ECLI:NL:GHSHE:2024:1138

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
200.308.440_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en hoofdverblijf van minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die op 3 april 2024 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de vader met betrekking tot het gezamenlijk gezag en het hoofdverblijf van hun minderjarige kind, geboren in 2011 in België. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Geradts, verzoekt om het gezamenlijk gezag en het hoofdverblijf van het kind bij haar te bepalen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P. Scheer, heeft aangegeven in te stemmen met het gezamenlijk gezag, maar de situatie rondom het contact met het kind is complex en er zijn zorgen over de opvoedingssituatie.

Het hof heeft eerder in een beschikking van 15 december 2022 een forensisch onderzoek gelast om de pedagogische vaardigheden van beide ouders te beoordelen. De resultaten van dit onderzoek zijn van groot belang voor de beslissing in deze zaak. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder positieve opvoedvaardigheden heeft en dat er een prettige sfeer in haar thuissituatie heerst. De vader heeft echter niet voldoende medewerking verleend aan het onderzoek, wat heeft geleid tot een gemiste kans om het contact met het kind te herstellen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de grieven van de moeder slagen. De beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 december 2021 is vernietigd, en het hof heeft bepaald dat de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over het kind worden belast, met het hoofdverblijf bij de moeder. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beslissing is genomen in het belang van het kind, om de jarenlange onzekerheid over zijn toekomstperspectief te beëindigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 april 2024
Zaaknummer: 200.308.440/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/341968 / FA RK 19-30
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Geradts,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats], België,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. H.P. Scheer.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats], België, hierna te noemen: [minderjarige].
Als belanghebbende is in deze zaak aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie], hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 15 december 2022

In de beschikking van 15 december 2022 heeft het hof in de zaak met nummer 200.315.997/01 (betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige]) een zogenoemd screeningsonderzoek/forensisch onderzoek gelast, waarbij er duidelijkheid dient te komen over de pedagogische vaardigheden en de thuissituatie van beide ouders in het licht van hetgeen [minderjarige] nodig heeft, gelet op zijn kindeigen problematiek.
Het hof heeft het voor de onderhavige procedure, die betrekking heeft op het verzoek van de moeder om met de vader het gezamenlijk gezag te verkrijgen en op het hoofdverblijf van [minderjarige], belangrijk geacht om de resultaten van het onderzoek af te wachten. Om die reden zijn beide procedures aangehouden tot 1 maart 2023 pro forma.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft in beide zaken nog kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het emailbericht met bijlage d.d. 17 januari 2023 van de GI (brief 17 januari 2023);
  • het emailbericht met bijlage d.d. 9 maart 2023 van de GI (brief 28 februari 2023);
  • het emailbericht met bijlagen d.d. 28 juli 2023 van de GI (brief 27 juli 2023 met planning [instantie]);
  • het emailbericht met bijlagen d.d. 17 oktober 2023 van de GI (brief 12 oktober 2023 en eindverslag [instantie] van 10 oktober 2023 met bijlage);
  • het V6-formulier met bijlagen d.d. 15 januari 2024 van de advocaat van de moeder (brief 15 januari 2024 en producties 12 t/m 14);
  • het emailbericht met bijlage d.d. 19 januari 2024 van de GI (brief 15 januari 2024 en evaluatieverslag [instantie] van 14 november 2023);
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 20 februari 2024 van de advocaat van de moeder (brief 20 februari 2024);
  • het emailbericht met bijlage d.d. 21 februari 2024 van de GI (brief 20 februari 2024);
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 22 februari 2024 van de advocaat van de vader;
  • het emailbericht d.d. 22 februari 2024 van mr. Sent, de advocaat van de moeder in de procedure met zaaknummer 200.315.997/01.
6.2.
Partijen en de GI hebben (onder meer) te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling.
6.3.
Het hof zal bij separate beschikking beslissen over de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] (zaaknummer 200.315.997/01).

