ECLI:NL:GHSHE:2024:1236

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
20-002864-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontucht met minderjarige dochters door de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van ontucht met zijn twee minderjarige dochters, die ten tijde van de feiten nog geen twaalf jaar oud waren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, met beide dochters op 23 juni 2018. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, maar het hof heeft deze straf gematigd tot twee jaar, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn, terwijl de verklaringen van [slachtoffer 2] in aanzienlijke mate onbetrouwbaar zijn. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen bevestigd. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers. Het hof heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast en de kosten van de procedure vergoed.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002864-20
Uitspraak : 11 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-659223-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld terzake van het aan hem als feiten 1 en 2 primair tenlastegelegde, dat gekwalificeerd als ‘met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen, die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind’ (feit 1 primair) en ‘met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen, die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd’ (feit 2 primair), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00 respectievelijk € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018, en de vordering van de benadeelde [slachtoffer 1] voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft bij beide benadeelden de proceskosten toegewezen tot een bedrag van € 720,00 en daarnaast ten behoeve van de slachtoffers de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en te dien aanzien bepaald dat elke partij de eigen kosten draagt.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de straf en de verdachte – in zoverre opnieuw rechtdoende – zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten bedrage van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018 en tot toewijzing van de door de benadeelde partijen gevorderde proceskosten. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [aangever] . De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat ten behoeve van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd tot het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018 g, waarvan bij gebreke van betaling gijzeling kan worden toegepast. Tot slot heeft de advocaat-generaal de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
Door en namens de verdachte is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - vrijspraak bepleit. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd en zijn de vorderingen van de benadeelde partijen betwist.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
primairhij op of omstreeks 23 juni 2018 te Swalmen, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- likken in en/of van en/of tussen de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
1.
subsidiairhij op of omstreeks 23 juni 2018 te Swalmen, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- uittrekken van zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of
- ontbloten van zijn, verdachtes, penis in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of
- uittrekken en/of naar beneden doen van de kleding en/of onderkleding van die [slachtoffer 1] en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten vasthouden en/of betasten en/of likken en/of
- over (de rug van) die [slachtoffer 1] plassen en/of ejaculeren en/of
- betasten en/of aanraken van en/of wrijven over de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
2.
primairhij in of omstreeks de periode van 24 januari 2011 tot en met 23 juni 2018 te Swalmen, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- zijn, verdachtes, penis geduwd en/of gebracht in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) geduwd en/of gebracht in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 2] gelikt en/of zijn, verdachtes, tong geduwd en/of gebracht in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] ;
2.
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 24 januari 2011 tot en met 23 juni 2018 te Swalmen, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- uitrekken van zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding in het bijzijn van die [slachtoffer 2] en/of
- ontbloten van zijn, verdachtes, penis in het bijzijn van die [slachtoffer 2] en/of
- uittrekken en/of naar beneden doen van de kleding en/of onderkleding van die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten vasthouden en/of betasten en/of likken en/of
- betasten en/of aanraken van en/of wrijven over de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak van feit 1 primair en feit 2 primair
feit 1 primair
Uit het procesdossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting volgt naar het oordeel van het hof dat het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] (hierna ook te noemen: [slachtoffer 1] ) mede heeft bestaan uit het duwen of brengen van de penis in de anus van [slachtoffer 1] . De verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
feit 2 primair
Het onder feit 2 ten laste gelegde ziet op het door de verdachte plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] (hierna ook te noemen: [slachtoffer 2] ), mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , in de periode van 24 januari 2011 tot en met 23 juni 2018.
Het hof stelt vast dat het onder 2 ten laste gelegde in de kern is gebaseerd op de verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd. Nadat [slachtoffer 1] het misbruik dat op 23 juni 2018 had plaatsgevonden op 13 juli 2018 had onthuld aan haar moeder, aangeefster [aangever] , zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de studio gehoord op 19 juli 2018. [slachtoffer 2] is een tweede keer in de studio gehoord op 22 oktober 2018. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn beiden nog een keer in de studio gehoord op 1 respectievelijk 2 oktober 2019.
