ECLI:NL:GHSHE:2024:1075

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
20-002162-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht tegen politieambtenaren, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1978, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd tegen politieambtenaren. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit en aangevoerd dat zijn uitlatingen voortkwamen uit een noodweersituatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bedreigende uitlatingen van de verdachte, waaronder het tonen van een mes, voldoende concreet waren om als bedreiging te worden gekwalificeerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2022 meerdere politieambtenaren heeft bedreigd door te schreeuwen dat hij hen kapot zou maken en hen met een mes te bedreigen. De verdediging heeft betoogd dat de politie onrechtmatig handelde door de verdachte aan te houden zonder redelijke verdenking. Het hof heeft echter geoordeeld dat er sprake was van een redelijke verdenking en dat de politie in de rechtmatige uitoefening van hun bevoegdheden handelde. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002162-23
Uitspraak : 26 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 18 juli 2023, in de strafzaak met parketnummer
03-249506-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
met als BRP-adres: [adres 1] ,
volgens eigen opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bereikbaar via het kantooradres van zijn raadsman: [adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, meermalen gepleegd (feit 1) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie (feit 2, primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 primair is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft:
 primair vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit en subsidiair aangevoerd dat sprake is van noodweer, hetgeen dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging;
 vrijspraak van het onder 2 (primair en subsidiair) tenlastegelegde bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2022 te Tegelen, gemeente Venlo, slachtoffer onder nummer 1175850 en/of slachtoffer onder nummer 1175849 en/of slachtoffer onder nummer 1175845 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
 die bovengenoemde slachtoffers onder nummer meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen “Ik maak jullie kapot!” en/of “Ik maak jullie dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
 (daarbij) een mes in zijn hand vast te houden,
terwijl dit feit werd gepleegd tegen slachtoffer onder nummer 1175850 en/of slachtoffer onder nummer 1175849 en/of slachtoffer onder nummer 1175845 in diens/hun hoedanigheid van ambtenaar van politie;
2.
hij op of omstreeks 29 september 2022 te Venlo en/of Tegelen, althans in Nederland, slachtoffer onder nummer 1175818 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door
 op 28 september 2022, na zijn invrijheidstelling, een filmpje op zijn Facebook pagina te plaatsen waarin hij, verdachte, zijn aanhang aanzet om de politie kapot te slaan en/of waarin hij zegt: “Ik was daar even goed alleen ja die politieagent was niet zo aardig, die politie agent, die crimineel was niet zo aardig tegen mij ja met de criminele organisatie. Jullie zijn allemaal crimineeltjes, jullie werken voor een criminele organisatie ja, kapot schamen, kapot slaan als het zo moet ja”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
 (vervolgens) op 29 september 2022 een foto van bovengenoemd slachtoffer op internet en/of social media te plaatsen met de tekst:
“DELEN WORDT GEWAARDEERD
Deze persoon heeft mij letsel aangedaan en ben dringend op zoek naar de verblijfplaats van deze persoon. Kent iemand deze persoon en wil hij dit graag delen met mij.
Laatst gezien in Venlo.
Dan kan dit via messenger [verdachte]
Ben op zoek naar zijn naam achternaam
En vooral zijn ADRES en telefoonnummer.
Ik houd niet van personen die menen de wet te kunnen overtreden zonder dat daar rechts gevolg aan vast hangt”,
terwijl dit feit werd gepleegd tegen het slachtoffer onder nummer 1175818 in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 2 niet tot een bewezenverklaring mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2022 te Venlo en/of Tegelen, althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van slachtoffer onder nummer 1175818, zijnde een verbalisant werkzaam bij de Nationale Politie, Eenheid Limburg, heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een foto van bovengenoemd slachtoffer op internet en/of social media te plaatsen met de tekst:
“DELEN WORDT GEWAARDEERD
Deze persoon heeft mij letsel aangedaan en ben dringend op zoek naar de verblijfplaats van deze persoon. Kent iemand deze persoon en wil hij dit graag delen met mij.
Laatst gezien in Venlo.
