ECLI:NL:GHSHE:2024:1139

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
200.330.184_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervangende toestemming inschrijving basisschool en wijziging zorgregeling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder heeft vervangende toestemming verzocht om haar kind, [minderjarige 2], in te schrijven op een andere basisschool, terwijl de vader zich hiertegen verzet. De rechtbank had eerder toestemming verleend voor de inschrijving van [minderjarige 3] op dezelfde school, maar de verzoeken van beide ouders om de zorgregeling te wijzigen werden afgewezen. De moeder is van mening dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen is, terwijl de vader een meer gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wenst. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige zorgregeling, die al sinds 2021 loopt, goed functioneert en dat er geen noodzaak is voor wijziging. Ook het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de schoolwissel is afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat dit niet in het belang van [minderjarige 2] is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van beide ouders afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 april 2024
Zaaknummer: 200.330.184/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/390659/ FA RK 23-890
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. Putmans-de Kok.
Deze zaak gaat over de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012;
  • [minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015;
  • [minderjarige 3](hierna: [minderjarige 3] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019,
hierna samen ook te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
De rechtbank heeft aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 3] in te schrijven op een (andere) basisschool. De moeder is het er niet mee eens dat deze toestemming niet is verleend voor [minderjarige 2] .
Verder zijn zowel de vader als de moeder het er niet mee eens dat de rechtbank hun verzoeken tot wijziging van de zorgregeling heeft afgewezen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 juli 2023, heeft de moeder verzocht:
- de bestreden beschikking te wijzigen en te bepalen dat het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op Basisschool [basisschool 1] te [woonplaats] , wordt toegewezen;
- de beschikking van 4 februari 2022 te wijzigen in die zin dat de kinderen bij de vader verblijven in de ene week van vrijdag na schooltijd tot zondag 19.00 uur en in de andere week van vrijdag na schooltijd tot 19.00 uur.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 september 2023 heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering (lees: verzoek), althans de grieven van de moeder af te wijzen.
Tevens heeft de vader incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht te bepalen dat de kinderen wekelijks contact hebben met de moeder de ene week van woensdag 19.00 uur tot en met maandag naar school en de andere week van woensdag 19.00 uur tot en met vrijdag 19.00 uur, althans een regeling zoals het hof juist acht
.
Kosten rechtens.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 31 oktober 2023, heeft de moeder verzocht het incidenteel hoger beroep van de vader af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de voorzitter van het hof medegedeeld dat van productie 2 bij het verweerschrift in incidenteel hoger beroep alleen de producties aan het procesdossier wordt toegevoegd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Wijk;
  • de vader, bijgestaan door mr. Putmans-De Kok;
  • [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] , namens de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 april 2023;
  • het V6-formulier (met als bijlage een brief en aanvullende producties) van de advocaat van de vader d.d. 6 februari 2024.

3.De beoordeling

De feiten
In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot eind 2020. Tijdens hun relatie zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren.
De vader heeft de kinderen erkend. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 4 februari 2022 heeft de rechtbank Oost-Brabant (voor zover thans van belang) het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder vastgesteld.
Bij deze beschikking is onder meer ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
  • de ene week van donderdag na schooltijd tot maandagochtend, waarbij de vader de kinderen donderdag van school/kinderdagverblijf haalt en maandagochtend naar school/het kinderdagverblijf brengt, en
  • de andere week van donderdag na schooltijd tot vrijdag 19.00 uur, waarbij de vader de kinderen donderdag van school/kinderdagverblijf haalt en de kinderen vrijdagavond naar de moeder brengt.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, onder meer en voor zover in hoger beroep van belang, de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 3] in te schrijven op basisschool [basisschool 1] in [woonplaats] , het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige 2] op diezelfde school afgewezen en de verzoeken van de vader en de moeder tot wijziging van de zorgregeling afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. De vader is eveneens in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte geen vervangende toestemming verleend om [minderjarige 2] in te schrijven bij Basisschool [basisschool 1] . Voor [minderjarige 3] heeft ze deze toestemming wel gekregen. [minderjarige 3] zit nu op een nabij de woning van de moeder gelegen school en heeft hierdoor contact met vriendjes en vriendinnetjes uit de buurt. Dat is wat [minderjarige 2] nu mist en wat zij ook graag zou willen. Hoewel een schoolwisseling verandering met zich brengt, weegt dat niet op tegen de voordelen van een overstap naar een school die dichter bij de woning van de moeder gelegen is. Ze kan later dan ook zelf naar school fietsen en afspreken met klasgenootjes uit de buurt. [minderjarige 2] zal nog een aantal jaren naar de basisschool moeten gaan en ze wil zelf ook het liefst naar [basisschool 1] . [minderjarige 2] is een veerkrachtig meisje met een sterke persoonlijkheid en zij is in staat zich flexibel op te stellen. Een schoolwijziging is in het belang van [minderjarige 2] . Daarbij komt dat de moeder zich niet meer zo prettig voelt bij de huidige school van [minderjarige 2] omdat er bij haar waarschijnlijk sprake is van dyslexie en de school daar pas veel te laat op ingezet heeft. Zowel de logopedie als het dyslexie onderzoek kunnen op de andere school worden voortgezet.