Naar aanleiding van een door het hof bevolen onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is op 6 februari 2024 een rapportage opgemaakt door deskundige dr. [deskundige] . In voornoemd rapport noemt [deskundige] het scenario dat de verklaring van [slachtoffer 2] , zoals die is afgelegd op 19 juli 2018, betrouwbaar is, in redelijke mate waarschijnlijk. De latere verklaring van [slachtoffer 2] in het studioverhoor van 22 oktober 2018 acht [deskundige] in aanzienlijke mate onbetrouwbaar. Voor de verklaring van 22 oktober 2018 is een scenario aannemelijk dat het een combinatie is van enkele betrouwbare elementen en verzinsels of constructies die achteraf zijn gevormd, aldus de deskundige [deskundige] .
Mede in het licht van vorenstaande conclusies van [deskundige] , welke het hof tot de zijne maakt, komt het hof tot het oordeel dat de verklaring die [slachtoffer 2] tijdens het tweede studioverhoor van 22 oktober 2018 heeft afgelegd onvoldoende betrouwbaar is om te worden gebruikt voor het bewijs. Hieraan verbindt het hof tevens de conclusie dat de nog later afgelegde verklaring van [slachtoffer 2] tijdens het derde studioverhoor op 2 oktober 2019 eveneens onvoldoende betrouwbaar is om tot het bewijs te worden gebezigd.
Nu het procesdossier buiten deze verklaringen onvoldoende (steun)bewijs biedt voor de ten laste gelegde handelingen voor zover die zijn verricht in de periode vóór 23 juni 2018, zal de verdachte in zoverre worden vrijgesproken. Dit betekent ook dat enkel bewijs voorhanden is voor het duwen en brengen van de penis in de mond van [slachtoffer 2] , zodat de verdachte van de andere tenlastegelegde seksuele gedragingen zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 23 juni 2018 te Swalmen meermalen met zijn kind, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het:
- duwen en brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of en de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- likken van de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
2. primair
hij op 23 juni 2018 te Swalmen met zijn kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte:
- zijn penis geduwd en gebracht in de mond van die [slachtoffer 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit arrest worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsvrouw van de verdachte heeft algehele vrijspraak bepleit. Daaraan heeft de verdediging ten grondslag gelegd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken. De verdediging heeft gewezen op verschillende tegenstrijdigheden c.q. inconsistenties in de verklaringen.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [slachtoffer 1] , nu zij gedetailleerde, authentieke en consistente verklaringen heeft afgelegd. De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden bovendien steun in de overige bewijsmiddelen. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring acht het hof het van belang dat [slachtoffer 1] ten overstaan van haar moeder spontaan een verklaring heeft afgelegd over het seksuele misbruik van de verdachte.
Ook de hiervoor genoemde deskundige [deskundige] heeft ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 1] geconcludeerd dat deze consistent en zeer gedetailleerd zijn alsmede dat er geen aanwijzingen zijn dat zij haar kennis uit een andere bron dan eigen ervaringen kan hebben gekregen. [deskundige] acht het scenario dat de verklaringen die [slachtoffer 1] in het studioverhoor op 19 juli 2018 heeft afgelegd betrouwbaar zijn, in hoge mate waarschijnlijk.
Het hof maakt de door [deskundige] genomen conclusie tot de zijne en zal in het licht van het vorenstaande de verklaringen van [slachtoffer 1] tot het bewijs bezigen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2] van 19 juli 2018
Zoals hiervoor overwogen komt het hof mede in het licht van de conclusies van [deskundige] tot het oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] van 22 oktober 2018 en 2 oktober 2019 onvoldoende betrouwbaar zijn om te worden gebruikt voor het bewijs. De deskundige [deskundige] heeft ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2] geconcludeerd dat hij het scenario dat de verklaring die [slachtoffer 2] in het studioverhoor op 19 juli 2018 heeft afgelegd in redelijke mate waarschijnlijk acht en hij die verklaring betrouwbaar acht.