Dan kan dit via messenger [verdachte]
Ben op zoek naar zijn naam achternaam
En vooral zijn ADRES en telefoonnummer. Ik houd niet van personen die menen de wet te kunnen overtreden zonder dat daar rechts gevolg aan vast hangt”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Integrale vrijspraak feit 2
Feit 2 primair
Onder het eerste gedachtestreepje van het feit 2 primair is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij het slachtoffer, een ambtenaar van politie bekend onder nummer 1175818, heeft bedreigd door op 28 september 2022 een filmpje op zijn, verdachtes, Facebook pagina te plaatsen waarin hij zijn aanhang aanzet om de politie kapot te slaan. In dat filmpje zegt de verdachte onder meer: “Ik was daar even goed alleen ja die politieagent was niet zo aardig, die politie agent, die crimineel was niet zo aardig tegen mij ja met de criminele organisatie. Jullie zijn allemaal crimineeltjes, jullie werken voor een criminele organisatie ja, kapot schamen, kapot slaan als het zo moet ja.” Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, maar met de verdediging, van oordeel dat deze uitlatingen van de verdachte te weinig concreet gericht zijn tegen de politieambtenaar onder nummer 1175818 om als bedreigend in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aangemerkt te kunnen worden.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje overweegt het hof dat uit het dossier blijkt dat de verdachte op 29 september 2022 een foto van de politieambtenaar onder nummer 1175818 op internet en social media heeft geplaatst met daarbij de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen. Hoewel het invoelbaar is dat het opvragen van de personalia en verblijfplaats van de desbetreffende politieambtenaar een beangstigende situatie voor hem heeft opgeleverd, kan dit naar het oordeel van het hof niet worden gekwalificeerd als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr, te meer nu het oogmerk van de verdachte was gericht op verkrijging van een “rechts gevolg” (voor het volgens de verdachte onrechtmatige handelen van de desbetreffende politieambtenaar jegens hem). Ook bezien in de context van het op 28 september 2022 op Facebook geplaatste filmpje, levert het handelen van de verdachte naar het oordeel van het hof geen bedreiging in de zin van artikel 285 Sr op.
Feit 2 subsidiair
Voor een bewezenverklaring van smaad of smaadschrift dient sprake te zijn van het opzettelijk aanranden van iemands eer of goede naam door tenlastelegging van een bepaald feit. Dit feit dient op een zodanige wijze door de verdachte ten laste te worden gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst.
Het hof is van oordeel dat het plaatsen van een foto van de politieambtenaar op internet en social media met daarbij een tekst waarin, kort gezegd, wordt verzocht om de personalia en verblijfplaats van de desbetreffende politieambtenaar, omdat de verdachte “niet houdt van personen die menen de wet te kunnen overtreden zonder dat daar rechts gevolg aan vast hangt”, geen concrete gedraging inhoudt en daarom niet onder het bereik van artikel 261 Sr valt.
Conclusie
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan integraal zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2022 te Tegelen, gemeente Venlo, slachtoffer onder nummer 1175850 en slachtoffer onder nummer 1175849 en slachtoffer onder nummer 1175845 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
 die bovengenoemde slachtoffers onder nummer meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen “Ik maak jullie kapot!” en/of “Ik maak jullie dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
 (daarbij) een mes in zijn hand vast te houden,
terwijl dit feit werd gepleegd tegen slachtoffer onder nummer 1175850 en slachtoffer onder nummer 1175849 en slachtoffer onder nummer 1175845 in hun hoedanigheid van ambtenaar van politie.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hieronder wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het einddossier van de politie Eenheid Limburg, District Noord-en-Midden-Limburg, Afdeling Opsporing BT Venlo, met BVH nummer 2022152103, gesloten op 5 januari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 76. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1:
1.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 44-47, voor zover inhoudende als verklaring van aangever/slachtoffer onder nummer 1175850:
(pagina 44)
Op 30 september 2022 omstreeks 08.00 uur was ik belast met de noodhulpdienst voor het bewakingsgebied Venlo-Beesel. Ik was gekleed in politie uniform en als zodanig herkenbaar. Ik reed in een opvallend politie dienstvoertuig en was tezamen met twee collega’s (…). Ik kreeg tijdens de ochtendbriefing te horen dat we met meerdere collega’s een aanhouding moesten gaan verrichten van [verdachte] . Ik kreeg te horen dat [verdachte] zich zeer waarschijnlijk in de woning bevond van zijn ouders gelegen aan [adres 3] . Door de Officier van Justitie was bevolen om [verdachte] aan te houden ter zake een gepleegde bedreiging van een politie collega, artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. (…)
Ter plaatse liep ik naar de voordeur van de woning en belde aan. Ik hoorde van de mede collega welke zicht had in de woning, dat [verdachte] (…) op stond en naar het voorraam kwam gelopen. Ik liep vervolgens naar het voorraam en deelde [verdachte] mede dat hij werd aangehouden ter zake bedreiging artikel 285 Strafrecht, [dat] hij niet tot antwoorden verplicht was en de voordeur moest openen. Ik deelde hem mede dat wanneer hij dit niet zou doen wij [de] voordeur zouden forceren.