7.De verdere beoordeling van het geding in hoger beroep

Nadere standpunten partijen
7.1.
Volgens de moeder staan partijen op hetzelfde punt als ruim een jaar geleden. De vader heeft voldoende kansen gehad, maar heeft deze niet gepakt. [minderjarige] is er de dupe van dat er nu niet gehandeld kan worden voor wat betreft de zoektocht naar geschikt onderwijs. Het is inmiddels voldoende duidelijk dat de moeder met het (gezamenlijk) gezag over [minderjarige] dient te worden belast en dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder dient te worden bepaald.
7.2.
De vader heeft aan het hof bericht dat hij ermee kan instemmen dat het gezag over [minderjarige] wordt gewijzigd in die zin, dat de ouders voortaan het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zullen hebben. Aangezien dit ertoe zal leiden dat de moeder en [minderjarige] de door hen gewenste duidelijkheid krijgen, hoopt de vader dat het contact tussen hem en [minderjarige] kan worden uitgebreid.
De verdere motivering van de beslissing
Het wettelijk kader
7.3.
Ingevolge artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast, op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
7.4.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Traject [instantie]
7.5.
Bij voornoemde brief van 28 februari 2023 heeft de GI aan het hof bericht dat de organisatie [instantie] bereid is bevonden om een screeningsonderzoek te verrichten, zoals door het hof verzocht.
7.6.
Uit de stukken is gebleken dat er met de vader een intakegesprek heeft plaatsgevonden, maar dat het traject uiteindelijk niet van de grond is gekomen. Volgens de GI heeft de vader voldoende kansen gehad om zijn medewerking te verlenen. Volgens de vader heeft hij alles gedaan wat in zijn vermogen lag om het ingezette traject bij [instantie] te doorlopen, maar is dit in zijn beleving hem niet gegund.
7.7.
Het hof betreurt het dat het traject met de vader niet van de grond is gekomen. Voor een deel lijkt de oorzaak hiervan bij de vader te liggen, in die zin dat de vader zich weinig flexibel lijkt te hebben opgesteld. Anderzijds heeft de vader rekening te houden met de mogelijkheden en beperkingen vanuit zijn werkgever, alsmede met een behoorlijke reisafstand. Bovendien lijkt de GI ook een aanzienlijk aandeel te hebben gehad in het niet slagen van het traject. Zo blijkt uit het tweede evaluatieverslag van [instantie] van 14 november 2023 dat [instantie] meerdere berichten aan de GI heeft gestuurd over het uitblijven van planningen en de benodigde beschikking ter financiering van het traject, omdat de eerdere beschikking was verlopen. [instantie] heeft hiervan in ieder geval al op 22 september 2023 melding van gemaakt. Op 11 januari 2024 was deze beschikking ter financiering van het traject nog steeds niet in het bezit van [instantie]. Verder had het op de weg van de GI gelegen om zich proactief opstellen bij het uitblijven van de werkplanning van de vader en het creëren van duidelijkheid over de locatie, waar het traject tussen [minderjarige] en de vader zou gaan plaatsvinden.
Het niet slagen van het traject ziet het hof als een gemiste kans om het contact tussen [minderjarige] en de vader op een veilige manier te herstellen en zowel de ouders als [minderjarige] hierin te begeleiden.
7.8.
Het traject met de moeder is van start gegaan en afgerond. [instantie] heeft gedurende het onderzoek gebruik gemaakt van observatie in de thuissituatie van de moeder, waarbij er ook video-opnames hebben plaatsgevonden, die in trainingssessies met de moeder zijn teruggekeken en besproken. Hierbij is de training ‘Opvoeden Zó’ ingezet. [instantie] heeft een verslag gemaakt, waarin tevens een samenvatting is opgenomen van de conclusies die [instantie] heeft getrokken. Volgens [instantie] beschikt de moeder over positieve opvoedvaardigheden en heeft zij in de bewustwording van deze vaardigheden een groei laten zien en is zij in zoverre ook leerbaar gebleken. Er heerst een prettige sfeer in de thuissituatie van de moeder. De moeder hanteert een opvoedstijl waarbij overleg, samenwerken en respect belangrijke pijlers zijn. Zij is in staat om [minderjarige] aan te sturen en te stimuleren. In het kader van het stellen van grenzen en het nemen van de leiding kan de moeder nog stappen zetten, zodat [minderjarige] nog duidelijker weet waar hij aan toe is en hij vanuit een veilige thuissituatie beter leert om te gaan met regels en grenzen. De moeder staat er voor open om het geleerde in de praktijk toe te gaan passen. Zij is in staat gebleken om te kijken naar haar eigen handelen en het effect daarvan op [minderjarige] en zij is aan de slag gegaan met de tips en adviezen rondom de gehechtheidsontwikkeling van [minderjarige].