Het hof heeft daarnaast geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [slachtoffer 2] van 19 juli 2018, nu deze steun vindt in de overige tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van [slachtoffer 1] .
Het hof maakt de door de deskundige [deskundige] genomen conclusies met betrekking tot de verklaring van [slachtoffer 2] die zij heeft afgelegd op 19 juli 2018 tot de zijne en zal in het licht van het vorenstaande enkel de verklaring van [slachtoffer 2] van 19 juli 2018 tot het bewijs bezigen.
Verklaringen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Voor zover de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op enig moment op onderdelen mogelijk niet geheel adequaat dan wel inconsistent c.q. tegenstijdig hebben verklaard, brengt dat gegeven - mede gelet op hetgeen de deskundige [deskundige] heeft gerapporteerd daaromtrent - op zich nog niet zonder meer met zich dat daarom de alle verklaringen van de getuigen als onbetrouwbaar dienen te worden bestempeld. Enige mate van inconsistentie in de verklaringen is niet uit te sluiten. Daaraan ligt mede ten grondslag de jeugdige leeftijd van de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede feilbaarheid van het menselijke geheugen.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat met het uitsluiten van de verklaringen van [slachtoffer 2] van 22 oktober 2018 en 2 oktober 2019, het dossier voldoende ondersteunende bewijsmiddelen bevat voor de bewezenverklaring van de handelingen die op 23 juni 2018 ook ten aanzien van [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden.
Aldus acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 juni 2018 seksuele handelingen, waaronder het binnendringen van het lichaam, met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft verricht zoals onder feiten 1 en 2 bewezen is verklaard.
Hetgeen voor het overige door de verdediging is aangevoerd vindt zijn weerlegging in het vorenstaande en wordt aldus verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is gepleegd tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is gepleegd tegen zijn kind.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn twee minderjarige dochters, die ten tijde van het plegen van het feit slechts 10 jaren oud waren. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich heeft vergrepen aan zijn eigen dochters in hun woning, zijnde een plek waar de meisjes zich bij uitstek veilig moeten voelen. De verdachte heeft het misbruik gepleegd op het moment dat er verder niemand in de woning was. De verdachte heeft een zeer forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, voor niets meer dan zijn eigen seksuele behoeftebevrediging. Door zijn handelwijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de seksuele ontwikkeling van twee zeer jonge meisjes, die hierdoor naar verwachting de rest van hun leven getekend zijn. De verdachte heeft door zijn handelen zijn rol en taak als vader ernstig tekortgedaan en heeft zijn vaderschap misbruikt door zich te vergrijpen aan zijn eigen tweelingdochters.
Door de volhardende ontkenning van de verdachte heeft hij geen openheid van zaken gegeven.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2,5 jaar passend en geboden. Het hof constateert echter dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep is geschonden.
Het hof stelt voorop dat een verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Op 13 juli 2018 is de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg aangevangen met de inverzekeringstelling van de verdachte. Op 9 december 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen, waardoor de redelijke termijn van 24 maanden in eerste aanleg is overschreden en wel met 5 maanden. Op 18 december 2020 is er door de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, waarmee de redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen. Het hof wijst thans 40 maanden na het instellen van het hoger beroep arrest, waardoor de in deze zaak toepasselijke redelijke termijn van 24 maanden, in hoger beroep met 16 maanden is overschreden. Dit dient te leiden tot strafmatiging.
Het hof overweegt dat het, zoals hiervoor al vermeld, zonder de schending van de redelijke termijn in hoger beroep tot de oplegging was gekomen van een gevangenisstraf van 2,5 jaar, doch deze straf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn wordt verminderd tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof heeft geconstateerd dat er thans beslag rust op een tablet, toebehorende aan [betrokkene] en een Apple iPhone 5S, toebehorende aan de verdachte.
