ECLI:NL:GHSHE:2024:1213

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
20-001385-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van pallets vanaf een bouwterrein met verwerping van het verweer van res nullius

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een hoeveelheid pallets die toebehoorden aan een bedrijf, gepleegd op 2 februari 2023 te Breda. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De verdediging voerde aan dat de pallets als res nullius moesten worden beschouwd, wat betekent dat er geen sprake van diefstal zou zijn omdat de pallets geen eigenaar zouden hebben gehad. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de pallets wel degelijk aan het bedrijf toebehoorden, aangezien ze zich op een beveiligd bouwterrein bevonden en er cameratoezicht was. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de pallets met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had weggenomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en de in beslag genomen cocaïne werd onttrokken aan het verkeer. De teruggave van de in beslag genomen personenauto werd gelast aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001385-23
Uitspraak : 20 maart 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-034104-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van het primair tenlastegelegde ‘diefstal’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Voorts heeft de politierechter de teruggave van de inbeslaggenomen personenauto gelast aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten [betrokkene] . De inbeslaggenomen cocaïne is onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de inbeslaggenomen personenauto zal teruggeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten [betrokkene] , en de cocaïne zal onttrekken aan het verkeer.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt omtrent het beslag.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 februari 2023 te Breda, althans in Nederland, een hoeveelheid pallets, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 februari 2023 te Breda, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid pallets, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, die pallets in een vrachtauto/bestelbus heeft geladen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 februari 2023 te Breda een hoeveelheid pallets die geheel aan [naam bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal dagvaarding van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2023029104, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , aspirant van politie, gesloten d.d. 2 april 2023, bevattende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen en met doorgenummerde dossierpagina’s 1-46.
1.
het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 februari 2023, dossierpagina’s 6-7, inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
Ik doe aangifte van diefstal van 18 EURO pallets (
het hof begrijpt: EPAL europallets). Het is niet mijn eigendom, maar ik heb weet van het strafbare feit en wil hier aangifte van doen. Zelf ben ik werkzaam bij het beveiligingsbedrijf [bedrijf] . Ik was belast met cameratoezicht.
Op 2 februari 2023 om 20.08 uur, kreeg ik een melding in ons systeem van een bouwplaats gelegen aan de [naam weg(en)] , parallel aan de snelweg A16
(het hof begrijpt: te Breda). Ik keek op de camera’s en zag dat er een bus parkeerde op het bouwterrein. Een man opende de bus en begon met het inladen van de pallets. De pallets lagen tussen de geparkeerde bus en de container op het terrein. Ik heb geroepen dat de man zijn handelingen moest staken, weg moest gaan, de beveiliging aangestuurd zou worden en de politie gebeld zou worden. Ik zag dat de bus waarmee de man kwam een Ford Transit voorzien van het kenteken [kenteken] was. De man kan ik als volgt beschrijven: ongeveer 1.80 meter lang, rond de 35 jaar oud, donkere schoenen, stoppelbaard, lichte hoodie (
het hof begrijpt: trui met capuchon) en een donkere spijkerbroek. Op de camerabeelden is te zien dat de man de bus niet meer weg krijgt, omdat deze vastgereden is in de modder. Ik zag via de camerabeelden dat de man via de vluchtstrook in de richting van Breda liep.
2.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2023, dossierpagina’s 8-9, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 2 februari 2023 omstreeks 20.11 uur kregen mijn collega en ik de opdracht te gaan naar de [naam weg(en)] te Breda. Hier zou cameratoezicht een persoon bij een busje op het bouwterrein zien staan. Toen wij over de [naam weg(en)] te Breda reden, met snelweg A16 voor ons, zag ik in de verte ter hoogte van snelweg A16, een persoon lopen. Ik zag dat de persoon met het verkeer meeliep in de richting van Breda. Ik hoorde mijn collega [verbalisant 5] tegen mij zeggen dat hij de persoon ook zag. Naar ons inzien liep de man over de vluchtstrook van de A16 links.
Vervolgens reden wij door naar de [naam weg(en)] te Breda, naar het bouwterrein wat parallel lag aan de A16. Op het bouwterrein zag ik meerdere bouwketen, containers en houten pallets liggen. Ik zag vervolgens dat er een Ford Transit busje op het terrein stond. Ik zag dat dit busje vast zat in de modder op het bouwterrein. Ik zag dat dit busje voorzien was van kenteken [kenteken] . Ik zag door het voorraam van het busje dat er een stapel pallets achter in het busje lag. Ik hoorde een van de collega’s zeggen dat het achttien houten pallets van het merk EPAL waren en dat deze pallets 70 euro per stuk op zouden kunnen leveren. Vervolgens telde ik de pallets in de bus na, waarbij ik eveneens uitkwam op achttien stuks.
