ECLI:NL:GHSHE:2024:121

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
001108-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis en bevestiging eerdere beslissing in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was op 7 december 2023 door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met een bevel tot gevangenhouding. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsvrouw, mr. D. Marcus, gehoord. De verdachte heeft afstand gedaan van het recht om in raadkamer te worden gehoord.

Het hof heeft het dossier bestudeerd en vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van meermalen gepleegde diefstal door middel van braak. Het hof heeft ook geconstateerd dat er gevaar voor herhaling bestaat, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De verdachte lijkt resistent voor het optreden van politie en justitie, wat leidt tot ernstige vrees voor herhaling van delictgedrag.

Het hof heeft het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof overweegt dat na een veroordeling tot gevangenisstraf, de vrijheidsbeneming rust op artikel 5 lid 1 sub a van het EVRM. Schorsing van de voorlopige hechtenis is alleen aan de orde bij bijzondere omstandigheden die het persoonlijk belang van de verdachte boven het belang van de samenleving stellen. Dergelijke omstandigheden zijn niet aangetoond. Het hof heeft ook het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een andere onvoorwaardelijke straf afgewezen, omdat het verzoek onvoldoende onderbouwd was. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Raadkamerappelnummer: AVNR. 001108-23
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum] , waarbij namens:

[verdachte]

[geboortedatum en plaats]
[adres]
[detentieplaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum] , bij welke beslissing de gevangenhouding van [verdachte] werd bevolen.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw mr. D. Marcus.
Het hof heeft gezien een schriftelijke verklaring van de verdachte, waarin deze kenbaar maakt afstand te doen van de mogelijkheid om in raadkamer te worden gehoord.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 7 december 2023 door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Tevens is door de politierechter een bevel gevangenhouding afgegeven. Tegen dat bevel is het hoger beroep gericht.
Er zijn naar het oordeel van het hof voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte ter zake hetgeen hem wordt verweten, namelijk diefstal door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het hof verwijst daartoe naar het veroordelend vonnis.
Er is ook gevaar voor herhaling. Verdachte is meermalen met politie en justitie in aanraking gekomen, ook voor vermogensdelicten en is daar meermalen voor veroordeeld. Die veroordelingen hebben kennelijk onvoldoende geleid tot gedragsbeïnvloeding. Verdachte lijkt resistent voor optreden van politie en justitie en dat doet ernstig vrezen voor herhaling.
Het hof wijst af het beroep.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof zal dat verzoek afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
Na een veroordeling tot gevangenisstraf door een daartoe bevoegde rechter, van welke veroordeling niet gezegd kan worden dat deze feitelijk en of juridisch evident onjuist is, komt de vrijheidsbeneming te rusten op artikel 5 lid 1 sub a EVRM. Dat heeft onder meer tot gevolg dat niet zonder meer langer het recht bestaat de berechting in vrijheid af te wachten. Voorts dat schorsing van de voorlopige hechtenis in beginsel slechts aan de orde is wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwichtige de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte.
Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd, en het hof is ook anderszins niet van het bestaan gebleken.
Schorsing is ook gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een andere onvoorwaardelijke straf.
Het hof overweegt als volgt.
Niet duidelijk is of en zo ja per wanneer de onherroepelijke straf ten uitvoer zal worden gelegd terwijl eveneens nergens uit blijkt dat executie zal plaatsvinden. Immers door de raadsvrouw is geen verklaring overgelegd van het CJIB dat en zo ja per wanneer de executie zal plaatsvinden. In zoverre is het verzoek onvoldoende onderbouwd.
Het hof wijst af het verzoek.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beslissing waarvan beroep.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 11 januari 2024
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S.J.H. van Beekveld en T.G.M. Achten, griffiers.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 11 januari 2024
Gezien d.d.
De directeur van [detentieplaats]