ECLI:NL:GHSHE:2024:1074

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
20-001376-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor oplichting en witwassen met betrekking tot beleggingsproducten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor oplichting en witwassen in het kader van de verkoop van beleggingsproducten, waaronder het 'Ex Partner Hypotheekplan' en de 'Inkomensaanvuller'. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd, maar de advocaat-generaal in hoger beroep eiste een straf van 24 maanden. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk misleidende informatie hadden verstrekt aan inleggers over de rendementen van de beleggingsproducten, die in werkelijkheid niet konden worden gerealiseerd. De inleggers werden bewogen tot het investeren van aanzienlijke bedragen, terwijl de verdachte wist dat de beloften niet konden worden nagekomen. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld en schadevergoedingen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn handelen was veroorzaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die financieel en emotioneel zijn benadeeld.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001376-20
Uitspraak : 28 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 29 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-997825-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van:
  • feit 1, primair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
  • feit 2: medeplegen van gewoontewitwassen,
tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Daarnaast heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de straf, en met dien verstande verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Namens verdachte zijn verweren gevoerd tegen de bewezenverklaring, alsmede de strafmaat.
Vonnis waarvan beroep
Vernietiging vonnis
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Overneming gronden, al dan niet aangevuld
Hoewel het hof het beroepen vonnis in zijn geheel vernietigt, kan het hof zich grotendeels vinden in de daaraan door de rechtbank ten grondslag gelegde gronden. Voor zover het hof zich in die gronden kan vinden, heeft het hof die hierna overgenomen. Waar nodig heeft het hof die gronden aangevuld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 1 juli 2010 te Berlicum en/of Eindhoven en/of Veldhoven en/of Nistelrode en/of Veghel en/of Den Bosch, in elk geval in Nederland, en/of te Altea, in elk geval in Spanje,
meermalen althans eenmaal, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de hierna genoemde personen en/of rechtspersonen één of meermalen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, in totaal 1.310.601,10 euro (AMB-0078), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, en/of het aangaan van een schuld, te weten;
[benadeelde partij 1] (AG-011) tot afgifte van: 50.655,34 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 3 december 2007 en/of 33.355,48 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 december 2007 en/of 6.756,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 29 december 2008 en/of 3.600,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 juli 2009 en/of 4.150,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 juli 2010; en/of
[benadeelde partij 2] (AG-019) tot afgifte van: 139.405,14 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 januari 2008; en/of
[benadeelde partij 3] (AG-013) tot afgifte van: 80.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 29 januari 2008; en/of
[benadeelde partij 4] (AG-017) tot afgifte van: 33.395,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 8 juli 2008; en/of
[benadeelde partij 5] (AG-016) tot afgifte van: 15.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 juli 2008; en/of
[benadeelde partij 6] (AG-002) tot afgifte van: 48.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 oktober 2008 en/of 15.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 oktober 2008 en/of 30.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 10 november 2008; en/of
[benadeelde partij 7] (G11) tot afgifte van: 40.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 27 oktober 2008; en/of
[benadeelde partij 8] (G08) tot afgifte van: 31.750,01 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 9 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 9] (G13) tot afgifte van: 18.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 18 februari 2009; en/of
[benadeelde partij 10] (AG-010) tot afgifte van: 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 20 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 11] (AG-003) tot afgifte van: 90.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 23 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 12] (AG-012) tot afgifte van: 140.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 31 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 13] (AG-018) tot afgifte van: 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 4 mei 2009; en/of
[benadeelde partij 14] (G09) tot afgifte van: 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 28 mei 2009; en/of
[benadeelde partij 15] (AG-021) tot afgifte van: 35.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 11 juni 2009; en/of
[benadeelde partij 16] (AG-006) tot afgifte van: 30.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 26 juni 2009; en/of
[benadeelde partij 17] (AG-015) tot afgifte van: 100.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 30 juni 2009; en/of
[benadeelde partij 18] en/of [benadeelde partij 19] (AG-014) tot afgifte van: 40.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 juli 2009; en/of
[benadeelde partij 20] (AG-020) tot afgifte van: 44.534,13 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 september 2009; en/of
[benadeelde partij 21] (AG-007) tot afgifte van: 47.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 2 december 2009; en/of
[benadeelde partij 22] en/of [benadeelde partij 23] (AG-009) tot afgifte van: 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 maart 2010; en/of
[benadeelde partij 24] en/of [benadeelde partij 25] (G10) tot afgifte van: 70.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 12 april 2010; en/of
[benadeelde partij 26] (AG-004) tot afgifte van: 35.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 juni 2010;
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, terwijl [betrokken bedrijf 1] en/of medeverdachte ( [medeverdachte] ) met (een aantal van) bovengenoemde perso(o)n(en) een (soms jarenlange) vertrouwensrelatie had (als financieel adviseur), bovengenoemde perso(o)n(en) een (beleggings)product aangeboden (onder de naam "(Ex) Partner Hypotheekplan" en/of "Ex Partner Hypotheek" en/of "De Inkomensaanvuler"), waarbij (telkens) werd voorgehouden en/of voorgewend en/of afgesproken:
- dat [betrokken bedrijf 1] en/of medeverdachte ( [medeverdachte] ) een bonafide bemiddelaar is in financiële diensten; en/of
- dat de inlegger in de huidige woning zou kunnen blijven wonen; en/of
- dat de ingelegde gelden worden gebruikt om Life Settlements polissen in Amerika en/of Amerikaanse levensverzekeringen aan te kopen; en/of
- ten aanzien van [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 22] dat het product een (levens)verzekering betreft; en/of
- dat de inlegger maandelijks een rentevergoeding en/of (rendements)uitkering (van 15% en/of 12%) ontvangt voor een periode van 10 jaren; en/of
- dat het ingelegde geld na het verstrijken van de looptijd (van 10 jaren) van de investering gegarandeerd zou worden terugbetaald; en/of
- dat de ontvangen gelden op een (derdengeld)rekening bij [betrokken bedrijf 2] in Amerika wordt gehouden en/of gestald (ten behoeve van de premieafdracht van de polissen); en/of