Het hof zal de teruggave gelasten van de tablet aan [betrokkene] en de teruggave gelasten van de Apple iPhone 5S aan de verdachte.
Vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (thans genaamd: [familienaam] ).
De benadeelden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben in eerste aanleg ieder een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot vergoeding van de proceskosten.
Bij vonnis waarvan beroep zijn de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00 respectievelijk € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018, met veroordeling van de verdachte in de kosten.
De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof stelt voorop dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Indien, zoals in het onderhavige geval, het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is indien voornoemde aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich op 23 juni 2018 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochters, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen, terwijl zij ten tijde van het plegen van het feit de leeftijd van 12 jaren nog niet hadden bereikt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden meebrengen dat van de hier bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is, nu voornoemde aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partijen kan worden aangenomen.
Gelet op het vorenstaande, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, te weten de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de zeer jeugdige leeftijd van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten tijde van het seksueel binnendringen door hun vader en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een immateriële schadevergoeding voor beiden van een bedrag van ten minste € 5.000,00 billijk is en zal de gevorderde schadevergoeding aldus tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018, zijnde de dag waarop de schade wordt geacht te zijn geleden.
Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven over de gestelde schade die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte zou zijn veroorzaakt. Het inwinnen van de benodigde informatie op dat punt zou tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden. Het hof zal daarom bepalen dat de vordering ten dele niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij het deel van de vordering dat niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Kostenveroordeling
De verdachte zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten.
Nu beide benadeelden zowel in eerste aanleg als in hoger beroep zijn bijgestaan door dezelfde gemachtigde zullen de proceskosten in eerste aanleg voor ieder worden begroot op 1,5 punt volgens het ‘Liquidatietarief kanton’ geldend in 2020 (één punt voor het indienen van de vordering en een halve punt voor de toelichting ter terechtzitting, hoofdsom en rente e.d. tot € 10.000 is € 300 per punt), zijnde aldus € 450,00, en in hoger beroep voor ieder op 0,5 punt volgens ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven’, geldend in 2024 (een halve punt voor de toelichting ter terechtzitting, geldswaarde beneden € 10.000 in hoofdsom, tarief I, € 508 per punt), zijnde aldus € 254,00, De kosten van de benadeelden worden tot op heden derhalve voor beiden begroot op € 450,00 plus € 254,00 is € 704,00.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van ieder € 5.000,00. De verdachte is daarvoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
Te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van 60 dagen per maatregel kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 20.415,50, bestaande uit € 15.000,00 aan immateriële schade (affectieschade) en € 2.000,00 aan materiele schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot vergoeding van de proceskosten .
De materiële schade behelst de kosten voor toekomstige behandelingen en begeleidingen van de slachtoffers.
Bij het vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Sedert 1 januari 2019 kunnen de in de artikelen 6:107 lid 1, aanhef en onder b, en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in verbinding met artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, bedoelde naasten zich in het strafproces voegen met een vordering tot vergoeding van affectieschade. Nu de feiten die zijn gepleegd voor de inwerkingtreding van de wettelijke regeling heeft de benadeelde partij reeds hierom geen recht op vergoeding van dit soort immateriële schade. De benadeelde partij zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij zal in de vordering, strekkende tot vergoeding van de materiele schade, niet-ontvankelijk worden verklaard, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, op de wijze als in het dictum van dit arrest is bepaald.