(pagina 45)
Ik zag dat [verdachte] twee mobiele telefoons vast hield en deze voor zijn lichaam hield. Kort hierna [kregen] wij portofonisch door dat hij een livestream had geopend via Facebook en dat wij dus werden gefilmd. Ik zag en hoorde dat [verdachte] onrustig, gespannen en daarna ook boos door de woning liep. Ik zag en hoorde dat [verdachte] meerdere malen in de richting van mij en mijn collega’s schreeuwde met de woorden: “Jullie moeten je legitimeren. (…) Als jullie naar binnen komen, dan gebruik ik ook geweld. (…) Is dat duidelijk,” of woorden van gelijke strekking. Ik zag en hoorde dat [verdachte] dit meerdere malen bleef herhalen en steeds bozer werd in [onze] richting. (…)
Nadat wij onze legitimatiebewijzen hadden laten zien kwam [verdachte] nog steeds niet
naar de voordeur en verscheen hij wederom voor het voorraam. Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] riep: “Ik kom voor jullie, ik kom voor jullie. Ik maak jullie kapot, jullie allemaal, (…) ik maak jullie allemaal dood als je hier binnen komt.” Ik zag dat [verdachte] bij het roepen van deze woorden in de richting van mij wees en mij aankeek.
Ik hoorde vervolgens dat [de] collega welke bij het voorraam stond tegen mij zei: “Let op hij heeft een mes gepakt, een groot vleesmes, ga weg bij de voordeur!” Op dat moment stond ik recht voor de voordeur en was ik doende met de bonk om de voordeur eruit te bonken.
Gezien de eerdere meldingen en door het social media gedrag van [verdachte] weet ik dat
hij het niet op de politie heeft en in mijn beleving in een eigen wereld leeft. [verdachte] is een persoon die boven alles staat en dit ook echt gelooft. Ik kreeg door de bedreiging het gevoel dat [verdachte] zijn punt had bereikt en voor goud zou gaan als de voordeur werd open gebonkt. Met goud bedoel ik, dat hij mij dan wel een mede collega aan het gepakte vleesmes zou rijgen en dood zou willen maken. [verdachte] heeft ook al eerder een video online geplaatst dat hij niks te verliezen heeft, maar wij de politie wel.
De zojuist gemaakte bedreiging was voor mij zeer reëel. Ik was dan ook echt in de
veronderstelling dat hij over ging tot een daadwerkelijke poging om ons wat aan te
doen, neer te steken, als wij naar binnen zouden komen.
(pagina 46)
Ik voelde mij dan ook bedreigd door het feit hij mij woordelijk bedreigde en daarbij een keukenmes ter hand had genomen en naar de voordeur kwam gelopen. Ik heb niemand het recht of toestemming gegeven om mij te bedreigen met de dood.
2.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 38-40, voor zover inhoudende als verklaring van aangever/slachtoffer onder nummer 1175849:
(pagina 38)
Op 30 september 2022 omstreeks 08.00 uur was ik aan het werk. Ik ben werkzaam bij de Nationale Politie. Ik werk in uniform en ik was doende met de noodhulpdienst voor het gebied Venlo-Beesel. Ik en andere collega's hadden de opdracht om een verdachte aan te houden buiten heterdaad. Dit betrof [verdachte] die op dat moment in de woning van zijn ouders op [adres 3] verbleef. (…)
Eenmaal aangekomen op het adres werd door de collega’s aangebeld. Ik stond op de
stoep voor de woning en ik had zicht op de voordeur en [het] woonkamerraam. Ik zag dat [verdachte] voor [het] woonkamerraam verscheen. Ik zag dat [hij] met grote ogen naar ons keek. Ik zag dat hij druk met zijn arm aan het zwaaien was en de hele tijd heen en weer aan het lopen voor het raam. Ik hoorde dat [verdachte] aan het schreeuwen was voor het raam terwijl hij heftige bewegingen maakte met zijn armen. Ik zag dat hij een mobiele telefoon vasthield en daarmee leek hij ons te filmen. Ik zag dat hij met de lens van de mobiele telefoon naar iedere collega richtte. Hierbij bleef [verdachte] schreeuwen en
keek boos naar ons.