- dat de polis na betaling eigendom is van de investeerder en/of de polis na betaling van 50.000 euro eigendom is van de investeerder en/of de polis na betaling eigendom is van [betrokken bedrijf 3] ; en/of
- dat het product door de AFM is goedgekeurd; en/of
- dat ter zekerheid Life Insurance Settlement Association (LISA) (een Amerikaanse overheidsorganisatie) controle houdt op de wettelijkheid van de polis en/of de gezondheid en/of de leeftijd van verzekerde en/of de status van de levensverzekeringmaatschappij; waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) en/of andere personen werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en);
1. subsidiair
[betrokken bedrijf 4] en/of [betrokken bedrijf 3] op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 1 juli 2010 te Berlicum en/of Eindhoven en/of Veldhoven en/of Nistelrode en/of Veghel en/of Den Bosch, in elk geval in Nederland, en/of te Altea, in elk geval in Spanje,
meermalen althans eenmaal, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de hierna genoemde personen en/of rechtspersonen één of meermalen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, in totaal 1.310.601,10 euro (AMB-0078), althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, en/of het aangaan van een schuld, te weten;
[benadeelde partij 1] (AG-011) tot afgifte van: 50.655,34 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 3 december 2007 en/of 33.355,48 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 december 2007 en/of 6.756,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 29 december 2008 en/of 3.600,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 1 juli 2009 en/of 4.150,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 juli 2010; en/of
[benadeelde partij 2] (AG-019) tot afgifte van: 139.405,14 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 januari 2008; en/of
[benadeelde partij 3] (AG-013) tot afgifte van: 80.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 29 januari 2008; en/of
[benadeelde partij 4] (AG-017) tot afgifte van: 33.395,00 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 8 juli 2008; en/of
[benadeelde partij 5] (AG-016) tot afgifte van: 15.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 juli 2008; en/of
[benadeelde partij 6] (AG-002) tot afgifte van: 48.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 oktober 2008 en/of 15.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 oktober 2008 en/of 30.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 10 november 2008; en/of
[benadeelde partij 7] (G11) tot afgifte van: 40.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 27 oktober 2008; en/of
[benadeelde partij 8] (G08) tot afgifte van: 31.750,01 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 9 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 9] (G13) tot afgifte van: 18.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 18 februari 2009; en/of
[benadeelde partij 10] (AG-010) tot afgifte van: 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 20 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 11] (AG-003) tot afgifte van: 90.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 23 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 12] (AG-012) tot afgifte van: 140.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 31 maart 2009; en/of
[benadeelde partij 13] (AG-018) tot afgifte van: 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 4 mei 2009; en/of
[benadeelde partij 14] (G09) tot afgifte van: 20.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 28 mei 2009; en/of
[benadeelde partij 15] (AG-021) tot afgifte van: 35.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 11 juni 2009; en/of
[benadeelde partij 16] (AG-006) tot afgifte van: 30.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 26 juni 2009; en/of
[benadeelde partij 17] (AG-015) tot afgifte van: 100.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 30 juni 2009; en/of
[benadeelde partij 18] en/of [benadeelde partij 19] (AG-014) tot afgifte van: 40.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 17 juli 2009; en/of
[benadeelde partij 20] (AG-020) tot afgifte van: 44.534,13 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 september 2009; en/of
[benadeelde partij 21] (AG-007) tot afgifte van: 47.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 2 december 2009; en/of
[benadeelde partij 22] en/of [benadeelde partij 23] (AG-009) tot afgifte van: 25.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 5 maart 2010; en/of
[benadeelde partij 24] en/of [benadeelde partij 25] (G10) tot afgifte van: 70.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 12 april 2010; en/of
[benadeelde partij 26] (AG-004) tot afgifte van: 35.000 euro, althans enig geldbedrag op of omstreeks 24 juni 2010;
immers heeft/hebben [betrokken bedrijf 4] en/of [betrokken bedrijf 3] en/of haar mededader(s) (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, terwijl [betrokken bedrijf 1] en/of medeverdachte ( [medeverdachte] ) met (een aantal van) bovengenoemde perso(o)n(en) een (soms jarenlange) vertrouwensrelatie had (als financieel adviseur), bovengenoemde perso(o)n(en) een (beleggings)product aangeboden (onder de naam "(Ex) Partner Hypotheekplan" en/of "Ex Partner Hypotheek" en/of "De Inkomensaanvuler"), waarbij (telkens) werd voorgehouden en/of voorgewend en/of afgesproken:
- dat [betrokken bedrijf 1] en/of medeverdachte ( [medeverdachte] ) een bonafide bemiddelaar is in financiële diensten; en/of
- dat de inlegger in de huidige woning zou kunnen blijven wonen; en/of
- dat de ingelegde gelden worden gebruikt om Life Settlements polissen in Amerika en/of Amerikaanse levensverzekeringen aan te kopen; en/of
- ten aanzien van [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 22] dat het product een (levens)verzekering betreft; en/of
- dat de inlegger maandelijks een rentevergoeding en/of (rendements)uitkering (van 15% en/of 12%) ontvangt voor een periode van 10 jaren; en/of
- dat het ingelegde geld na het verstrijken van de looptijd (van 10 jaren) van de investering gegarandeerd zou worden terugbetaald; en/of
- dat de ontvangen gelden op een (derdengeld)rekening bij [betrokken bedrijf 2] in Amerika wordt gehouden en/of gestald (ten behoeve van de premieafdracht van de polissen); en/of
- dat de polis na betaling eigendom is van de investeerder en/of de polis na betaling van 50.000 euro eigendom is van de investeerder en/of de polis na betaling eigendom is van [betrokken bedrijf 3] ; en/of
- dat het product door de AFM is goedgekeurd; en/of
- dat ter zekerheid Life Insurance Settlement Association (LISA) (een Amerikaanse overheidsorganisatie) controle houdt op de wettelijkheid van de polis en/of de gezondheid en/of de leeftijd van verzekerde en/of de status van de levensverzekeringmaatschappij;
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) en/of andere personen werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en), zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot de/het bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven verboden gedraging(en);
1. meer subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 1 juli 2010 te Berlicum en/of Eindhoven en/of Veidhoven enlof Nistelrode en/of Veghel en/of Den Bosch, in elk geval in Nederland, en/of te Altea, in elk geval in Spanje,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk, (een) (grote) geldbedrag(en) van (in totaal) 969.866,53 euro (AMB-0078 (inleg minus rentebetalingen)), althans enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en),
