donderdag voor school bij de vader,
  • donderdag na school tot maandag voor school bij de moeder,
waarbij de vakanties en feestdagen evenredig worden gedeeld.
De raad geeft het hof in overweging moeder vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met [minderjarige] naar het adres van haar partner in [plaats].
De raad heeft desgevraagd verklaard dat de geadviseerde zorgregeling weliswaar leidt tot meer wisselmomenten maar dat [minderjarige] hiermee de kinderen van de partner van de moeder minder hoeft te missen. De raad ziet geen aanleiding om nogmaals met [minderjarige] te gaan spreken.
De standpunten
9.2.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader kan zich vinden in het advies om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen en verzoekt het hof een zorgregeling vast te leggen waarbij [minderjarige] 8 van de 14 dagen bij de vader is. De vader heeft aangevoerd dat zijn werk er niet aan in de weg staat om dit te combineren met de opvang van [minderjarige].
Anders dan de raad in het raadsrapport heeft opgenomen, kan er gelet op artikel 382 Rv niet overgegaan worden tot een nietigverklaring van de eerdere beslissing waarin het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen is afgewezen. Als het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald staat er de moeder juridisch gezien niets aan in de weg als zij, zonder [minderjarige], naar [plaats] verhuist. De vader acht het in het belang van [minderjarige] dat de clubactiviteiten in [woonplaats] doorgang kunnen vinden op de dagen dat hij bij de moeder in [plaats] verblijft en het is dan ook wenselijk dat dit in de overwegingen van de beschikking wordt opgenomen om discussie daarover in de toekomst te voorkomen.
9.3.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De moeder kan instemmen met de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader. Vanuit de gedachte van co-ouderschap is dat slechts een administratieve handeling en de moeder verzoekt het hof dit ook als zodanig vast te leggen.
De moeder kan ook instemmen met het advies van de raad om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats]. Gelet op de huidige jurisprudentie is bij een co-ouderschap een dergelijke toestemming wel nodig, maar anders dan de raad aangeeft hoeft de bestreden beschikking hiervoor niet vernietigd te worden.
De vader hoeft geen kinderalimentatie meer te betalen vanaf het moment dat de inschrijving van [minderjarige] bij de vader heeft plaatsgevonden. De vader zal vanaf dat moment alle verblijfsoverstijgende kosten moeten betalen.
De moeder kan zich niet vinden in de door de raad geadviseerde zorgregeling aangezien die veel onrust geeft. Er zijn dan veel wisselmomenten, terwijl [minderjarige] juist behoefte heeft aan structuur. De regeling leidt bovendien niet tot een gelijkwaardige verdeling. De moeder vraagt zich af hoe de vader de opvang van [minderjarige] gaat regelen in verband met zijn werk.
Verder heeft de moeder geopperd dat de raad nog een keer met [minderjarige] gaat spreken, deze keer in de omgeving van de moeder.
Oordeel van het hof
9.4.
Het hof overweegt als volgt.
9.4.1.
Om pragmatische redenen begint het hof met het bespreken van het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen.
Vervangende toestemming verhuizing9.4.2. De moeder heeft tijdens de procedure bij de rechtbank het voorwaardelijke verzoek gedaan om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. De rechtbank is in de bestreden beschikking niet toegekomen aan de beoordeling van dit voorwaardelijke verzoek van de moeder. Het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing heeft de moeder in (incidenteel) hoger beroep onvoorwaardelijk gedaan. Bij de beoordeling van dit verzoek is het volgende relevant.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 juli 2019 is het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen afgewezen. Deze beslissing is bij beschikking van dit hof van 25 februari 2021 bekrachtigd, onder meer vanwege - kort gezegd - het feit dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij in [woonplaats] blijft wonen nu hij daar vrijwel sinds zijn geboorte woont, hij daar op school zit en zijn dagelijkse leefomgeving heeft. De vader is in 2018 voor [minderjarige] naar [woonplaats] verhuisd en heeft zijn werkzaamheden zodanig gereorganiseerd dat hij in staat is om de zorg voor [minderjarige] met de moeder te delen. Het belang van de moeder om te verhuizen naar [plaats] was met name gelegen in het feit dat zij daar met haar geregistreerde partner wilde gaan samenwonen. Dit belang woog zwaar, maar niet zwaarder dan het belang van [minderjarige] om in zijn vertrouwde leefomgeving te blijven, zo oordeelde het hof destijds.
Bij beoordeling van het huidige verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen, nog daargelaten de vraag of er voor de moeder een noodzaak bestaat om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen, zijn voornoemde omstandigheden onverminderd van kracht. Gelet hierop ziet het hof geen aanleiding om nu anders te beslissen dan het hof reeds in voornoemde beschikking heeft gedaan. Dit betekent dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen opnieuw zal worden afgewezen.