Mijn collega was voor het woonkamerraam met hem in gesprek gegaan, maar hij luisterde niet naar wat mijn collega zei. [verdachte] bleef ook maar filmen met zijn mobiele
telefoon. Ik hoorde mijn collega zeggen dat hij buiten heterdaad op last van de officier van Justitie was aangehouden voor bedreiging. Mijn collega vroeg of hij de voordeur wilde openen.
(pagina’s 38-39)
Ik hoorde [verdachte] schreeuwen dat als wij binnenkwamen hij ons kapot zou maken.
(pagina 39)
Hierop deed ik automatisch een stapje naar achteren. Ik zag dat [verdachte] wegliep bij het woonkamerraam en richting achterzijde van de woning liep. (…) Hierna werd ik gebeld door de wijkagent. Ik hoorde hem zeggen dat [verdachte] het hele incident aan het live-streamen was via Facebook. Vervolgens hoorde ik hem zeggen dat hij een broodmes uit de keuken had gepakt. Ik hoorde [dat het] broodmes een lemmet had van ongeveer 25 centimeter. Ik hoorde dat hij de broodmes in zijn hand had. Ik zag [verdachte] de hele tijd woedend heen en weer lopen en [dat hij] aan het schreeuwen was. Gezien het feit dat hij niet meewerkte aan zijn aanhouding, hij een broodmes had gepakt en gezegd had dat hij ons kapot zou maken voelde ik me bedreigd.
3.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 41-43, voor zover inhoudende als verklaring van aangever/slachtoffer onder nummer 1175845:
(pagina 41)
Op 30 september 2022 omstreeks 08.00 uur was ik belast met een geüniformeerde noodhulpdienst voor het gebied Venlo-Beesel. Ik reed in een opvallend politie dienstvoertuig. Ik kreeg vervolgens met mijn medecollega’s de opdracht om te gaan naar [adres 3] . Aldaar zou de verdachte [verdachte] zich bevinden. Door de Officier van Justitie was bevolen om [verdachte] aan te houden inzake een gepleegde bedreiging. Ik ging hierop tezamen met een 4-tal mede politiecollega’s ter plaatse. Ik kwam ter plaatse en zag na enkele minuten de verdachte [verdachte] voor het raam van de woning. Ik zag dat [verdachte] [een] telefoon in zijn handen hield. Ik zag en hoorde dat [verdachte] gespannen door de woning liep en meerdere malen in de richting van mij en mijn collega’s schreeuwde. Ik zag en hoorde dat [verdachte] dit het half uur wat hier op volgde bleef herhalen.
Ik probeerde enkele malen contact met [verdachte] te maken door voor het raam te gaan staan. Ik riep enkele malen dat hij naar de voordeur moest komen om met mij of mijn collega’s in gesprek te treden. Ik zag dat [verdachte] hier op geen enkele wijze gehoor aan gaf. Ik zag en hoorde dat [verdachte] steeds harder begon te schreeuwen, door de woning liep en meerdere malen naar ons wees. Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] riep: “Ik maak jullie kapot! Ik maak jullie dood.” Ik zag dat [verdachte] bij het roepen van deze woorden in de richting van mij en mijn collega’s keek. Ik hoorde vervolgens dat een collega welke bij het raam stond tegen ons zei: “Let op hij heeft een mes!” en zei dat hij zojuist had gezien dat [verdachte] vanuit de woning in de richting van de keuken was gelopen en was teruggekomen met een broodmes.