geheel of ten dele toebehorende aan 23, althans een of meer, inleggers en/of beleggers in Ex Partner Hypotheekplan en/of Ex Partner Hypotheek en/of De Inkomensaanvuller, in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als houder van dat geldbedrag, welk geldbedrag hij, verdachte en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) om te investeren in een beleggingsproduct (onder de naam “Ex Partner Hypotheekplan en/of “Ex Partner Hypotheek” en/of “De inkomensaanvuller”) en/of ten behoeve van de aanschaf van life settlement polissen in Amerika, onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend;
1. meest subsidiair
[betrokken bedrijf 4] en/of [betrokken bedrijf 3] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 1 juli 2010 te Berlicum en/of Eindhoven en/of Veidhoven en/of N istelrode en/of Veghel en/of Den Bosch, in elk geval in Nederland, en/of te Altea, in elk geval in Spanje,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk, (een) (grote) geldbedrag(en) van (in totaal) 969.866,53 euro (AMB-0078 (inleg minus rentebetalingen)), althans enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en),
geheel of ten dele toebehorende aan 23, althans een of meer, inleggers en/of beleggers in Ex Partner Hypotheekpian en/of Ex Partner Hypotheek en/of De Inkomensaanvuller, in elk geval aan een ander of anderen dan aan [betrokken bedrijf 4] en/of Vatout BV. en/of haar mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrjf te weten als houder van dat geldbedrag, welk geldbedrag [betrokken bedrijf 4] en/of [betrokken bedrijf 3] en/of haar mededader(s) onder zich had(den) om te investeren in een beleggingsproduct (onder de naam “Ex Partner Hypotheekplan” en/of “Ex Partner Hypotheek” en/of “De Inkomensaanvuller”) en/of ten behoeve van de aanschaf van life settlement polissen in Amerika, onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot de/het bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven verboden gedraging(en);
2.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 29 januari 2008 tot en met 19 maart 2014 te Berlicum en/of Eindhoven en/of Veldhoven en/of Nistelrode en/of Veghel en/of Den Bosch, in elk geval in Nederland, en/of te Altea, in elk geval in Spanje,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
van één of meerdere voorwerpen, te weten:
één of meer geldbedragen van in totaal 891.873,72 euro (AMB-054 en AMB-079), althans enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of verborgen of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was en/of voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
voornoemd(e) voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van voornoemd(e) gebruik heeft/hebben gemaakt,
door dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) te laten storten op rekeningen waar hij, verdachte, de beschikking over had en/of rekeningen van bedrijven die gelieerd zijn aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens) die voorwerp(en)/geldbedrag(en) gedeeltelijk, te laten doorstorten op andere persoonlijke rekeningen van hem verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of andere rekeningen van bedrijven die eveneens gelieerd zijn aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (al dan niet in Spanje),
terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf en van het witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
primair
op tijdstippen in de periode van 1 december 2007 tot en met 1 juli 2010 in Nederland,
meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
de hierna genoemde personen één of meermalen heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, in totaal 1.310.601,10 euro, te weten;
[benadeelde partij 1] tot afgifte van:
50.655,34 euro op 3 december 2007 en
33.355,48 euro op 7 december 2007 en
6.756,00 euro op 29 december 2007 en
3.600,00 euro op 1 juli 2009 en
4.150,00 euro op 5 juli 2010;
en
[benadeelde partij 2] tot afgifte van:
139.405,14 euro op 24 januari 2008;
en
[benadeelde partij 3] tot afgifte van:
80.000 euro op 29 januari 2008;
en
[benadeelde partij 4] tot afgifte van:
33.395,00 euro omstreeks 8 juli 2008;
en
[benadeelde partij 5] tot afgifte van:
15.000 euro op 17 juli 2008;
en
[benadeelde partij 6] tot afgifte van:
48.000 euro op 17 oktober 2008 en15.000 euro op 24 oktober 2008 en30.000 euro op 10 november 2008;
en
[benadeelde partij 7] tot afgifte van:
40.000 euro op 27 oktober 2008;
en
[benadeelde partij 8] tot afgifte van:
31.750,01 euro in maart 2009;
en
[benadeelde partij 9] tot afgifte van:
18.000 euro op 18 februari 2009;
en
[benadeelde partij 10] tot afgifte van:
20.000 euro omstreeks 20 maart 2009;
en
[benadeelde partij 11] tot afgifte van:
90.000 euro op 23 maart 2009;
en
[benadeelde partij 12] tot afgifte van:
140.000 euro op omstreeks 31 maart 2009;
en
[benadeelde partij 13] tot afgifte van:
20.000 euro op 4 mei 2009;
en
[benadeelde partij 14] tot afgifte van:
20.000 euro in mei 2009;
en
[benadeelde partij 15] tot afgifte van:
35.000 euro op 11 juni 2009;
en
[benadeelde partij 16] tot afgifte van:
enig geldbedrag in 2009;
en
[benadeelde partij 17] tot afgifte van:
100.000 euro in juni 2009;
en
[benadeelde partij 18] en [benadeelde partij 19] tot afgifte van:
40.000 euro omstreeks 17 juli 2009;
en
[benadeelde partij 20] tot afgifte van:
44.534,13 euro op 24 september 2009;
en
[benadeelde partij 21] tot afgifte van:
47.000 euro omstreeks 2 december 2009;
en
[benadeelde partij 22] en [benadeelde partij 23] tot afgifte van:
25.000 euro in maart 2010;
en
[benadeelde partij 24] en [benadeelde partij 25] tot afgifte van:
70.000 euro in april 2010;
en
[benadeelde partij 26] tot afgifte van:
35.000 euro in juni 2010;
immers hebben hij, verdachte en zijn mededader telkens met voornoemd oogmerk - zakelijk weergeven - opzettelijk bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
terwijl [betrokken bedrijf 1] en medeverdachte [medeverdachte] met (een aantal van) bovengenoemde personen een (soms jarenlange) vertrouwensrelatie had (als financieel adviseur), bovengenoemde personen een (beleggings)product aangeboden (onder de naam " (Ex) Partner Hypotheekplan " en/of " Ex Partner Hypotheek " en/of " De Inkomensaanvuller "), waarbij telkens werd voorgehouden en/of voorgewend en/of afgesproken:
- dat [betrokken bedrijf 1] en medeverdachte [medeverdachte] een bonafide bemiddelaar is in financiële diensten; en/of
- dat de inlegger in de huidige woning zou kunnen blijven wonen; en/of
- dat de ingelegde gelden worden gebruikt om Life Settlements polissen in Amerika en/of Amerikaanse levensverzekeringen aan te kopen; en/of
- ten aanzien van [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 22] dat het product een (levens)verzekering betreft; en/of
- dat de inlegger maandelijks een rentevergoeding en/of (rendements)uitkering (van 15% en/of 12%) ontvangt voor een periode van 10 jaren; en/of - dat het ingelegde geld na het verstrijken van de looptijd (van 10 jaren) van de investering gegarandeerd zou worden terugbetaald; en/of
- dat de ontvangen gelden op een (derdengeld)rekening bij [betrokken bedrijf 2] in Amerika wordt gehouden en/of gestald (ten behoeve van de premieafdracht van de polissen); en/of - dat de polis na betaling eigendom is van de investeerder en/of de polis na betaling van 50.000 euro eigendom is van de investeerder en/of de polis na betaling eigendom is van [betrokken bedrijf 3] ; en/of
- dat het product door de AFM is goedgekeurd; en/of- dat ter zekerheid Life Insurance Settlement Association (LISA) (een Amerikaanse overheidsorganisatie) controle houdt op de wettelijkheid van de polis en/of de gezondheid en/of de leeftijd van verzekerde en/of de status van de levensverzekeringmaatschappij,
waardoor bovengenoemde personen en/of andere personen werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemde geldbedragen;
2.