Vordering tot gevangenneming
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde de gevangenneming van de verdachte zal bevelen. Het hof acht echter geen termen aanwezig zulks te doen, zodat de vordering wordt afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht
gelast de
teruggavevan de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven tablet aan [betrokkene] ;
gelast de
teruggavevan de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven Apple iPhone 5S, kleur wit aan de verdachte;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (thans: [familienaam] )
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (thans: [familienaam] ) ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018;
verklaart de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op
704,00 (zevenhonderdenvier euro);
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] (thans: [familienaam] ), ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018 en bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen, waarbij te gelden heeft dat toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat der Nederlanden ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (thans: [familienaam] )
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (thans: [familienaam] ) ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018;
verklaart de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 704 (zevenhonderdenvier euro);
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] (thans: [familienaam] ), ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2018 en bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen, waarbij te gelden heeft dat toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat der Nederlanden ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
wijst afde vordering tot gevangenneming.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 11 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.T.F.M. van Krieken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

BIJLAGE BEWIJSMIDDELEN

De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-201806068, gesloten d.d. 30 november 2018, door [verbalisant 2] , hoofdagent van politie, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-259, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juli 2018 (dossierpagina’s 69-81), voor zover als inhoudende de verklaring van aangeefster [aangever] namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] :
(…)
Zij deed aangifte namens de slachtoffers:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum]
(…)
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Geboren: [geboortedatum]
(…)
Ik ben (…) getrouwd met [verdachte] . (…) Samen hebben wij drie kinderen, zoon [betrokkene] van 13 jaar oud en twee meisjes, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , van 11 jaar oud. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn een tweeling.
(…)
(
pagina 78)
[slachtoffer 1] vroeg mij (
het hof begrijpt: op vrijdag 13 juli 2018): wanneer gaan we weer naar opa en oma? Ik reageerde daar een beetje gepikeerd op.
(…)
[slachtoffer 1] zei toen: Als jij er niet bent niet, als we met papa zijn. (…) [slachtoffer 1] zei toen: Eigenlijk heeft hij mij gewoon verkracht. Haar hele houding en stem was zoals ik haar nog nooit had gezien, doodsbang. Ik vroeg: Hoe bedoel je verkracht, wat is er dan gebeurd? [slachtoffer 1] zei: Toen jij was werken en [betrokkene] naar [naam 2] was toen deed papa dat bij mij eerst in de douche en toen boven. (…) Ik heb kort gevraagd wat er dan gebeurd was. [slachtoffer 1] zei dat ze onder de douche zijn doelie in haar mond moest doen en hij deed met zijn mond daar bij mij zo. Hierbij wees [slachtoffer 1] naar haar vagina. En ze zei dat hij ook met zijn handen daar zo zat. Ik vroeg of [slachtoffer 2] daarbij was. [slachtoffer 1] zei dat dat in de douche was met haar alleen en boven was [slachtoffer 2] erbij. Ik vroeg toen: Wat bedoel je met verkracht? [slachtoffer 1] zei toen boven deed hij ook met zijn doelie bij daarin. En wees daarbij weer op haar vagina. [slachtoffer 1] zei dat dit pijn deed en dat ze had gezegd dat hij moest stoppen maar dat hij doorging. Ik vroeg: ging hij met zijn doelie daar echt naar binnen? [slachtoffer 1] zei: Ja, hij heeft mij gewoon verkracht. (…) Ik vroeg: En [slachtoffer 2] dan? [slachtoffer 1] zei [slachtoffer 2] ook dat was met ons samen.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen informatie gesprek zeden d.d. 13 juli 2018 (dossierpagina’s 58-61), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Informatief gesprek met: [aangever]
(…)
Slachtoffer: [slachtoffer 2]
(…)
Slachtoffer: [slachtoffer 1]
(…)
Verder verklaarde ze (
het hof begrijpt: [aangever]) dat [slachtoffer 1] (
het hof begrijpt [slachtoffer 1]) met ‘doelie’ penis bedoelt.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2018 (dossierpagina’s 62-64), voor zover als inhoudende de op 13 juli 2018 afgelegde verklaring van getuige [slachtoffer 1] :
(…)
Wij waren (
het hof begrijpt: op 23 juni 2018) thuis en dan is mama weg. En mijn broer (
het hof begrijpt: [betrokkene]) ook. En toen was ik in de douche en toen kwam mijn vader er ineens bij en dat vond ik niet fijn. (…) Ik wilde toen weg gaan, maar ik moest daar blijven. Ik mocht wel uit de douche maar ik moest even blijven staan. (…) Toen ging ik uit de douche, maar ik moest ook huilen want ik vond het niet leuk, want het deed pijn wat hij deed. Ik zei stoppen, maar toen ging hij door. Daarna zijn we naar de McDonalds gegaan en toen we terug kwamen toen moest ik naar boven en toen was mijn zusje (
het hof begrijpt: [slachtoffer 2]) er ook bij. En toen moest ik ook dingen doen. (…) Ik moest aan zijn geslachtsdeel zitten. En toen zei hij ook dat dit tussen ons moest blijven omdat mama anders boos zou worden. (…) Ik durfde niet meer te douchen want ik ben bang dat hij er dan weer bij komt.
