ECLI:NL:GHSHE:2024:1181

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
20-002048-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van water en elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte medeplichtig verklaard aan de teelt van hennep en de diefstal van water en elektriciteit. De feiten vonden plaats in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 in Waalwijk, waar de verdachte een woning ter beschikking stelde voor de hennepteelt. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft voor de hennepteelt en dat hij wist dat er illegaal stroom en water werd afgenomen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 7.504,42 vorderde wegens materiële schade als gevolg van de diefstal van elektriciteit.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002048-23
Uitspraak : 2 april 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 juli 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-004911-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
postadres: [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 telkens primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van:
  • medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (het onder 1 subsidiair tenlastegelegde) en
  • medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (het onder 2 en 3 telkens subsidiair tenlastegelegde)
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter beslist op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en is ten behoeve van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde en met betrekking tot het door de politierechter onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de verdediging primair verzocht dat het hof, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde, de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de verdediging verzocht dat het hof ingeval van toewijzing van de vordering bij de hoogte van het toe te wijzen bedrag aansluiting zal zoeken bij het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt, namelijk de medeplichtigheid aan de teelt van 50 hennepplanten.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 50 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 50 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan die verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn onbekend gebleven mededaders op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemd elektriciteitsnetwerk bevond voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid water, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen water onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid water, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan die verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn onbekend gebleven mededaders op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemde watermeter bevond voor de teelt en/of het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een pand aan [adres 2] ) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, een hoeveelheid elektriciteit, die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemd elektriciteitsnetwerk bevond voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, een hoeveelheid water, die aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2022 tot en met 30 december 2022 te Waalwijk, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemde watermeter bevond voor de teelt en/of het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het politiedossier vast dat in verschillende ruimtes van de woning aan [adres 2] apparatuur, afval en sporen zijn aangetroffen die in verband worden gebracht met hennepteelt. De politie trof in de woning twee kweekruimtes aan, waarvan nog één ruimte op het moment van aantreffen in bedrijf was. In deze kweekruimte werden 50 oogstrijpe hennepplanten gevonden. Door de politie is berekend dat in de andere kweekruimte ongeveer 360 hennepplanten hebben gestaan. Volgens de verdachte zijn beide kweekruimtes in september 2022 geïnstalleerd en in bedrijf getreden en is er eenmaal geoogst. De verdachte was de huurder van de woning, waarvan de huursom € 700,- per maand bedroeg. De verdachte heeft verklaard dat hij de woning voor hennepteelt beschikbaar heeft gesteld aan een ander en dat hij als vergoeding voor de vaste lasten van de woning een bedrag van € 1000,- per maand zou ontvangen. Deze andere persoon beschikte net als de verdachte over een sleutel van de woning. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij af en toe in de woning kwam om de post te halen of om te slapen wanneer hij ruzie had met zijn vriendin.
Medeplichtigheid
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van het door de politierechter onder 2 en 3 bewezenverklaarde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte – die weliswaar zijn woning beschikbaar stelde voor de hennepteelt – in de tenlastegelegde periode aanwezig is geweest op de locatie waar de hennepkwekerij is aangetroffen en dat hij wist wat daar precies plaatsvond. Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de verdediging betoogd dat het enkele feit dat een persoon wetenschap heeft van de aanwezigheid van een hennepkwekerij en daarbij de rol van medeplichtige vervult, niet direct meebrengt dat iemand ook medeplichtig is aan diefstal van elektriciteit en/of water ten behoeve van die hennepkwekerij. De verdediging stelt zich op het standpunt dat in het procesdossier redengevende bewijsmiddelen ontbreken op grond waarvan kan worden gesteld dat de verdachte wetenschap van die diefstal had.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat de verdachte wist van de hennepkwekerij en dat hij daarover kon beschikken.
Het hof kan niet vaststellen dat de verdachte zelf hennep teelde (feit 1 primair), dan wel met anderen teelde of deed telen. Evenmin kan het hof vaststellen dat de verdachte zelf de elektriciteit (feit 2 primair) en het water (feit 3 primair) gestolen heeft door middel van verbreking. De verdachte zal in zoverre van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Wel staat vast dát elektriciteit en water is gestolen en dat degene die dat gedaan heeft toegang had tot het pand waarin zich, behalve de woning van de verdachte, ook de meterkast en watermeter bevond.
Het hof houdt de verdachte aan zijn verklaring dat hij aan een ander een sleutel van het pand waarin zich de elektriciteits- en watermeter bevonden ter beschikking heeft gesteld, maar dat hij ook zelf over een sleutel beschikte en nog af en toe in de woning kwam.