Hoofdverblijfplaats
9.4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [minderjarige] feitelijk zijn hoofdverblijf heeft bij de moeder door de inschrijving van [minderjarige] direct na zijn geboorte op het adres van de moeder. Gelet op het feit dat partijen zich kunnen conformeren aan het advies van de raad om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] thans bij de vader te bepalen, zal het hof overeenkomstig beslissen en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] wijzigen. Anders dan de moeder betoogt, is de bepaling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] geen louter administratieve handeling. Uit het raadsrapport volgt dat bepaling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader meer is aangewezen nu het leven van [minderjarige] zich centreert in [woonplaats] , het grootste deel van zijn sociale omgeving zich hier bevindt, hij hier naar school gaat en deelneemt aan buitenschoolse activiteiten. Dit neemt het hof over en maakt die overwegingen tot de zijne.
Zorgregeling9.4.4. Ten aanzien van de bepaling van de zorgregeling is niet in geschil dat beide ouders in staat zijn invulling te geven aan de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Hoewel er in de door de raad geadviseerde regeling meer wisselmomenten zijn dan in de huidige regeling, wordt deze geadviseerde regeling in het belang van [minderjarige] geacht. De wisselmomenten zullen (overwegend) plaatsvinden voorafgaand aan of na schooltijd waardoor deze wisselmomenten naar hun aard niet bezwaarlijk worden geacht voor [minderjarige] en evenmin voor de ouders. De bezwaren van de moeder tegen de frequentie van de wisselmomenten zijn dan ook niet van doorslaggevend belang.
Het argument van de moeder dat die zorgregeling niet gelijkwaardig is, geeft evenmin aanleiding om anders te beslissen. Uitgangspunt van de zorgregeling is dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader in [woonplaats] is en dat hij zoveel mogelijk deel kan blijven nemen aan sociale activiteiten aldaar en deel kan blijven nemen aan sportactiviteiten. Daarnaast is goed en frequent contact met de moeder van belang. Een gelijkwaardig contact betekent echter niet dat dit een exact gelijk contact met iedere ouder dient te zijn.
De zorgregeling zoals geadviseerd door de raad is een gebalanceerde zorgregeling waarbij het belang van [minderjarige] voorop is gesteld en waarbij, anders dan in de huidige zorgregeling, rekening is gehouden met meer contact tussen [minderjarige] en de kinderen van de partner van de moeder.
9.4.5.
Het hof stelt voorop dat het aan de moeder is om invulling te geven aan de zorgregeling, en daarmee aan de activiteiten die (zij met) [minderjarige] onderneemt als hij bij haar is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder uitgesproken dat zij niet de wens heeft de school van [minderjarige] te willen wijzigen noch veranderingen aan te willen brengen in de huidige sportactiviteiten van [minderjarige], te weten freerunnen en voetbal. Voorts heeft de moeder haar bereidheid uitgesproken om in het kader van school en voornoemde sportactiviteiten met [minderjarige] te reizen tussen [plaats] en [woonplaats] . Gelet hierop gaat het hof ervanuit dat de moeder de sportactiviteiten van [minderjarige] in [woonplaats] in beginsel blijft faciliteren.
Vakanties en feestdagen9.4.6. In de beschikking van de rechtbank van 21 april 2021 is bepaald dat de vakanties en feestdagen bij helfte tussen partijen worden verdeeld. Partijen hebben desgevraagd medegedeeld dat zij dit uitvoeren en dat een beslissing van het hof op dit punt niet nodig is.
Kinderalimentatie9.4.7. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat indien de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald, de kinderalimentatie die de vader thans aan de moeder betaalt, op nihil kan worden gesteld. Het hof zal aldus overeenkomstig beslissen met ingang van de datum van deze beschikking. Voor zover er voor het overige nog verzoeken over en weer zijn met betrekking tot de kinderalimentatie zijn deze tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
9.4.8.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het betreft het hoofdverblijf, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de kinderalimentatie en een regeling vastleggen op de wijze zoals in het dictum bepaald.
Proceskosten9.5. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

10.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juni 2022 voor zover het de hoofdverblijfplaats, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de kinderalimentatie betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de feitelijke hoofdverblijfplaats van [minderjarige], geboren in
[geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015, en bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige], met ingang van heden bij de vader zal zijn;
wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 juli 2019 voor zover het de door de vader aan de moeder ten behoeve van [minderjarige] te betalen bijdrage betreft en bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met ingang van heden op nihil;
wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 april 2021 voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en stelt een regeling vast waarbij [minderjarige] volgens onderstaand schema bij een van de ouders verblijft:
in de even weken:
  • maandag na school bij de vader tot woensdag voor school,
  • woensdag na school tot vrijdagochtend bij moeder,
  • vrijdag tot en met zondag bij de vader,
in de oneven weken:
  • maandag tot donderdag voor school bij de vader,
  • donderdag na school tot maandag voor school bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, C.N.M. Antens en A.M. Bossink, en is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier
.