op tijdstippen gelegen in de periode van 29 januari 2008 tot en met 19 maart 2014 in Nederland en in Spanje,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen,
geldbedragen van in totaal 891.873,72 euro, heeft verworven en heeft overgedragen en heeft omgezet en van voornoemde gebruik heeft gemaakt,
door die geldbedragen te laten storten op rekeningen waar hij, verdachte, de beschikking over had en/of rekeningen van bedrijven die gelieerd zijn aan hem, verdachte en/of zijn mededader en/of vervolgens die geldbedragen gedeeltelijk, te laten doorstorten op andere persoonlijke rekeningen van hem verdachte, en/of zijn mededader en andere rekeningen van bedrijven die eveneens gelieerd zijn aan hem, verdachte en/of zijn mededader (al dan niet in Spanje),
terwijl hij, verdachte, telkens wist, dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelbijlage. Deze aanvulling wordt aan dit arrest gehecht en maakt integraal onderdeel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Overwegingen ten aanzien van feit 1, oplichtingen.
Aan de in de tenlastelegging genoemde inleggers zijn producten aangeboden onder de naam “ Ex Partner Hypotheekplan ” (hierna: EPH ) (ook wel Zorgzaam Scheiden genoemd) dan wel onder de naam “ Inkomensaanvuller ”.
Het EPH werd aldus gepresenteerd dat het bij echtscheiding één der partners in staat zou stellen om de andere partner uit te kopen en in de tot dan huwelijkse woning te blijven wonen. De inleggers werden bewogen om de overwaarde in de woning te verzilveren door de op de woning rustende hypotheek te verhogen. Voor (het resterende deel van) het vrijgekomen geld werd het product vervolgens aangekocht.
Door de verkopers van het product werd een hoog vast rendement gedurende 10 jaren gegarandeerd, vertaald in maandelijkse vaste uitkeringen waarmee de (hogere) hypotheeklasten konden worden betaald. Na ommekomst van die 10 jaren werd een volledige terugbetaling van het ingelegde bedrag gegarandeerd. De Inkomensaanvuller hield in dat de inlegger 10 jaar lang rendement zou ontvangen als aanvulling op het inkomen (bijvoorbeeld in geval van eerder stoppen met werken) en dat de inleg na 10 jaar terug ontvangen zou worden. De Inkomensaanvuller verschilde slechts in zoverre van EPH dat hiertoe ook inleggers werden bewogen die niet in een echtscheidingssituatie zaten en bijvoorbeeld eigen liquide middelen aanwendden voor de aankoop van het product.
Bij beide producten werden rendementen van 12% tot 15% in het vooruitzicht gesteld. Het rendement zou worden gehaald uit Amerikaanse ‘life settlements’ (levensverzekeringen). De inleggers zouden volgens het voorlichtingsmateriaal eigenaar worden van een polis van een life settlement uit Amerika. Als die polis gedurende de 10 jaar tot uitkering zou komen, zouden ze ook dat geld uitgekeerd krijgen.
De inleggers ontvingen gedurende enige tijd een maandelijkse uitkering zoals overeengekomen. Die uitkering werd evenwel betaald uit de inleg en van de rekeningen waarop zij hun inleg hadden voldaan. Van enig behaald rendement op investeringen van de ingelegde gelden in de Amerikaanse ‘life settlements’ was geen sprake. De maandelijkse uitkeringen aan inleggers werden na verloop van tijd gestaakt. In geen van de gevallen is de afgesproken termijn van 10 jaren gehaald, noch is de inleg op enigerlei wijze terugbetaald.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte nauw betrokken was bij de ontwikkeling van de producten EPH en Inkomensaanvuller. Verdachte heeft samen met getuige [betrokken persoon 1] het product EPH ontwikkeld. Via verdachte is medeverdachte [medeverdachte] benaderd om door middel van haar eenmanszaak [betrokken bedrijf 5] en later haar vennootschap [betrokken bedrijf 1] de verkoop van de producten voor haar rekening te nemen.
Daarbij zijn aan afnemers van de producten beloften gedaan en zaken in het vooruitzicht gesteld die niet zijn waargemaakt, maar waarvan bij aanvang reeds duidelijk was dat die ook niet konden worden waargemaakt. Zo stelt het hof vast dat het realiseren van een rendement van 12-15% naar algemene ervaringsregels al lastig is, maar dit geldt zeker wanneer de periodieke uitkeringen aan inleggers uit hun eigen inleg worden (terug)betaald en derhalve niet volledig worden aangewend voor het doel waarvoor is ingelegd, te weten aankoop van een premiebetaling voor ‘life settlements’. Daarbij is voorgespiegeld dat de uitkering op een life settlement-polis aan de betrokken investeerder als eigenaar van die polis zou worden uitbetaald. Nog daargelaten de vraag of er daadwerkelijk life settlements zijn aangekocht, hoeveel, tegen welke bedragen en welke waarde die vertegenwoordigden, het voorgaande zou betekenen dat er nergens geld wordt gegenereerd, terwijl daarbij nog de verplichting bestond tot teruggave van het volledige ingelegde bedrag aan de inlegger. Verdachte, vanaf het begin ontwikkelaar van het product, en medeverdachte [medeverdachte] , financieel adviseur, moeten hebben geweten dat tegen deze voorwaarden, waarop inleggers zijn ingegaan, geen gezond financieel product kon worden gerealiseerd en aangeboden. Daarnaast waren verdachten de enige personen die deze beleggingsproducten op dat moment hebben aangeboden.