4.
Een verslag verbatim studioverhoor d.d. 20 juli 2018 (dossierpagina’s 98-130), voor zover als inhoudende de op 19 juli 2018 afgelegde verklaring van getuige [slachtoffer 1] :
(
pagina 100)
Ehm ehm we (
het hof begrijpt: de verdachte, [slachtoffer 2] en zij) waren ehm eh (
het hof begrijpt: op 23 juni 2018) thuis (
het hof begrijpt: te Swalmen). En mama was aan ’t werken. En m’n broer [betrokkene] die was bij een vriendje aan het spelen. (…) En ehm toen zei, moesten we gaan douchen. En [slachtoffer 2] . En papa zei dat [slachtoffer 2] boven moest gaan op de teevee mocht gaan eh op Netflix mocht gaan om een film te kijken. En toen ging ik douchen. En toen zei die: vind je t erg als ik d’r bij kom? (…) Toen deed die dat. (…) En toen moest ik op m’n knieën gaan zitten. En toen moest ehm moest ik met mijn mond aan zijn, aan zijn geslachtsdeel zitten. En toen zei hij: wil je weten hoe ’t voelt? En toen zei ik: nee. Toen moest ik huilen. En toen, toen deed die dat ook bij mij. Dat vond ik niet fijn. En hij ging ook met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel en dat deed erg pijn. Toen zei ik steeds: stoppen. En dat vond ik niet fijn. En toen, toen ging die gewoon verder. En hij plaste over me heen. (…) En toen zei hij: want als opa of (…) of m’n ooms bij jou doen, dan moet je naar mij toekomen.
(…)
En, ja en ik ben daarna, gingen we naar McDonald’s en toen begon die ineens, of toen was ik me af aan ’t drogen en toen kwam die weer binnen. (…) En ehm daarna gingen we naar de McDonald’s. En ehm toen eh, toen gingen we naar de McDonald’s, en toen kwamen we terug.
(…)
En toen kwam m’n vader d’r weer bij en toen zei die: wat je in de douche deed met je mond, wil je dat boven weer doen? Toen zei ik: nee. Toen nam hij me mee naar boven. En toen, en toen eh moest, moest ik dat weer doen met mijn mond bij zijn geslachtsdeel. En toen eh toen moest ik dat heel lang doen. En toen kwam m’n zusje binnen. En eh toen zei m’n vader: [slachtoffer 2] kom eens binnen. En toen zag ze dat. En, en ik had in tranen. En toen moest zij ook beginnen te huilen. En eh toen, en toen ehm. Toen moest zij dat ook doen. En, en toen zaten we daar samen op de kamer, dus ik wil ook niet meer op die kamer komen omdat ik dat
dan heel erg eng vind. En toen ehm toen ik kwamen, toen eh. En toen van, van mochten we van die kamer af.
(…)
Papa had dus gezegd eh ik dacht dus dat die had gezegd wat die allemaal had gedaan bij mij, maar ja, hij had dus eigenlijk gezegd dat als ehm dat, dat ehm ik dat ooit zou doen, als ik iemand dat ooit bij mij zou laten doen, dat hij mij de keel door zou snijden.