(pagina 42)
Ik wist uit eerdere meldingen en door het social media gedrag van [verdachte] dat hij een
hekel aan politie heeft. Ik kreeg door de uitspraken het gevoel dat [verdachte] op dit moment niets te verliezen had, de bedreiging welke hij zojuist geuit had zéér reëel was en hij op dit moment in staat was om mij of mijn collega’s met het mes wat hij in zijn handen had daadwerkelijk neer te steken of in de genoemde woorden van [verdachte] : Kapotmaken / doodmaken.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 51-52, met bijlagen op pagina’s 53-63, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 51)
Ten tijde van de aanhouding maakte verdachte [verdachte] zelf een video opname die hij “live” streamde via social media. Ten behoeve van het onderzoek, nam ik deze beelden op middels mijn diensttelefoon.
Video-opname: IMG_8231.MOV
Duur: 16.43 minuten
Opname betreft een Livestream van [verdachte] , uitgezonden door de social mediasite
[website] . Betreft beelden die afkomstig zijn van het Facebook account van [verdachte] ,
Facebookpagina onder naam van [verdachte] (…).
Een compleet uitgewerkte tekst wordt als bij gevoegd bij gevoegd.
Ik zag op de videobeelden, vanaf 12.06 minuten, dat [verdachte] in beeld was als zijnde
degene die de opname maakte. Ik zag dat op enig moment de camera draait. Ik zag dat
er een hand in beeld kwam. Ik zag dat die hand een keukenmes vasthield. In alle
waarschijnlijkheid is dit de hand van [verdachte] .

Bijlage: uitgewerkte tekst videobeelden (pagina’s 53-60)

(pagina 53)
Video-opname 1: IMG_8231.MOV (16.43 minuten)
Opname betreft een Livestream van [verdachte] , uitgezonden door de social mediasite [website] . Betreft een video-opname met geluid. In de opname zijn de stemmen te horen van [verdachte] (…) en politieagenten. (…)
Aanvang opname.
(…)
[verdachte] :
(…) Ik zweer ’t je. Hey, bij deze als je hier binnen komt gebruik ik ook geweld. (…) Ben ik duidelijk? (…) Ik gebruik ook geweld begrepen? (…)
(pagina 55)
[verdachte] (schreeuwend):
Hey, ik kom voor jullie, ik kom voor jullie, allemaal. (…) Ik maak jullie echt kapot. Ik maak jullie kapot. Begrepen? (…) ik pakje, ik pak jullie allemaal. (…)
[verdachte] (schreeuwend):
(…) Maar nu he, nu jongen, ik pak jullie allemaal. Pak jullie allemaal. Denk der aan. Ik
ben helemaal klaar met jullie. Kom maar dan, kom maar naar binnen. Kom der maar in. Kom dan. Als je binnen komt heb ik je.
(pagina 59)
12.06: (…) Er wordt gebonkt op de deur en er is glasgerinkel te horen. [verdachte] blijft met zijn gezicht in beeld. [verdachte] beweegt zich door de woning. De beeldopname wordt gedraaid en [verdachte] gaat uit beeld. De opname blijft aan een stuk doorlopen. Ik, verbalisant, zie een zilver voorwerp in beeld. Ik herken het zilveren voorwerp als zijnde een keukenmes. Vervolgens is er een harde klap. [verdachte] beweegt zicht naar de voordeur, staat er enkele seconden en loopt weer naar de keuken. Ik zie dat hij de arm met het mes naar het keukenblad beweegt. Ik hoor het geluid van een metaal voorwerp kletteren. Alsof het mes ergens op neergelegd wordt. (…)
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 24-28, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
(pagina 24)
Op 30 september 2022 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 6] , [verbalisant 3] , [verbalisant 5] , [verbalisant 4] en [verbalisant 7] , belast met de noodhulpdienst. Wij kregen medegedeeld dat [verdachte] aangehouden moest worden. Wij kwamen ter plaatse op het adres [adres 3] . (…)
(pagina 25)
Ik, [verbalisant 5] , voegde mij zelf bij collega’s [verbalisant 2] , [verbalisant 6] en [verbalisant 3] aan de voorzijde van de woning. Wij, [verbalisant 2] , [verbalisant 5] , [verbalisant 3] en [verbalisant 6] , hoorden en zagen voor het raam stond en dat [verdachte] boos keek en zich af vroeg zich waarom wij hier moesten zijn.