Bij het “in de markt zetten” van het product zijn verdachten er ook op gewezen dat het product niet realistisch was. Getuige [betrokken persoon 2] heeft verklaard dat hij voor juni 2009 tegen medeverdachte [medeverdachte] heeft gezegd dat het product zoals dat werd aangeboden niet kon. Uit het e-mailbericht van [betrokken persoon 3] van 9 oktober 2009 blijkt dat het rendement in de huidige situatie te hoog was en dat de polissen in eigendom van [betrokken bedrijf 3] zouden moeten blijven, terwijl er ook een voorraad aan polissen nodig zou zijn om risico’s te ondervangen. Desondanks zijn verdachten al die tijd doorgegaan met het verkopen van de producten EPH en Inkomensaanvuller.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben bovendien nog meer toezeggingen gedaan aan de inleggers, die zij gedurende de jaren dat de producten hebben gelopen niet zijn nagekomen. Op het moment dat verdachten en getuige [betrokken persoon 1] begonnen met het sluiten van overeenkomsten met inleggers, was er in het geheel nog geen structuur opgezet om het geld van de inleggers te laten renderen, terwijl dat wel aan de inleggers werd voorgespiegeld. Immers, pas ná het sluiten van de eerste overeenkomsten ontstond het idee om via [betrokken bedrijf 6] Amerikaanse life-settlement-polissen aan te kopen, maar dat idee was nog niet ten uitvoer gebracht op het moment dat [betrokken persoon 1] reeds besloot om uit de onderneming te stappen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn desalniettemin steeds doorgegaan met het aanbieden van het product EPH. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat nimmer enige structuur voor de aankoop van levensverzekeringen uit Amerika is gerealiseerd. Evenmin was er een toegezegde derdengeldrekening ter beheer van ingelegde gelden en vanwaar het geld is gebruikt om polissen aan te kopen, noch een stichting van waaruit het geld van de inleggers daadwerkelijk beheerd werd. Zo er al polissen zijn aangeschaft via [betrokken bedrijf 6] was dat ten enenmale onvoldoende om de gedane beloften aan de inleggers waar te maken. Er zijn feitelijk geen ‘life settlement’-polissen overgedragen aan inleggers. De documenten betreffende het op naam zetten van polissen, die aan inleggers zijn verstrekt als ware het polissen, betroffen slechts door verdachten ontworpen documenten. Deze documenten bezaten geen rechtsgeldigheid op grond waarvan inleggers jegens de Amerikaanse verzekeringsmaatschappij aanspraak hadden kunnen maken op een uitkering van die betreffende ‘life settlement’-polis. Aan verschillende inleggers zijn bovendien dezelfde ‘polissen’ verstrekt, terwijl zij elk een eigen polis zouden ontvangen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn ondanks al het vorenstaande steeds doorgegaan met het verkopen van de producten. Daarbij hebben zij het doen voorkomen alsof zij handelden namens ondernemingen, namens wie zij evenwel niet bevoegd waren te handelen. Zowel buiten [betrokken persoon 1] om, als na vertrek van [betrokken persoon 1] uit de onderneming, sloten verdachte en zijn medeverdachte overeenkomsten met inleggers alsof zij namens [betrokken persoon 1] handelden. Zij ontwikkelden na diens vertrek nog een extra product, De Inkomensaanvuller, dat werd aangeboden namens [betrokken bedrijf 3] , terwijl haar bestuurder en enig bevoegde [betrokken persoon 4] daarmee niet had ingestemd. Buiten medeweten van getuige [betrokken persoon 4] om zijn verdachten met het product de markt opgegaan en zijn visitekaartjes en briefpapier op naam van [betrokken bedrijf 3] besteld en gebruikt. Verdachte tekende de overeenkomsten met de inleggers namens [betrokken bedrijf 3] , soms op zijn eigen naam en soms op naam van zijn zoon, terwijl hij daartoe niet gerechtigd was.
Aan inleggers is nog voorgehouden dan wel voorgewend dat ter zekerheid de Life Insurance Settlement Association (LISA) (een Amerikaanse overheidsorganisatie) controle houdt op de wettelijkheid van de polis en/of de gezondheid en/of de leeftijd van verzekerde en/of de status van de levensverzekeringmaatschappij. Van dergelijke controle was in het geval van onderhavige producten hoegenaamd geen sprake.
Met de rechtbank acht het hof gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte van meet af aan wisten dat er op geen enkele wijze een structuur gerealiseerd was waarbinnen gelden konden worden ingelegd, beheerd of gebruikt om polissen aan te kopen, teneinde na te kunnen komen wat aan de inleggers is toegezegd, op de wijze die was toegezegd. Er is voor zover het hof uit het dossier kan opmaken hooguit een zeer beperkt aantal polissen aangekocht, althans volstrekt onvoldoende voor het uit een oogpunt van risicobeheersing gezonde financiële basis voor hetgeen werd aangeboden. Die situatie is in de loop der tijd niet gewijzigd. Desondanks zijn jarenlang inleggers bewogen grote bedragen in te leggen. Hun maandelijkse rendement is betaald uit hun eigen inleg dan wel de inleg van nieuwe inleggers, hetgeen de kenmerken vertoont van een piramideconstructie. Ook hiervan waren verdachte en de medeverdachte op de hoogte.
Het hof is van oordeel dat het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling blijkt uit de feitelijke omstandigheden, waaronder de volstrekt mankerende bedrijfsvoering, op grond waarvan verdachten wisten of moesten weten dat de aangegane verplichtingen niet nagekomen zouden kunnen worden. Naar het oordeel van het hof hebben de verdachten moeten beseffen dat hun handelen als noodzakelijk (en dus door hen gewild) gevolg met zich bracht dat zij of een ander onrechtmatig bevoordeeld zouden worden. Uit onderzoek is gebleken dat inleggelden na ontvangst vrijwel meteen werden aangewend voor geheel andere doeleinden dan de aankoop van ‘life settlement’-polissen, bijvoorbeeld voor de huur van de sportschool van de partner van verdachte en privé-uitgaven van verdachten.