(…)
(
pagina 107)
Na de McDonald’s gebeurde ’t nog één keer, maar niet in de douche. (…) Op dezelfde dag.
V: En toen had je nogmaals gevraagd: waarom doe je dat? En toen zei, had die gezegd van: nou als opa of mijn broers of ooms zoiets bij jou zouden doen dat je dan naar hem toe moest komen. (getuige knikt).
(…)
(
pagina 108)
V: (…) Nou dan, papa zegt dan dat je moet gaan douchen hè?
G Hmhm (…) En hij vroeg dan eh. Toen hij ’t had, toen zei hij: vind je ’t erg als ik d’r bij
kom? En toen zat die al. Toen hij da vroeg zat hij zich al uit te kleden.
(…)
Ik moest op mijn knieën gaan zitten. (…) Ik moest doen alsof ’t een ijsje was waar ik aan zat. (…) Z’n geslachtsdeel zag ik toen. (…) Ja, zeg maar, ter hoogte van mijn mond, dus daar moest ik aan zitten. (…) Hij zei: doe dat, zit d’r aan. Ik weet niet precies hoe die dat zei, maar ik moest d’r aan gaan zitten met m’n mond, want hij duwde mij, zeg maar, maar zo naar voren (10:56:53 getuige legt haar linkerhand achter op haar hoofd en beweegt
haar hoofd naar voren). (…) Toen moest ik steeds naar voren en naar achteren met m’n hoofd (getuige beweegt haar bovenlichaam naar voren en naar achteren).
(…)
(
pagina 112)
Toen moest ik iets anders doen. Toen ging hij met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel. (…) Ehm toen moest ik ehm zeg maar, op m’n knieën zo naar voren gaan zitten (10:59:53 getuige beweegt haar bovenlichaam naar voren) Dat deed heel erge pijn en toen zei ik: stop. En toen ging die verder.
(…)
V: Toen moest je weer gaan staan. En hoe, hoe kan papa dan met zijn mond bij jouw geslachtsdeel komen?
G: Op z’n knieën gaan zitten.
(…)
(
pagina 116)
G: Ja, dat was wat in d’r in de douche is gebeurd.
V: Wat d’r in de douche is gebeurd. En heb je ook verteld dat jullie daarna naar de
McDonald’s zijn gegaan. En toen jullie thuis kwamen dat papa jou ook weer mee
naar boven had genomen. (getuige knikt) En wat gebeurde er dan boven?
G: Toen moest hij op ’t bed gaan liggen, ging hij op ’t bed liggen. En toen moest ik
dat weer doen met mijn mond. (…) Alleen zijn broek deed hij uit en z’n onderbroek. (…) Toen kwam [slachtoffer 2] naar boven. En toen eh toen was ehm, toen ging ehm m’n vader: [slachtoffer 2]
kom eens. En toen zag ze dat hij daar lag en dat ik met hem was. En toen moest zij dat ook gaan doen. (…) Hij zei eerst tegen mij: [slachtoffer 1] doe maar voor hoe ’t moet.
(…)
V: (…). En wat deed [slachtoffer 2] dan?
G: ’t zelfde als wat ik moest doen.
V: En dat was?
G: (…). Met haar mond aan zijn geslachtsdeel.
(…)
(
pagina 121)
Hij zei dat als wij dat een keer zouden doen hij dat hij onze keel zou doorsnijden.
(…)
(
pagina 125)
V: En wat deed die dan precies aan jouw geslachtsdeel?
G: D’r aan zitten met z’n tong.
5.
Een verslag verbatim studioverhoor d.d. 20 juli 2018 van de op 19 juli 2018 afgelegde verklaring (dossierpagina’s 138-149), voor zover als inhoudende de verklaring van getuige [slachtoffer 2] :
(pagina 139)
V: .. want [slachtoffer 2] waar kom jij met mij over praten?
G: Over wat d’r gebeurd is.