3.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2023, dossierpagina’s 10-11, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Wij werden op 2 februari 2023 omstreeks 20.20 uur gestuurd naar de snelweg A16. Wij reden op de A16 links en reden over de vluchtstrook richting Breda. Toen zagen wij dat er een auto van de WIS met blauwe zwaailampen stilstond op de vluchtstrook. Wij zijn voor deze auto gestopt en zagen een meneer staan in de berm met een donkere lange jas met capuchon, met een zwarte lange broek en zwarte schoenen en ongeveer 1.80 meter lang. Ik, [verbalisant 3] , heb gevraagd om het identiteitsbewijs van de man. Hij gaf mij een geldig rijbewijs. Uit de MEOS-bevraging bleek het te gaan om meneer [verdachte] .
Betrokkene: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1976.
4.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2023, dossierpagina’s 18-20, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik was belast met beelden uitkijken van een diefstal van pallets die op 2 februari 2023 tussen 20.00 uur en 21.00 uur had plaatsgevonden bij een bedrijventerrein van [naam bedrijf] aan de [naam weg(en)] te Breda. Ik zie dat de opgegeven datum en tijd overeenkomen met de datum en tijd van het incident.
Ik zie dat deze opname start om 20.04.37 uur. Na een aantal seconden zie ik dat de camera naar rechts draait en zich richt op een busje. Ik zie dat achter het busje een flinke stapel pallets staat. Ik zie dat er een persoon, hierna te noemen verdachte, uitstapt vanaf de bestuurderszijde. Ik zie dat deze verdachte richting de pallets loopt. Vervolgens zie ik dat de achterdeuren van het busje openklappen.
Op 20.06.40 uur zie ik dat de verdachte een object, gelijkend op een pallet, vast heeft en deze richting de laadruimte van het busje draagt. Gedurende de opname zie ik het hoofd van de verdachte boven de container uitkomen en herhaaldelijk op en neer lopen van rechts naar links richting de laadruimte van het busje. Vervolgens zie ik dat de camera wordt ingezoomd op het kenteken van het busje en zie ik dat duidelijk het kenteken [kenteken] te zien is. Ik zie dat de verdachte de achterdeuren van het busje sluit en naar de voorzijde loopt. Ik zie dat de verdachte aan de bestuurderszijde instapt en wegrijdt.
Ik zie dat de opname start om 20.08.54 uur en dat het busje op het begin nog rijdt, maar op een gegeven moment tot stilstand komt. Ik zie dat het rechtervoorwiel van het busje in de aarde gezakt is.
Ik zie dat de opname start om 20.10.02 uur en eindigt om 20.22.15 uur. Ik zie dat de verdachte herhaaldelijk in en uit het busje stapt. Ik zie dat de verdachte gravende bewegingen maakt bij het rechtervoorwiel van het busje. Om 20.12.08 uur zie ik de achterkant van de trui/het vest met de capuchon van de verdachte en ik zie dat deze trui uit drie grote strepen bestaat.
Ik zie dat de verdachte vol in beeld komt. Ik kan de verdachte als volgt omschrijven: lijkt een stoppelbaard te hebben, draagt een spijkerbroek, draagt sneakers, draagt een trui/vest met capuchon.
Om 20.17.49 uur zie ik dat de verdachte wegloopt bij het busje, richting de snelweg A16. Ik zie dat de verdachte een voorwerp in zijn linkerhand heeft, dat lijkt op een jas. Ik zie dat de verdachte deze jas heeft aangetrokken. Ik zie dat deze jas dik is, redelijk lang is en tot over het achterwerk van de verdachte komt. Ook zie ik dat de jas een soort bontkraag lijkt te hebben. Ik zie dat de verdachte om 20.18.38 uur over de vangrail van de snelweg heen stapt en lopend over de vluchtstrook zijn weg vervolgt.
5.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2023, dossierpagina 24, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
De verdachte die naar aanleiding van het strafbare feit op 2 februari 2023 werd aangehouden betrof [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] .
Van de kleding die de verdachte tijdens zijn aanhouding droeg werden tijdens de insluiting van de verdachte foto’s gemaakt. Deze foto’s beschrijf ik en tevens vergelijk ik de foto’s met de camerabeelden die in een ander proces-verbaal van bevindingen (
het hof begrijpt telkens: het hiervoor in bewijsmiddel 4 aangehaalde proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1]) reeds zijn beschreven.
Op de foto zie ik een trui met drie strepen. Ik merk op dat in het proces-verbaal van bevindingen werd beschreven dat op een still van de achterkant van de verdachte een trui met capuchon en drie strepen was te zien. Ik zie dat de spijkerbroek donker van kleur is en dat de knieën bedekt zijn met aarde. Ik zie dat de schoenen zwarte sneakers met zwarte veters zijn.