Hetgeen de verdediging daartoe in hoger beroep nog heeft aangevoerd, te weten dat de verdachte in afwachting was een grote transactie met [betrokken bedrijf 7] waarmee alle cashflow problemen opgelost zouden zijn en ook de bedreigingen vanwege de achterstallige betalingen, doet daaraan niet af. Het hof is derhalve ook van oordeel dat het gedane voorwaardelijke verzoek ter terechtzitting in hoger beroep, te weten het horen van de getuige M. Korzarowitzky omtrent deze transactie, dient te worden afgewezen. Het hof acht het niet noodzakelijk om hem hierover nader te horen.
Het hof overweegt dat uit met name de aanvullende verklaringen van aangevers (zie bewijsmiddelenbijlage) blijkt op grond waarvan zij ertoe bewogen zijn deel te nemen en geldbedragen in te leggen.
Als de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de aan de inleggers gedane en in brochures weergegeven mededelingen in onderling verband en samenhang worden bezien, is voor het hof duidelijk dat bij de inleggers door dat samenweefsel van verdichtsels een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen.
Het hof acht ook wettig en overtuigend bewezen dat aangevers mede zijn bewogen tot de afgifte van gelden door hen de vertrouwen wekkende omstandigheid voor te wenden dat de Amerikaanse overheidsinstantie LISA betrokken was.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte en medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt bij het aantrekken van inleggers. De medeverdachte had als financieel adviseur de meeste persoonlijke contacten met de inleggers en was uit hoofde van haar beroep en die contacten vaak ook op de hoogte van de vermogenspositie van de inleggers. Met een deel van hen had zij al eerder een vertrouwensrelatie opgebouwd.
Verdachte speelde een belangrijke rol op de achtergrond en werd door medewerkers gezien als de spil in het geheel. Verdachte en de medeverdachte hadden nauw contact over de verschillende inleggers, over de ontwikkeling en de inhoud van de producten en de opmaak van brochures en visitekaartjes op naam van [betrokken bedrijf 3] . Een aantal malen werden de inleggers door hen samen bezocht. Verdachte was goed op de hoogte van de wijze waarop de medeverdachte haar klanten benaderde. De verdachte heeft ook zelf inleggers over de streep getrokken. Daarnaast wist de verdachte dat hij vennootschapsrechtelijk niet gerechtigd was om namens [betrokken bedrijf 3] overeenkomsten met derden aan te gaan, maar heeft dat wel gedaan. De verdachte was bovendien degene die bepaalde naar welke rekeningen de inleggers gelden overmaakten en die de rekeningen zelf beheerde. Voorts heeft de verdachte erkend dat de gelden niet zijn besteed waar deze voor bedoeld waren.
Met de rechtbank concludeert ook het hof dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan.
Door hun nauwe betrokkenheid waren verdachten volledig op de hoogte van de onjuistheid van het voorgespiegelde “beleggingsproduct”. Zij hebben doelbewust een product aangeboden en in stand gehouden waarvan zij wisten dat het in geen enkel opzicht voldeed aan de toezeggingen. Zij wisten dat de terugbetaling van de ingelegde gelden beslist niet was gegarandeerd en dat de inleggelden niet zouden gaan renderen zoals voorgespiegeld.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2, witwassen.
Van witwassen is sprake nu op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte geld dat afkomstig was uit misdrijf, namelijk onmiddellijk afkomstig uit de gepleegde oplichtingen, als weergegeven onder feit 1, heeft verworven, heeft overgedragen, heeft omgezet en van het betreffende geld gebruik heeft gemaakt, waarmee beoogd werd de criminele opbrengsten veilig te stellen en te gebruiken.
Gelet op de periode waarin dit geschiedde en de frequentie waarmee deze gelden zijn overgeboekt is sprake van een patroon en acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte van dit witwassen een gewoonte is gemaakt, zoals strafbaar gesteld in artikel 420ter Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft zich in hoger beroep nog subsidiair op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het aanbieden van de beleggingen advies heeft ingewonnen van een belastingadviseur en hij -naar het hof begrijpt- van alle rechtsvervolging ontslagen dient te worden omdat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald.
Oordeel hof
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Daarvan kan sprake zijn indien de verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Bij de beoordeling van dit verweer kunnen de volgende aspecten van belang zijn (zie onder meer HR 26 februari 2008, LJN BC0813)
  • de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de adviseur;
  • de specifieke deskundigheid van de adviseur;
  • de complexiteit van de materie waarover advies wordt ingewonnen;
  • de precieze inhoud van de adviezen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het document die de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft overgelegd kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat mevr. [betrokken persoon 5] specifiek en inhoudelijk over de betreffende situatie heeft geadviseerd. Het handelen van de verdachte was derhalve wederrechtelijk terwijl geen sprake was van een advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Het beroep op rechtsdwaling faalt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft allereerst verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat de verdachte in eerste aanleg zijn aanwezigheidsrecht niet optimaal heeft kunnen benutten, daar hij wegens de coronamaatregelen middels een videoverbinding aanwezig was. Hetgeen volgens de verdediging zou moeten leidden tot een vermindering van de straf.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof zal bij het bepalen van de op te leggen sanctie geen rekening houden met het feit dat de verdachte in eerste aanleg slechts per videoverbinding aanwezig was bij de inhoudelijke behandeling. Daartoe betrekt het hof dat de verdachte als ingezetene in Spanje woonde, en hij aldus niet zomaar naar Nederland kon komen. Het hof is daarover met de rechtbank van oordeel dat de verdachte had kunnen afreizen naar Nederland om de zittingsdagen bij te wonen. De inhoudelijke behandeling in eerste aanleg is daarnaast meermaals aangehouden, alsmede een jaar eerder op verzoek van de verdachte, waarbij er tevens sprake was van drie medeverdachten die wel bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting zijn verschenen. Voorts ziet het hof niet in waarom de verdachte in zijn aanwezigheidsrecht zou zijn geschaad, nu hij de zittingsdagen alsnog middels videoverbinding heeft bijgewoond.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden zal opleggen.
De verdediging heeft het hof verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn mededader schuldig gemaakt aan oplichting van vele inleggers, waarbij deze inleggers voor ruim 1,3 miljoen euro zijn opgelicht. De verdachte is nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van een tweetal beleggingsproducten die hij via zijn mededader als tussenpersoon heeft aangeboden en verkocht, terwijl andere mede-ontwikkelaars en adviseurs van mening waren dat de producten niet gereed en niet geschikt waren om op de markt te brengen.