(
pagina 140)
V: En met wie is d’r dan iets gebeurd?
G: Met mij.
V: Met jou en?
G: [slachtoffer 1] .
(..)
G: Papa heeft dat gedaan.
(…)
(
pagina 141)
V: En wanneer is de laatste keer geweest?
G: Ehm ehm een paar weken geleden.
(…)
(
pagina’s 142 en 143)
V: Heb jij ooit iets gezien wat papa met [slachtoffer 1] gedaan heeft?
G: Eén keer
V: Eén keer. En wanneer was dat jij dat gezien hebt?
G: Eh een paar weken geleden
(…)
V: En eh waar waren jullie toen jij, toen dat zag dat papa dat bij [slachtoffer 1] deed?
G: Boven bij mama en papa in de kamer op ’t bed
(…)
(
pagina 145)
V: [slachtoffer 1] is hier net ook geweest (..) om dingetjes te vertellen (..) over die d’r gebeurd zijn. En toen heeft ze verteld dat d’r een paar weken terug iets gebeurd was met haar en papa. En eh [slachtoffer 1] vertelt dan ook dat toen dat met haar gebeurde, dat d’r toen ook iets met jou gebeurd is. Klopt dat? (getuige knikt)
G: Ja
(pagina 146)
V: Waar waren jullie toen?
G: Bij papa en mama op de kamer.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2018 (dossierpagina 212), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Tijdens het proces-verbaal van aangifte verklaarde moeder [aangever] dat ze op 23 juni 2018 een foto doorgestuurd had gekregen van [verdachte] waarop te zien is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de McDonalds waren die dag.
[slachtoffer 1] verklaarde op vrijdag 13 juli 2018 (…) over de dag (
het hof begrijpt: 23 juni 2018) dat ze bij de McDonalds waren geweest. (…) [slachtoffer 1] verklaarde dat de ze op de dag dat zij en [slachtoffer 2] met hun vader bij de McDonalds zijn geweest, seksueel misbruikt zijn door hun vader.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2019 (dossierpagina’s 212-213), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De vraag van het onderzoeksteam was of er iets te zeggen was over een foto die op het onderzochte toestel was ontvangen op 23 juni 2018, welke ogenschijnlijk in een filiaal van de Mac Donalds was genomen.
(…)
De foto was op genoemde telefoon binnengekomen op 23 juni 2018 te 18:10:01 uur (…) De verzender van genoemde foto’s was de in de onderzochte telefoon ingevoerde contactpersoon met de naam “ [naam 1] ”. (…) Uit de Exif informatie van genoemde afbeelding (…) valt op te maken:
- Dat de afbeelding op 23 juni 2018 te 19.07.07 uur is gemaakt.
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 mei 2019, voor zover als inhoudende de verklaring van getuige [aangever] :
De datum dat [betrokkene] bij [naam 2] is blijven slapen is vrijdag 22 tot en met zondag 24 juni 2018.
9.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2018 (dossierpagina’s 31-36), voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
(
pagina 33)
Ik vroeg (
het hof begrijpt: aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) heeft opa of iemand wel eens aan jou gezeten?
(
pagina 35)
Als iemand aan het douchen is thuis dan kun je gewoon naar binnen lopen. (…) Als de kinderen douchen dan loop ik ook gewoon naar binnen.
10.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juli 2018 (dossierpagina’s 37-42), voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
(
pagina 39)
Ik heb de meisjes eens gezegd dat ik hen de keel zou doorsnijden.
11.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 28 maart 2024, voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
(…)
Op 23 juni 2018 was ik thuis in onze woning in Swalmen. Mijn dochters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren die dag ook thuis. Mijn toenmalige partner, [aangever] , was die dag niet thuis. Op 23 juni 2018 ben ik inderdaad met mijn dochters naar de McDonalds gegaan en heb ik een foto gestuurd aan mijn partner, waarop mijn dochters te zien zijn in de McDonalds.