De gedragsdeskundige heeft geadviseerd om op korte termijn duidelijkheid te scheppen over het toekomstperspectief van [minderjarige], aangezien hierover al jarenlang onduidelijkheid bestaat en dit van invloed lijkt te zijn op zijn gevoel van basisveiligheid.
7.9.
Voorop wordt gesteld dat de vragen die het hof in het onderzoek beantwoord had willen zien, onbeantwoord zijn gelaten. Zo is nog steeds niet duidelijk wat er met [minderjarige] aan de hand is, waarom hij al twee jaar lang niet naar school gaat en of er sprake is van kindeigen problematiek. In zoverre zijn de zorgen over [minderjarige] nog onverminderd aanwezig.
7.10.
Het hof ziet, mede gelet op het gewijzigde standpunt van de vader en de uitkomsten van het onderzoek door [instantie], in beginsel geen beletsel om de (inleidende) verzoeken van de moeder betreffende het gezamenlijk gezag en het hoofdverblijf van [minderjarige] alsnog toe te wijzen. Hiermee wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de werkelijke situatie en komt er een einde aan de jarenlange onzekerheid van [minderjarige] over zijn toekomstperspectief. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze onzekerheid een negatieve weerslag op [minderjarige] heeft gehad en mogelijk van invloed is geweest op zijn ontwikkeling.
Hiermee komt voorts een einde aan de impasse waarin de ouders jaren geleden in zijn beland, waardoor zij geen voortvarende beslissingen kunnen nemen over de schoolgang van [minderjarige] en eventuele hulpverleningstrajecten, terwijl dit voor [minderjarige] dringend noodzakelijk is.
De verwachting bestaat verder dat de onderhavige beslissing ertoe zal leiden dat [minderjarige] meer ruimte gaat ervaren om tot een uitbreiding te komen van het (beperkte) contact dat op dit moment tussen de vader en [minderjarige] bestaat. Dit contact bestaat slechts uit een wekelijks game-moment. Overigens wordt benadrukt dat de moeder op grond van de wet verplicht is om het contact met de vader te bevorderen en brengt de onderhavige beslissing niet met zich dat zij voortaan beslissingen over [minderjarige] alleen, zonder overleg met de vader, kan nemen.
De rol van de vader is en blijft belangrijk in het kader van de ontwikkeling van [minderjarige] en de moeder zal zich op actievere wijze moeten gaan inspannen om de vader een volwaardige rol in het leven van [minderjarige] te geven.
Ten slotte wordt in overweging genomen dat de beslissing over het gezag tevens met zich brengt dat de GI, zolang er sprake is van een ondertoezichtstelling, meer mogelijkheden heeft om aan beide ouders aanwijzingen te geven en zo nodig verdere hulpverlening voor [minderjarige] en/of de ouders in te zetten. Gelet op de zorgen die er over [minderjarige] zijn, verwacht het hof van de GI dat dat zij haar taak met de grootste voortvarendheid zal vervullen.
Conclusie
7.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven van de moeder slagen.
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en de inleidende verzoeken van de moeder inzake het gezag en het hoofdverblijf van [minderjarige], alsnog toewijzen.
Proceskosten
7.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad en deze procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 december 2021, voor zover deze betrekking heeft op het gezag over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats], België ([minderjarige]) en diens hoofdverblijf,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
belast met ingang van heden de moeder en de vader gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige];
bepaalt dat het hoofdverblijf van [minderjarige] met ingang van heden bij de moeder zal zijn;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.N.M. Antens en E.M.C. Dumoulin en is op 3 april 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.