Aan mensen die gingen scheiden werd een product aangeboden dat een zo hoog rendement zou generen dat een van beide ex-partners de ander zou kunnen uitkopen en in het huis zou kunnen blijven wonen, omdat 10 jaar lang een maandelijkse uitkering zou volgen waarmee de hogere hypotheekrente kon worden betaald; na 10 jaar zou daarbovenop de inleg worden geretourneerd.
Later werd de klantenkring uitgebreid door het beleggingsproduct ook aan te bieden aan mensen die hun inkomen wilden aanvullen. Aan hen werd eenzelfde soort rendement in het vooruitzicht gesteld en ook zij zouden na 10 jaar de inleg terug ontvangen.
Het rendement van de producten zou gehaald worden uit hoog renderende Amerikaanse life settlements.
De aankoop van deze ‘life settlements’ (levensverzekeringen) uit Amerika is echter nooit in realistische mate van de grond gekomen. Zoals de AFM reeds waarschuwde op haar website moet voor een enigszins verantwoorde belegging in ‘life settlement'-polissen sprake zijn van een fonds van minstens 100 miljoen aan polissen. Hiervan was absoluut geen sprake: er lijken hooguit twee polissen te zijn aangeschaft.
Terwijl de verdachten hiervan op de hoogte waren, hebben zij gedurende 3 jaar de producten aan, doorgaans kwetsbare, cliënten verkocht. Het betrof hier met name mensen die middenin een echtscheiding zaten en om die reden hun huis niet langer konden betalen, maar ook mensen die in financiële problemen zaten omdat zij hun werk waren kwijtgeraakt of mensen die graag eerder met pensioen wilden gaan. De verdachten hebben schaamteloos misbruik gemaakt van de situatie waarin deze inleggers zich bevonden. Er zijn door de inleggers aanzienlijke bedragen ingelegd, van enkele tienduizenden tot meer dan honderdduizend euro. Allen tezamen hebben zij in totaal een bedrag van € 1.310.601,10 ingelegd.
De verdachte en zijn medeverdachte hebben het overgrote deel van de ingelegde gelden besteed aan andere doeleinden: vanaf de beginfase, bij wijze van een piramidespel, voor het uitbetalen van rendementen, maar bovenal voor overboekingen naar bedrijven van verdachte(n), waaronder de noodlijdende sportschool van de toenmalige partner van verdachte en voor privé-uitgaven van beide verdachten. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zijn eigen financiële gewin en het in stand houden van zijn bedrijven voor heeft laten gaan op de belangen van de beleggers.
De verdachte was daarnaast degene die direct bij het geld kon en die de overboekingen heeft geregeld. Via die overboekingen heeft hij zichzelf en zijn gezin voor een aanzienlijk bedrag verrijkt. Hij was bovendien de spil in het frauduleuze handelen.
De verdachte en zijn mededader hebben het vertrouwen dat bij de inleggers is gewekt op ernstige wijze beschaamd en de slachtoffers ernstig financieel benadeeld. De slachtoffers hebben de overwaarde in hun woning of hun spaargelden zien verdampen.
Integriteit en vertrouwen zijn belangrijke pijlers in het handelsverkeer en de financiële dienstverlening. De verdachte en zijn medeverdachte hebben aan deze pijlers gezaagd. De slachtoffers die zij met een financiële en vaak ook emotionele strop hebben opgezadeld, zijn daarmee niet de enige benadeelden. De branche als zodanig heeft door het handelen van verdachten eveneens schade opgelopen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten (in casu de oriëntatiepunten fraude) dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Uitgaande van dat vertrekpunt, acht het hof, mede gelet op het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met justitie en op het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden gerechtvaardigd. Met een andere straf kan niet worden volstaan.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop het navolgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van de verdachte, de aard en ernst van het tenlastegelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Reeds in eerste aanleg is door de rechtbank vastgesteld dat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang heeft genomen in december 2013, het moment waarop de doorzoekingen in deze zaak hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft vervolgens de procesgang in eerste aanleg uiteengezet, en geconstateerd dat, met inachtneming van de uitspraakdatum van 29 juni 2020, het recht van de verdachte aanzienlijk is overschreden. Daarbij heeft de rechtbank vanwege de complexiteit van de zaak een termijn van drie jaren redelijk geacht, waarbij die drie jaren met 3,5 jaar is overschreden.
Ten aanzien van dit verloop in hoger beroep oordeelt het hof als volgt.
De verdediging heeft op 10 juli 2020 beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis. Het hof doet bij arrest van heden, 28 maart 2024, einduitspraak. In hoger beroep gaat het hof uit van een redelijke termijn van 24 maanden, waarbij de behandeling niet is afgerond met een eindarrest binnen 24 maanden na het instellen van het hoger beroep. De overschrijding bedraagt in hoger beroep aldus ongeveer 21 maanden.
In hoger beroep hebben op verzoek van de verdediging getuigenverhoren plaatsgevonden, en is de inhoudelijke behandeling op verzoek van de verdediging aangehouden omdat de verdachte van raadsman is gewisseld. Het hof is van oordeel dat derhalve voor een deel sprake is van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding in hoger beroep rechtvaardigen.
Al met al zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
I. De vorderingen
In deze strafzaak zijn door benadeelde partijen 22 civiele vorderingen tot schadevergoeding ingediend.
In hoger beroep hebben 18 partijen hun vordering gehandhaafd. Enkel de partijen, [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 14] , [benadeelde partij 27] en [benadeelde partij 28] hebben hun vorderingen niet gehandhaafd in hoger beroep. Enkel het toegewezen gedeelte van die vorderingen is thans in hoger beroep nog aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze benadeelden hebben tevens verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met gijzeling (voorheen vervangende hechtenis) daaraan gekoppeld bij niet-betaling.
Telkens wordt ook wettelijke rente verzocht en hoofdelijke toewijzing van de vorderingen.
De vorderingen komen er kortgezegd op neer dat de inleg in het beleggingsproduct wordt gevorderd met daarop in mindering gebracht de wel aan de inleggers uitbetaalde rentebetalingen.
Enkele benadeelde partijen vorderen tevens:
  • verlies rendement;
  • de kosten van het eerdere gevoerde kort geding;
  • kosten van het oversluiten van de hypotheek;
  • gewijzigde hypotheekrente;
  • restschuld na verkoop woning;
  • immateriële schade.