Verder acht de moeder de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen. Deze regeling heeft de moeder destijds goed gevonden omdat zij ervan uitging dat de vader op relatief korte termijn over eigen woonruimte zou beschikken. Dat is tot op heden nog steeds niet het geval. De vader verblijft nog steeds bij zijn ouders en dat zorgt op doordeweekse dagen voor veel onrust. De ouders van de vader bewonen een tussenwoning en verblijven daar – als de kinderen bij de vader zijn – met vier volwassenen, vier kinderen, vijf katten en een hond. Dat is hectisch en zorgt ervoor dat er regelmatig ruzie is. Er mogen vaak geen vriendjes of vriendinnetjes mee en de kinderen moeten zich vaak buiten de woning vermaken omdat het te druk is in de woning. De kinderen beschikken niet over een eigen slaapkamer. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] slapen bij de vader in bed en dat is ongepast, temeer nu [minderjarige 1] in de puberteit terechtkomt. De kinderen worden vaak door de grootmoeder opgevangen terwijl zij chronisch ziek is en daarom soms voor langere perioden in bed verblijft. Het is niet gepast om de grootmoeder de verantwoordelijkheid te geven over drie kinderen. Omdat de kinderen op maandag en dinsdag hun clubjes en sport hebben en op woensdag vaak afspreken met vriendjes of kinderfeestjes hebben, is het belangrijk dat de kinderen op de donderdag kunnen bijkomen. Dat kan niet als ze dan bij de vader zijn. De moeder acht het in het belang van de kinderen dat zij op de donderdag bij de moeder kunnen landen. Zij verzoekt daarom de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de kinderen bij de vader verblijven de ene week van vrijdag tot zondag en de andere week op vrijdag na schooltijd tot 19.00 uur.
De moeder vindt dat de rechtbank de visie van de raad had moeten meenemen in haar beslissing. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg geadviseerd de regeling aan te passen totdat de vader over eigen woonruimte beschikt.
3.6.
De vader voert in het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan. De vader betwist dat [minderjarige 2] zelf liever naar een andere basisschool zou willen. Zij heeft het erg naar haar zin op haar huidige school en klaagt ook nooit over de afstand. [minderjarige 2] heeft moeite met veranderingen. Er is geen enkele noodzaak voor een schoolwissel en het is ook niet wenselijk haar weg te halen bij haar vriendjes en vriendinnetjes. [minderjarige 2] kan nu ook makkelijk op de fiets naar school.
Uit het eindverslag van de speltherapie die [minderjarige 2] heeft afgerond, blijkt dat [minderjarige 2] weer in haar krachten staat en dat ze het traject positief heeft afgerond. Dit zou niet verstoord mogen worden door een schoolwissel. De huidige school heeft een onderzoek gedaan naar de dyslexie van [minderjarige 2] en het is in haar belang dat dit op een nieuwe school niet allemaal opnieuw hoeft te gebeuren. De rechtbank heeft de juiste beslissing genomen door de moeder geen toestemming te geven voor de schoolwissel van [minderjarige 2] .
Net als de moeder is de vader het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat een wijziging van de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is. De vader vindt het voor de kinderen beter om een meer gelijke verdeling vast te leggen. De kinderen hebben rust en structuur nodig en hij kan dat de kinderen bieden. De vader heeft altijd aangegeven dat hij een regeling wenst waarbij de kinderen de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder verblijven. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben bij de vader en bij de speltherapie ook aangegeven meer contactmomenten met de vader te willen.
De vader betwist dat de kinderen last ondervinden van de woonsituatie bij de vader. De meisjes hebben daar samen een kamer en [minderjarige 3] slaapt bij de vader op de kamer. Bovendien heeft de vader inmiddels een eigen huurwoning gevonden, waar hij binnenkort zal gaan wonen.
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader een uitbreiding van de contactregeling met de kinderen, zodat er een meer gelijke verdeling is van de zorg- en opvoedingstaken. De vader is in staat flexibel te werken en kan een groot deel van de zorg voor de kinderen voor zijn rekening nemen.
3.7.
De moeder stelt zich in het incidenteel hoger beroep op het standpunt dat het verzoek van de vader om de contactregeling uit te breiden afgewezen moet worden. De vader heeft in het verleden nooit een substantieel deel van de zorg over de kinderen gedragen. De vader heeft een fulltime baan en is niet voldoende beschikbaar voor de kinderen. Het is niet wenselijk dat de grootouders de hoofdverzorgers van de kinderen worden als zij bij de vader verblijven.
