ECLI:NL:GHSHE:2024:1140

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
200.328.596_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondercuratelestelling van verzoekster met betrekking tot haar geestelijke toestand en financiële belangen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoekster] tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zij onder curatele is gesteld. De beschikking van de rechtbank is uitgesproken op 22 maart 2023. [verzoekster] heeft in haar beroepschrift van 13 juni 2023 verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de ondercuratelestelling af te wijzen. De curator, [de curator] B.V., heeft in zijn verweerschrift van 23 augustus 2023 verzocht om de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 februari 2024 zijn zowel [verzoekster] als vertegenwoordigers van de curator gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van de zorgen van de familie van [verzoekster] over haar welzijn en de noodzaak van bescherming van haar belangen.

Het hof overweegt dat er ernstige zorgen zijn over de geestelijke toestand van [verzoekster], die onder andere lijdt aan een psychische stoornis en niet in staat is om haar belangen zelf te behartigen. De rechtbank had eerder al een zorgmachtiging verleend voor verplichte zorg, en het hof concludeert dat de ondercuratelestelling noodzakelijk is om zowel de financiële als persoonlijke belangen van [verzoekster] te beschermen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 april 2024
Zaaknummer: 200.328.596/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10267583 OV VERZ 23-47
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende in [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer,
tegen
[de curator] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. P.M. Jongeling.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de zoon],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de zoon] , of de zoon,
[de dochter],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de dochter] , of de dochter,
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de moeder] , of de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 13 juni 2023, met producties, ingekomen bij het hof op 19 juni 2023, heeft [verzoekster] verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de verzochte ondercuratelestelling af te wijzen en de proceskosten tussen partijen te compenseren.
2.2.
Bij verweerschrift van 23 augustus 2023, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de curator verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van [verzoekster] af te wijzen en haar in de kosten van deze procedure te veroordelen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het V5-formulier van 18 december 2023, met bijlage, van de advocaat van [verzoekster] , ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de brief van de moeder, de zoon en de dochter van [verzoekster] , ingekomen bij het hof op
22 februari 2024.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [medewerker 1] en [medewerker 2] namens de curator, bijgestaan door de advocaat.
2.4.1.
De moeder, de zoon en de dochter van [verzoekster] zijn, met kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verschenen.
2.5.
Na de mondelinge behandeling is ingekomen, met toestemming van het hof, het
V6-formulier van 29 februari 2024, van de advocaat van [verzoekster] , met bijlage.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 11 oktober 2018 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen die [verzoekster] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. De grond voor het instellen van bewind was het niet in staat zijn om zelf de vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van de lichamelijke of geestelijke toestand.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover in deze procedure van belang, [verzoekster] onder curatele gesteld en [de curator] B.V. tot curator benoemd.
3.3.
[verzoekster] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[verzoekster] voert - samengevat - het volgende aan. [verzoekster] heeft voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg geen oproep gekregen. Het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden doordat zij door de kantonrechter niet is gehoord.
[verzoekster] is het daarnaast niet eens met de ondercuratelestelling. Hierdoor wordt het laatste beetje regie dat [verzoekster] nog over haar leven heeft, ontnomen. De maatregel van curatele is niet nodig, omdat [verzoekster] zelfstandig in staat is haar persoonlijke belangen te behartigen. [verzoekster] staat wel achter het bewind, hetgeen haar voldoende financiële bescherming biedt.
3.5.
De curator voert - samengevat - het volgende aan. [verzoekster] was op de hoogte van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter, maar heeft er voor gekozen niet te verschijnen. De kantonrechter heeft bovendien niet de verplichting om [verzoekster] te horen. Het hoger beroep heeft een herstelfunctie en [verzoekster] heeft alsnog haar standpunt kenbaar kunnen maken.
[verzoekster] is volgens de curator niet in staat om de regie in welke vorm dan ook over haar leven te voeren. Het bewind alleen is onvoldoende en wordt bovendien door [verzoekster] genegeerd. Hierdoor ontstaan nieuwe schulden. [verzoekster] heeft bovendien medische zorg nodig, maar laat dit niet toe.
3.6.
De moeder, zoon en dochter van [verzoekster] voeren - samengevat - het volgende aan. De familie heeft grote zorgen over [verzoekster] . Volgens de familie is er zowel op financieel als persoonlijk gebied bescherming nodig. De curatele moet daarvoor in stand blijven. [verzoekster] heeft de afgelopen jaren periodes doorgemaakt met (afgewisseld) zware depressie, een CVA, het verlies van haar vader en een manische episode. De familie heeft met regelmaat aankopen moeten annuleren of [verzoekster] anderszins financieel moeten bijstaan. Na de vermissing van [verzoekster] in juli 2023 verkeerde [verzoekster] in een slechte toestand in verband met het zwerven op straat en haar diabetes.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Het hof stelt voorop dat voor zover [verzoekster] met haar eerste grief betoogt dat in eerste aanleg het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, [verzoekster] vanwege de herstelfunctie van het hoger beroep nu alsnog op alle in eerste aanleg in het geding gebrachte stukken heeft kunnen reageren, zowel in de schriftelijke ronde als tijdens de mondelinge behandeling bij het hof. De grief van [verzoekster] faalt in zoverre.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.7.3.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt is het hof van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde op de mondelinge behandeling, is voldaan aan de vereisten van artikel 1:378 lid 1 BW, hetgeen toewijzing van het verzoek tot ondercuratelestelling rechtvaardigt. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.7.4.
