ECLI:NL:GHSHE:2024:123

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
386-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de voorlopige hechtenis na veroordeling voor betrokkenheid bij synthetische drugsproductie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de voorlopige hechtenis van de verdachte, die eerder door de rechtbank was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens zijn betrokkenheid bij de productie en handel in synthetische drugs. De verdachte had verzocht om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis, maar het hof oordeelde dat er voldoende gronden zijn voor voortzetting van de hechtenis. Het hof overwoog dat het veroordelend vonnis en het gevaar voor herhaling belangrijke factoren zijn die de voortzetting van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De verdachte had eerder een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend, maar dit was afgewezen. Het hof benadrukte dat na een veroordelend vonnis de belangen van de samenleving zwaar wegen en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen. De verdachte had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigden. Het hof wees daarom zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Parketnummer hof: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft gezien het verzoekschrift d.d. 22 december 2023 ingediend namens:
naam
[naam verdachte]
voornamen
[naam verdachte]
geboren
[geboortedatum en plaats]
wonende te
[adres verdachte]
adres
[adres verdachte]
thans verblijvende in
[detentieplaats]
strekkende tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman mr. R.B.M. Poppelaars.
Het hof heeft gezien een schriftelijke verklaring van verdachte, waarin deze kenbaar maakt dat hij niet op het verzoek wenst te worden gehoord.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte door de rechtbank op 1 februari 2022 is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht wegens kort gezegd betrokkenheid bij de productie van en handel in synthetische drugs. Tevens is bij vonnis een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De voorlopige hechtenis was tijdelijk geschorst namelijk van [februari 2021] tot datum uitspraak in eerste aanleg op 1 februari 2022.
Namens verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend.
Namens verdachte wordt thans verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen vanwege het ontbreken van gronden subsidiair om de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof overweegt als volgt.
Na een veroordelend vonnis door een daartoe bevoegde rechter, van welk vonnis niet gezegd kan worden dat het feitelijk en of juridisch evident onjuist is, vindt de vrijheidsbeneming plaats onder de vigeur van artikel 5 lid 1 sub a van het EVRM. Dat heeft onder meer tot gevolg dat aan de verdachte niet zonder meer nog langer het recht toekomt om zijn berechting in vrijheid af te wachten. Voorts heeft dat naar het oordeel van het hof tot gevolg dat schorsing van de voorlopige hechtenis in beginsel slechts aan de orde is wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Het belang van de samenleving is gelegen in enerzijds de legitimiteit van de strafrechtspleging, nu er immers een veroordeling is door een daartoe bevoegde rechter, en in het voorkomen van strafbare feiten nu de veroordeling generaal preventieve en speciaal preventieve doelen dient, een en ander komt in de Nederlandse rechtspraktijk tot uitdrukking in de omstandigheid dat een veroordelend vonnis een zelfstandige grond voor vrijheidsbeneming oplevert. Wanneer immers een door een daartoe bevoegde rechter gegeven oordeel, welk oordeel niet evident onjuist is, niet ten uitvoer gelegd zou worden, kan dit bijdragen aan de aantasting van de geloofwaardigheid van de strafrechtspleging en kan de situatie van het gevaar voor herhaling door verdachte of het plegen van een of meer soortgelijke misdrijven door derden blijven voortbestaan, eenvoudig omdat van een afschrikwekkende werking geen sprake zou zijn.
Daarmee is gegeven dat de belangen van de samenleving bijzonder groot zijn en dat wanneer wordt verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, aan de kant van de verdachte er sprake moet zijn van bijzondere zwaarwichtige de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan bij de afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen het belang van de samenleving achtergesteld dient te worden bij het persoonlijk belang van de verdachte.
Dat het veroordelend vonnis vanwege het daartegen ingestelde hoger beroep nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, maakt dit volgens vaste rechtspraak van het EHRM, niet anders.
In de onderhavige zaak is er naar het oordeel van het hof sprake van twee gronden die voortzetting van de voorlopige hechtenis dragen, namelijk het veroordelend vonnis, en het gevaar voor herhaling.
Voor wat betreft het gevaar voor herhaling is het hof van oordeel dat dit ontleend wordt aan de aard en de intensiteit van hetgeen verdachte wordt verweten, en aan de mentaliteit van verdachte die zich kennelijk ertoe heeft laten verleiden deel te nemen aan de grootschalige productie van en handel in synthetische drugs, althans grondstoffen daarvoor, enkel uit persoonlijk gewin, en zich niet heeft laten weerhouden door het feit dat de productie van en handel in synthetische drugs leidt tot ernstig gevaar voor de volksgezondheid, en tevens leidt tot andere ernstige vormen van criminaliteit zoals grootschalige verontreiniging van het milieu, witwassen op grote schaal en bedreiging met geweld en daadwerkelijk geweld. Hetgeen waarvoor verdachte is veroordeeld is een vorm van criminaliteit die in ernstige mate de samenleving ondermijnt. Dat alles heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich hieraan schuldig te maken.
Feiten of omstandigheden die het hof thans voor wat betreft het gevaar voor herhaling tot een ander oordeel zouden moeten brengen, zijn niet aangevoerd en ook is het hof anderszins niet van het bestaan ervan gebleken. Dat verdachte over een eigen bedrijf beschikt is niet een omstandigheid die vooralsnog tot de overtuiging leidt dat verdachte thans de verleiding zoals hier bedoeld kan of wil weerstaan.
Dat de voorlopige hechtenis in eerste aanleg is geschorst geweest, maakt dit niet anders. Immers ook toen werd het ernstig gevaar voor herhaling aangenomen maar werd tevens ten gunste van verdachte beslist dat door het stellen van voorwaarden aan de schorsing het gevaar voor herhaling tot een voor de samenleving aanvaardbaar niveau kon worden teruggebracht.
Dat is nu met het veroordelend vonnis anders, aangezien er naar het oordeel van het hof thans een nieuwe aanvullende maatstaf geldt, namelijk het veroordelend vonnis.
Alles overwegend is het hof van oordeel dat ook thans nog voldoende dragende gronden bestaan, namelijk het veroordelend vonnis en het ernstig gevaar voor herhaling, die dragend zijn voor de voortzetting van de voorlopige hechtenis.
Het hof wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Namens verdachte is verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen. Daartoe is onder meer aangevoerd dat verdachte een eigen onderneming heeft, er sprake is van schending van de redelijke termijn en er nog geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de zaak, gelet op de namens verdachte ingediende onderzoekwensen.
Bij schorsing van de voorlopige hechtenis gaat het om een afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen. Na een veroordelend vonnis dient er naar het oordeel van het hof zoals hierboven uiteengezet sprake te zijn van bijzondere zwaarwichtige de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte.
In hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht, ziet het hof dergelijke zwaarwichtige belangen niet. Zij wegen naar het oordeel van het hof niet op tegen de belangen die de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis.
Voor wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn is het hof van oordeel dat die aan de orde zou kunnen komen bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, maar gelet op de overschrijding in relatie tot de aan verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering thans nog niet aan de orde.
De enkele omstandigheid dat er thans nog geen zicht is op een inhoudelijke behandeling is niet een bijzondere zwaarwichtige omstandigheid die thans schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt, gelet op de aard en de ernst van hetgeen waarvoor verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
Alles overwegend wijst het hof af het verzoek.

BESCHIKKENDE

Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 18 januari 2024
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr. R. Lonterman en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S.J.H. van Beekveld en A.G. van Gijssel, griffiers.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 18 januari 2024
Gezien d.d.
De directeur van de [detentieplaats]