Voor een evenredige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is het noodzakelijk dat er een minimale basis voor de ouders is om met elkaar te communiceren. Dat is niet het geval. Verder beschikt de vader ook niet over een rijbewijs en dat maakt het lastig wanneer de kinderen doordeweeks activiteiten ondernemen. De moeder betwist dat zij in het verleden met de vader gesproken heeft over een evenredige verdeling van de zorg voor de kinderen. De moeder stelt dat juist de vader in het verleden heeft ingestemd met een regeling waarbij de kinderen om de veertien dagen een weekend bij hem zouden verblijven. De kinderen geven veel signalen af waaruit blijkt dat zij langer bij de moeder wensen te blijven, met name op doordeweekse dagen.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het belangrijk is dat de vader een andere woonruimte krijgt zodat de kinderen een eigen plekje in de woning krijgen. De raad ziet geen noodzaak de huidige zorgregeling te veranderen. De kinderen zijn het nu zo gewend en de zorg is redelijk verdeeld. Er blijkt nergens uit dat de kinderen de huidige regeling niet fijn vinden. De raad spreekt de wens uit dat deze ouders de strijd stoppen. De vader en de moeder zullen moeten leren met elkaar in gesprek te gaan en samen naar oplossingen te zoeken. Ondanks dat de vader en de moeder in dezelfde stad wonen, procederen ze over de school van de kinderen. Er is geen noodzaak om [minderjarige 2] bij een andere school in te schrijven maar als de ouders samen een andere regeling treffen, dan zal de raad dat niet in de weg staan. De raad ziet beide kwesties als een zaak voor de ouders zelf.
De motivering van de beslissing in principaal en incidenteel hoger beroep
3.9.
Het hof ziet aanleiding eerst het verzoek tot wijziging van de zorgregeling te behandelen en oordeelt als volgt.
Zorgregeling
3.10.
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
3.11.
Zowel de vader als de moeder verzoeken een wijziging van de zorgregeling. De moeder wil het contact tussen de kinderen en de vader beperken terwijl de vader zijn contact met de kinderen juist wil uitbreiden.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof deugdelijk gemotiveerd dat zowel de moeder als de vader onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren hebben gebracht die een wijziging van de huidige zorgregeling rechtvaardigen. Het hof schaart zich, na eigen onderzoek, achter de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard zicht te hebben op een eigen huurwoning maar stukken waaruit zulks blijkt, heeft de vader niet kunnen overleggen. Wat er ook zij van de mogelijkheid dat de vader binnenkort een eigen woning heeft, het is aan de vader om ervoor te zorgen dat de kinderen ook bij hem voldoende privacy hebben en ieder een rustig plekje waar ze hun huiswerk kunnen maken.
Zowel de vader als de moeder geven aan dat zij rust willen voor de kinderen. Ze zijn het er alleen niet over eens hoe die rust bewerkstelligd kan worden. Ook het hof acht het van belang dat er zoveel mogelijk rust komt voor de kinderen. Die rust zal er naar alle waarschijnlijkheid pas komen als de ouders elkaar (en daarmee de kinderen) niet meer betrekken in procedures maar actief aan de slag gaan met het voor de kinderen blijvend positief laten verlopen van de huidige situatie. De huidige zorgregeling, die feitelijk al sinds 2021 loopt en in februari 2022 door de rechtbank is vastgesteld, verloopt goed en de kinderen zijn het zo gewend.
Gelet op het vorenstaande ziet het hof geen aanleiding de huidige zorgregeling te wijzigen. De verzoeken van de moeder en de vader zullen worden afgewezen.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool
3.12.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de ene ouder voor de inschrijving van een minderjarige op een basisschool toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien partijen het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechter – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.
3.13.
Tussen de ouders is in geschil of het voor [minderjarige 2] het beste is om van school te wisselen zoals de moeder wenst (naar [basisschool 1] te [woonplaats] ) of dat zij ingeschreven blijft bij de huidige school ( [basisschool 2] te [woonplaats] ) zoals de vader wil.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof zich na eigen weging en beoordeling eigen maakt, is het hof van oordeel dat een schoolwissel niet in het belang van [minderjarige 2] is.
Er zijn ook in hoger beroep geen argumenten naar voren gebracht waaruit blijkt dat het met [minderjarige 2] niet goed gaat op haar huidige school. Ze heeft er haar vriendjes en vriendinnetjes en de hulp die zij nodig heeft is inmiddels opgestart. Het is belangrijk dit nu niet te doorkruisen.
Dit alles en de onrust die een wisseling van school voor [minderjarige 2] met zich mee zal brengen, weegt zwaarder dan het praktische argument van de moeder dat de andere school dichter bij haar woonhuis ligt.
Het hof is dan ook, alles overziende, van oordeel dat niet is gebleken dat het in het belang van [minderjarige 2] is om te wisselen van school en zal het verzoek van de moeder om vervangende toestemming afwijzen.
3.14.
Het hof benadrukt dat de ouders in het belang van een verdere gezonde ontwikkeling van de kinderen dienen te investeren in hun onderlinge verhouding en communicatie in plaats van met elkaar te blijven strijden. Het hof spreekt dan ook de wens uit dat de ouders zich hiervoor gaan inzetten.
Afsluitende conclusie
3.15.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de verzoeken van de moeder en van de vader afwijzen.
3.16.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing in het principaal en incidenteel hoger beroep

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 mei 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, J.C.E. Ackermans-Wijn en M. Jonker en is op 3 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.