Er bestaan al langere tijd ernstige zorgen over het welzijn van [verzoekster] . Zo blijkt uit de geneeskundige verklaring van 6 december 2022 van de heer [psychiater] , psychiater bij [instantie] in [woonplaats] en zijn verweer in de klachtprocedure WvGGZ, dat [verzoekster] al in september 2022 is opgenomen op grond van een crisismaatregel in verband met manische decompensatie. [verzoekster] heeft geen ziekte-inzicht, vertoont vermijdend gedrag en gelooft in alternatieve geneeskunde waardoor zij de behandelingen die voor haar noodzakelijk zijn, stopzet. [verzoekster] maakt impulsieve keuzes zoals het opzeggen van haar eigen woning om te kunnen emigreren naar Italië. Dit heeft geleid tot risicovolle situaties omdat [verzoekster] dakloos werd en haar diabetes in die periode is ontregeld, aldus psychiater [psychiater] .
3.7.5.
Verder heeft de rechtbank bij beschikking van 7 april 2023 een zorgmachtiging verleend ten aanzien van [verzoekster] tot het verlenen van verplichte zorg, waaronder het kunnen toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, de beperking van de bewegingsvrijheid van [verzoekster] en het opnemen van [verzoekster] in een accommodatie. Deze machtiging loopt tot en met 7 april 2024. De rechtbank heeft in die beschikking overwogen dat [verzoekster] lijdt aan een psychische stoornis (waanstoornis), waarbij zij last heeft van grootheidswanen. [verzoekster] denkt onder andere over veel geld te beschikken en veel opleidingen te hebben genoten. Uit de beschikking blijkt verder dat [verzoekster] twee diefstallen heeft gepleegd, vatbaar is voor fraude en aankopen doet die zij niet kan betalen. Gelet op het huidige toestandsbeeld is er volgens de rechtbank sprake van een (ernstig) gevaar voor maatschappelijke teloorgang en verwaarlozing en dat er vanwege de diabetes van [verzoekster] tevens zeer ernstig lichamelijk letsel of levensgevaar kan ontstaan. Passende zorg op vrijwillige basis is niet mogelijk, omdat [verzoekster] niet beschikt over ziektebesef en inzicht en de noodzakelijke behandeling en medicatie niet accepteert. Ook wilde [verzoekster] niet langer bij [instantie] opgenomen zijn, waardoor zorg in het gedwongen kader door de rechtbank nodig is geacht.
3.7.7.
Vervolgens is gebleken dat [verzoekster] omstreeks juli 2023 uit eigen beweging is vertrokken bij [instantie] , terwijl de zorgmachtiging loopt tot april 2024. [verzoekster] heeft bij haar vertrek verklaard naar het buitenland te willen vertrekken en is in die periode enige tijd vermist geweest. Nadien zijn er nieuwe schulden ontstaan (bijvoorbeeld door schade die is ontstaan na een verblijf van [verzoekster] op een vakantiepark). [verzoekster] heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat er nadien weer nieuwe schulden zijn ontstaan. [verzoekster] is in de afgelopen periode voorts een aantal keer opgenomen geweest in het ziekenhuis en verblijft inmiddels bij een kennis in [plaats] . [verzoekster] is door de curator ingeschreven bij de gemeente, waardoor zij ook weer een uitkering ontvangt en ziektekostenverzekering heeft. De curator heeft verklaard dat er op dit moment naar passende woonruimte wordt gezocht voor [verzoekster] en dat zij eveneens hulpverlening dient te krijgen, maar dat [verzoekster] daar niet aan meewerkt. [verzoekster] heeft desgevraagd verklaard dat zij geen hulpverlening nodig heeft. [verzoekster] geeft er naar het oordeel van het hof geen althans onvoldoende blijk van dat er gegronde redenen voor hulpverlening zijn terwijl zij hier niet vrijwillig aan zal meewerken. De uitkomsten van een psychologisch onderzoek dat [verzoekster] stelt recent te hebben ondergaan en waaruit zou blijken dat hulpverlening niet nodig is, zijn niet overgelegd.
Bovendien wordt in aanmerking genomen dat ook de familie van [verzoekster] grote zorgen heeft over [verzoekster] en meent dat handhaving van de onder curatele stelling van groot belang is voor het welzijn van [verzoekster] .
3.7.8.
Gelet op voornoemde ernstige zorgen over [verzoekster] is voldaan aan de vereisten van artikel 1:378 BW. Gebleken is dat het dringend noodzakelijk is dat, naast de financiële belangen, ook de persoonlijke belangen van [verzoekster] worden behartigd. De maatregel van bewind is onvoldoende gebleken en niet langer passend. De psychische stoornis waar [verzoekster] mee kampt, het feit dat zij niet inziet dat hulpverlening noodzakelijk is (dan wel zich daar aan onttrekt) maken het nodig dat de belangen van [verzoekster] behartigd worden door de curator. [verzoekster] kan vanwege haar geestelijke toestand haar belangen niet behoorlijk waarnemen en brengt haar veiligheid of die van anderen in gevaar.
3.8.
Dit leidt ertoe dat het verzoek van [verzoekster] in hoger beroep wordt afgewezen en de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 maart 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en
H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.