Ik zie drie foto’s van een winterjas met een capuchon en zwarte bontkraag. De jas is redelijk lang. Ik merk op dat de beschrijving van deze jas overeenkomt met de jas die werd gezien op de camerabeelden. De overeenkomsten zijn: bontkraag, lengte jas komt over achterwerk van verdachte heen, dikke jas.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden uitgesloten dat de pallets beschouwd dienen te worden als res nullius en aldus het bewijs van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Krachtens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat indien een goed wordt weggenomen dat ten tijde van het wegnemen niet toebehoort “aan een ander”, er geen sprake is van diefstal. Indien de verdachte ten tijde van het wegnemen in de veronderstelling verkeerde dat het goed op dat moment niet aan een ander toebehoorde, dan ontbreekt het voor diefstal vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening als bedoeld in artikel 310 van Wetboek van Strafrecht en zal eveneens vrijspraak moeten volgen.
Bij de beoordeling van de vraag of daarvan sprake is, zal het in het concrete geval veelal aankomen op de uiterlijke verschijningsvorm. In dat verband kan onder meer betekenis toekomen aan de geldelijke waarde die de zaak (nog) vertegenwoordigt en de plaats en omstandigheden waaronder het goed (onbeheerd) is achtergelaten. Naar het oordeel van het hof heeft in algemene zin te gelden dat elke zaak, door mensenhand gemaakt of bewerkt, geacht mag worden een eigenaar te hebben, tenzij het tegendeel uit de concrete omstandigheden blijkt.
In het licht van deze vooropstelling overweegt het hof als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de pallets geen res nullius waren. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof genoegzaam vast komen te staan dat de pallets aan [naam bedrijf] toebehoorden. Immers volgt uit het dossier dat de pallets zich bevonden op een beveiligd bouwterrein van [naam bedrijf] , in welk verband het hof voorts wijst op de kennisgeving van inbeslagname (dossierpagina 43) waar de naam van [naam bedrijf] als eigenaar van de pallets staat vermeld. Reeds om die reden faalt het verweer in zoverre.
Indien en voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat de verdachte mocht veronderstellen dat de pallets op dat moment niet aan een ander toebehoorden, overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt vast dat de pallets zich op een bedrijventerrein bevonden dat werd beveiligd door middel van cameratoezicht. Op het bouwterrein bevonden zich – blijkens het proces-verbaal van bevindingen – voorts meerdere bouwketen en containers. Het was derhalve een bouwterrein waar gewerkt werd. Deze omstandigheden wijzen erop dat de pallets niet waren prijsgegeven. Bij dit oordeel heeft het hof voorts nog in aanmerking genomen dat uit het dossier volgt dat de pallets mogelijk nog een geldelijke waarde vertegenwoordigden van € 70,00 per stuk. Op het moment dat de verdachte zich op het terrein bevond, werd bovendien door de beveiliger tegen hem geroepen dat hij zijn handelingen moest staken, dat hij weg moest gaan, dat de beveiliging aangestuurd zou worden en de politie gebeld zou worden. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich aldus moet hebben gerealiseerd dat hij zich op het terrein van een ander bevond en dat ook de pallets aan een ander toebehoorden. Mitsdien heeft hij de pallets weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Het hof verwerpt dan ook het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging. In hetgeen de raadsman overigens naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat de diefstal voltooid was nu de pallets in de bus van verdachte waren geladen. Dat de bus nog op de bouwplaats stond maakt dit niet anders.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting heeft de raadsman – subsidiair – een straftoemetingsverweer gevoerd en het hof verzocht om bij een bewezenverklaring aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar te volstaan met een taakstraf. Daartoe heeft de raadsman gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de omstandigheid dat de verdachte (mede) de zorg draagt voor zijn kleindochter. Voorts heeft de raadsman gewezen op een recent onderzoek van het WODC, waaruit volgt dat kortdurende vrijheidsstraffen geen aanvullend nut hebben.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op 2 februari 2023 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een hoeveelheid pallets welke toebehoorden aan [naam bedrijf] te Breda. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Hij heeft enkel oog gehad voor het eigen financieel gewin, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden. Bovendien zijn diefstallen zeer ergerlijke feiten, die naast schade ook hinder en overlast veroorzaken voor de gedupeerden. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 februari 2024, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk – doch niet recent – is veroordeeld, onder meer ter zake van soortgelijke delicten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende en gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat, met name gelet op het justitiële verleden van de verdachte en de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht, met de advocaat-generaal, een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Beslag
Onder de verdachte is een ponypack met daarin 0,5 gram cocaïne in beslag genomen, alsmede een personenauto (Ford Transit voorzien van kenteken [kenteken] ).
Het hof zal de cocaïne onttrekken aan verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het hof zal de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten [betrokkene] , gelasten van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 0,5 gram cocaïne - G2555609;
gelast de
teruggaveaan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, [betrokkene] , van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
één personenauto, kenteken: [kenteken] - G1011407.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos en mr. A. Benschop, griffiers,
en op 20 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Muller voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.