Ik, [verbalisant 2] , deelde [verdachte] het volgende mede: “ [verdachte] , je wordt aangehouden ter zake van bedreiging artikel 285 Strafrecht. Je bent niet tot antwoorden verplicht. Maak even de deur, want je moet met ons mee.”
Ik, [verbalisant 2] , deelde [verdachte] meerdere malen mee dat hij de voordeur moest open doen en dat wij een machtiging hadden om de woning te betreden voor de aanhouding van hem.
(pagina 26)
Wij, [verbalisant 2] , [verbalisant 6] , [verbalisant 5] en [verbalisant 3] , lieten gevraagd ons politie legitimatiebewijs zien.
(pagina 27)
Vervolgens hoorden wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 2] , de volgende bedreiging gemaakt werd door [verdachte] terwijl wij aan het voorraam stond en ons daarbij aanwees: “Ik kom voor jullie, ik kom voor jullie, ik maak jullie kapot, jullie allemaal (…), kom op dan, ik maak jullie allemaal dood al je hier binnen komt.”
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit en subsidiair een beroep op noodweer gedaan. Daartoe is door de verdediging aangevoerd dat de politie op 30 september 2002 naar de woning van de ouders van de verdachte is gereden met het doel de verdachte buiten heterdaad aan te houden op verdenking van de onder 2 primair tenlastegelegde bedreigingen op 28 en 29 september 2022. Nu geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ex artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering – hetgeen zowel de officier van justitie als de desbetreffende politieambtenaren hadden moeten inzien – waren zij op 30 september 2022 niet in de rechtmatige uitoefening van hun bevoegdheid. Voorts hebben de politieambtenaren gehandeld in strijd met artikel 7 van de Politiewet juncto artikel 1:1, eerste en derde lid, van de Algemene wet op het binnentreden, omdat zij zich niet op de voorgeschreven wijze hebben geïdentificeerd, ondanks herhaalde verzoeken van de verdachte daartoe. Het daaropvolgende geweld vanuit de politie was, gelet op het vorenstaande, onrechtmatig. De pogingen van de politie om middels geweld de deur van de woning te forceren en de verdachte aan te houden zijn derhalve te kwalificeren als een wederrechtelijke aanranding van de verdachte, waartegen de verdachte proportioneel heeft gehandeld door enkel zijn stem te gebruiken. De verdachte heeft zelf op generlei wijze daadwerkelijk geweld jegens de politie toegepast.
De dreigende taal die de verdachte heeft geuit moet, mede gelet op zijn PTSS, worden gezien als een emotionele uitlating van pure onmacht en angst en niet als een uitlating die bedoeld was om vrees te creëren bij de aanwezige politieambtenaren. Dat de verdachte op enig moment een mes heeft gegrepen, maakt niet dat sprake is van een bedreiging. Derhalve dient primair vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde te volgen. Mocht het hof tot het oordeel komen dat wel sprake is van een bedreiging, dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van noodweer.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Redelijke verdenking
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de politieambtenaren, bekend onder nummers 1175850, 1175849 en 1175845, op 30 september 2022 naar de woning van de ouders van de verdachte zijn gegaan, omdat door de officier van justitie was bevolen om de verdachte buiten heterdaad aan te houden op verdenking van bedreiging ex artikel 285 Sr. Hiervan was door een andere politieambtenaar aangifte tegen de verdachte gedaan. Bijgevoegd was de tekst zoals op social media was geplaatst door de verdachte. Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat op grond daarvan sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van de verdachte. De omstandigheid dat de verdachte van het onder 2 primair (en subsidiair) tenlastegelegde in hoger beroep wordt vrijgesproken, doet niet af aan het bestaan van het redelijke vermoeden van schuld. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat geen sprake was van een redelijke verdenking.
Legitimatieverplichting
Artikel 1 van de Algemene wet op het binnentreden (hierna: Awbi) luidt als volgt:
Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft.
Indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.
Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge het eerste lid legitimeert, toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van dat bestuursorgaan. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt diens naam en hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van het legitimatiebewijs vordert dat zijn identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld.