Het is een algemeen bekend gegeven dat henneptelers voor hun kwekerijen illegaal stroom en water afnemen. Wie, zoals de verdachte, een sleutel van zijn woning aan een ander ter beschikking stelt ten behoeve van de hennepteelt door die ander, wil bewust of aanvaardt tenminste bewust de aanmerkelijke kans dat ten behoeve van die kwekerij illegaal stroom en water wordt afgenomen en dat daartoe in de woning aanwezige aansluitingen worden gemanipuleerd. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat de verdachte heeft verklaard dat hij van degene die de hennep zou telen 1000 euro per maand zou ontvangen om de vaste lasten te betalen, terwijl alleen al de huur van de woning volgens verdachtes verklaring ongeveer 700 euro per maand bedroeg en de vergoeding nooit voldoende zou zijn om de voor de kwekerij extra benodigde elektriciteit en het water op legale wijze te kunnen afnemen.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op behulpzaam zijn/verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen als (voorwaardelijk) opzet op – kort gezegd – het wegnemen van elektriciteit en water.
Aantal hennepplanten
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat op grond van de tenlastelegging slechts bewezen kan worden dat de verdachte - kort gezegd - medeplichtig is geweest aan de teelt van 50 hennepplanten. Het hof overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er op de zolder een in werking zijnde hennepkwekerij met 50 hennepplanten is aangetroffen, dat er in een slaapkamer onder meer gebruikte kweekpotten en hennepafval is aangetroffen en dat de verdachte heeft verklaard dat de hennepkwekerij op de slaapkamer in september 2022 in bedrijf was gekomen en dat er 1 keer was geoogst. De politie heeft berekend dat in de slaapkamer in ieder geval meer dan 200 hennepplanten moeten hebben gestaan. Naar het oordeel van het hof volgt uit deze feiten en omstandigheden dat in de tenlastegelegde periode sprake is geweest van de teelt van (in totaal) een grote hoeveelheid hennep als bedoeld in art. 11 lid 5 Opiumwet in samenhang met art. 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit. Nu de tenlastelegging uitgaat van de teelt van een hoeveelheid van "50 hennepplanten,
althanseen groot aantal hennepplanten", komt het hof - anders dan de verdediging - tot bewezenverklaring van "een groot aantal hennepplanten". Het hof gaat hierna bij de strafoplegging ook uit van die grote hoeveelheid.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van een grote hoeveelheid hennep. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de illegale handel in hennep en het criminele circuit dat zich doorgaans rondom illegale hennepteelt ontvouwt. Illegale hennepteelt gaat bovendien vaak gepaard met ongewenste neveneffecten voor de maatschappij in de vorm van een verhoogd risico op brandgevaar rondom teeltlocaties en schade voor de volksgezondheid bij veelvuldig gebruik van hennep. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit en water, telkens door middel van verbreking. Door aldus te handelen heeft de verdachte een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de energie- en watervoorzieningsmaatschappij getoond en hen gedupeerd.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 januari 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, zodat verdachtes documentatie niet ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging wordt meegewogen.
Daarnaast heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte een afbetalingsregeling heeft getroffen voor schulden uit het verleden en dat hij fulltime werkzaam is als ZZP’er in [sector] .
Alles afwegende acht het hof, anders dan de verdediging, een financiële sanctie in onderhavige zaak niet aangewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het tot een bewezenverklaring komt van drie strafbare feiten en dat het ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitgaat van een grote hoeveelheid hennepplanten. Het hof acht een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Inleiding
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot (na bijstelling ter terechtzitting in eerste aanleg) een bedrag van € 7.504,42 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende onderdelen:
Illegaal afgenomen elektriciteit ex € 6.677,15
Administratiekosten ex € 407,40
Uurtarief monteur (avond) ex € 315,00
Capaciteitstarief ex € 104,87.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering toegewezen tot een totaalbedrag van € 7.504,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Het hof oordeelt als volgt.
Toewijzing
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.504,42 euro, bestaande uit de hiervoor voormelde onderdelen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde pleegperiode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, veroordelen in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat bij het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tenminste één andere persoon als pleger betrokken is geweest. Nu de verdachte en deze (onbekend gebleven) ander(en) ieder een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij ieder hoofdelijk aansprakelijk voor dezelfde schade. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij dan ook hoofdelijk toewijzen. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt, zal ook de ander daardoor zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 7.504,42. De verdachte en de (onbekend gebleven) ander(en) zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen tot een bedrag van € 7.504,42, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 72 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 48, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.504,42 (zevenduizend vijfhonderdenvier euro en tweeënveertig cent) als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is;
veroordeelt de verdachte in de kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.504,42 (zevenduizend vijfhonderdenvier euro en tweeënveertig cent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 72 (tweeënzeventig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide de betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere vervalt;
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.G. Remmink, griffier,
en op 2 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.G.A. Beaujean is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.