(…)
Uit de voor het bewijs gebezigde aangifte van de politieambtenaar met nummer 1175850 en het proces-verbaal van bevindingen op dossierpagina 26 volgt dat de vier politieambtenaren die zich bij het raam en de voordeur van de woning bevonden, aan de verdachte hun politie legitimatiebewijs hebben getoond. Anders dan door de verdediging is gesteld, is het hof niet gebleken dat deze legitimatiebewijzen niet aan de in het derde lid gestelde eisen voldeden. Dat de verdachte de legitimatiebewijzen mogelijk niet goed heeft bekeken, maakt dit niet anders. Ook de omstandigheid dat de gezichten van een aantal van de aanwezige politieambtenaren deels bedekt was, maakt niet dat zij niet hebben gehandeld volgens het bepaalde in artikel 1 Awbi. Nu uit de stukken blijkt dat de politieambtenaren zich hebben gelegitimeerd, verwerpt het hof het verweer van de verdediging.
Rechtmatige uitoefening van bevoegdheden
Het hof heeft in het hiervoor overwogene vastgesteld dat sprake was van een redelijke verdenking van schuld en dat de politieambtenaren niet in strijd met het bepaalde in artikel 1 Awbi hebben gehandeld. Naar het oordeel van het hof hebben de desbetreffende politieambtenaren dan ook gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun bevoegdheden. Krachtens artikel 7 van de Politiewet hebben politieambtenaren die in de rechtmatige uitoefening van hun bevoegdheid handelen, het recht om geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit rechtvaardigt. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is het hof van oordeel dat de poging van de politie om de voordeur van de woning te forceren, teneinde de verdachte aan te houden, niet kan worden gekwalificeerd als een wederrechtelijke aanranding van de verdachte. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Opzet op bedreiging
Het hof is van oordeel dat uit de stukken genoegzaam volgt dat de verdachte met zijn uitlatingen het oogmerk (opzet) heeft gehad op het ontstaan van vrees bij de aanwezige politieambtenaren dat de bedreiging ten uitvoer gelegd zou kunnen worden, om hen op die manier buiten de woning proberen te houden en zijn aanhouding te voorkomen. De verdachte heeft zijn bedreigende woorden nog kracht bijgezet door een mes ter hand te nemen. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging dat slechts sprake was van een noodkreet en niet van het opzettelijk aanjagen van vrees bij de bedreigde politieambtenaren.
Noodweer
Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte (dan wel van een ander), van zijn eerbaarheid of een goed en ook niet van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Derhalve is geen sprake van een noodweersituatie en wordt het verweer van de verdediging verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven van drie politieambtenaren gericht en daarbij aan hen een mes getoond. Niet alleen heeft hij hen vrees aangejaagd, dergelijk gedrag getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door politieambtenaren wordt gediend. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en de veiligheid – ongehinderd hun werk kunnen doen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 januari 2024, waaruit volgt dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij als vijftienjarige jongen is aangevallen door een groep daders en dat hij bij die aanval letsel heeft opgelopen. Dat voorval heeft hem angstig gemaakt en die angst openbaart zich in het bijzonder wanneer opnieuw een groep mensen tegenover hem staat. Over de PTSS die hierdoor is ontstaan heeft hij onlangs voor het eerst gesproken met een psycholoog, nadat zijn vriendin en moeder “aan de noodrem” hadden getrokken. Psycholoog Smeets heeft in een brief van 28 februari 2024 gemeld dat de behandeling heeft geholpen. Ter terechtzitting heeft de verdachte laten blijken hoe hij door de therapie anders tegen het leven en zijn eigen optreden is gaan aankijken. Hij begrijpt nu dat hij heeft gereageerd vanuit een oud gevoel van angst. Hij ziet nu hoe hij zijn eigen gedrag kan verbeteren en hij heeft – naar het oordeel van het hof overtuigend – laten blijken dat hij ook begrip kan opbrengen voor het zware en belastende werk dat de politieagenten moeten doen.
Alles afwegende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van (62 dagen) voorarrest, passend en geboden. Deze beslissing betekent dat verdachte in deze zaak niet opnieuw gedetineerd raakt, tenzij hij de voorwaarden overtreedt. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. F.C.J.E. Meeuwis en mr. P.H.P.H.M.C. van Kempen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 26 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Meeuwis en mr. Van Kempen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.