Met de rechtbank acht het hof de benadeelde partijen in beginsel ontvankelijk in hun vorderingen nu sprake is geweest van een onrechtmatige daad, namelijk de bewezen verklaarde oplichting, meermalen gepleegd.
Het hof ziet geen redenen tot niet-ontvankelijkheid te beslissen omdat de vorderingen van dermate eenvoudige aard zijn dat van een onevenredige belasting van het strafgeding geen sprake is.. Het hof kan bij de beoordeling van de vorderingen bovendien gebruik maken van haar bevoegdheid de omvang van schade te schatten.
Wat betreft de verjaring van de vorderingen overweegt het hof als volgt.
Artikel 3:310 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
“Een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden.”
Artikel 3:310 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
“Indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, een strafbaar feit oplevert waarop de Nederlandse strafwet toepasselijk is, verjaart de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbaar feit heeft begaan niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen.”
Dit wetsartikel is in werking getreden op 1 april 2013.
Het overgangsrecht volgens de Memorie van Toelichting (32853, nr. 3):
Het voorstel bevat geen bijzondere bepaling van overgangsrecht omdat onmiddellijke werking van het voorstel gewenst is. Dit vloeit voort uit artikel 68a lid 1 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (Ow). Het voorgestelde verjaringsregime is derhalve ook van toepassing op strafbare feiten die vóór de inwerkingtreding van het onderhavige voorstel zijn begaan. Onwenselijk is evenwel dat dit tot gevolg kan hebben dat een dader van een strafbaar feit met een vordering geconfronteerd kan worden, die onder het huidige regime reeds verjaard was. Artikel 73a lid 2 Ow voorkomt dit. Deze bepaling bewerkstelligt dat een verjaringstermijn die reeds is verstreken, niet door de inwerkingtreding van de wet herleeft.
Op grond van deze wetsbepalingen en het overgangsrecht concludeert het hof dat de vorderingen in de onderhavige strafzaak niet zijn verjaard.
Het hof acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade:
- de inleg in het beleggingsproduct minus de maandelijkse uitbetalingen die wel gedaan zijn door verdachte en/of zijn mededader; het hof zal met de rechtbank bij de berekening van het resultaat hiervan naast de bij de vordering overgelegde stukken ook de aangiften en bijlagen daarbij betrekken; het hof overweegt dat bij het vaststellen van de omvang van de schade zij niet per se is gebonden aan de normale regels van stelplicht en bewijslast, maar ingevolge art. 6:97 BW bevoegd is de schade te begroten op de wijze die met de aard van deze schade in overeenstemming is of deze te schatten indien deze niet nauwkeurig kan worden vastgesteld.
- voor zover gevorderd: de kosten in verband met het oversluiten van de hypotheek;
- voor zover gevorderd: de gewijzigde hypotheekrente.
De toe te wijzen bedragen per benadeelde partij worden hierna in het dictum weergegeven, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof acht deze ingangsdatum passend nu gebleken is dat de maandelijkse uitbetalingen door verdachte en/of zijn mededader tot de maand januari 2011 in de meeste gevallen nog zijn verricht.
Het hof zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vorderingen (voor zover per persoon van toepassing):
 de kosten van het kort geding, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Het kort geding zag op nakoming van de overeenkomst, terwijl het bewezenverklaarde feit oplichting betreft;
 immateriële schade;
artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
a. oogmerk om zodanige schade toe te brengen, bijvoorbeeld indien de verdachte iemand heeft gedood met het oogmerk aan de benadeelde partij immateriële schade toe te brengen;
b. aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel,
2) door schade in zijn eer of goede naam of
3) op andere wijze;
c. bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Van de onder b.3 bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat van deze laatst vermelde omstandigheid geen sprake is. De benadeelde partijen in kwestie die zich als gevolg van de oplichting erop hebben beroepen ‘op andere wijze’ in de persoon te zijn aangetast, hebben naar het oordeel van het hof daartoe onvoldoende concrete gegevens aangedragen.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
II. Motivering van de hoofdelijkheid.
Het hof stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd.
De medeverdachte is wegens de wijziging tenlastelegging in hoger beroep slechts veroordeeld ter zake van de volgende benadeelde partijen:
  • [benadeelde partij 26] ;
  • [benadeelde partij 16] ;
  • [benadeelde partij 21] ;
  • [benadeelde partij 22] ;
  • [benadeelde partij 29] ;
  • [benadeelde partij 19] ;
  • [benadeelde partij 20] ;
  • [benadeelde partij 15] ;
  • [benadeelde partij 27] ;
  • [benadeelde partij 17] .
Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens die benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. Ten aanzien van de overige benadeelde partijen zal de hoofdelijke aansprakelijkheid niet worden opgelegd.
III. Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag per slachtoffer tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Anders dan de verdediging aangevoerd, staat naar het oordeel van het hof niet op voorhand vast dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis (het hof: thans gijzeling). Het hof zal dan ook niet afzien van de oplegging van oplegging van de maatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal het hof bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
IV. Gijzeling gekoppeld aan de schadevergoedingsmaatregel.
Op 1 januari 2020 is de "Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen" in werking getreden. In deze wet is onder meer bepaald dat geen sprake meer is van vervangende hechtenis bij niet (tijdige) voldoening aan een schadevergoedingsmaatregel, maar van gijzeling. Deze bepaling is ook op onderhavige zaak van toepassing.
Deze gijzeling zal door het Openbaar Ministerie niet worden toegepast in geval van betalingsonmacht van de veroordeelde (artikel 6:4:20, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering).
De maximale duur van de gijzeling is gelijk aan die van de vervangende hechtenis die kan worden opgelegd, te weten één jaar.
Gelet op deze maximering zal het hof per opgelegde schadevergoedingsmaatregel het aantal dagen gijzeling stellen op 16 dagen.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis
Het hof zal, gelet op de opgelegde straf, het tegen de verdachte verleende bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 60a, 326, en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Maatregelen van schadevergoeding

[benadeelde partij 6]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] van een bedrag van EUR 77.100,14 (zegge: zevenenzeventigduizend en honderd euro en veertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de posten kosten afsluiten hypotheek).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 26]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 26] van een bedrag van EUR 32.390,00 (zegge: tweeëndertig duizend driehonderdnegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 16]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 16] van een bedrag van EUR 62.444,- (zegge: tweeënzestigduizend vierhonderdvierenveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 21]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 21] van een bedrag van EUR 39.392,50 (zegge: negenendertigduizend driehonderd tweeënnegentig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 22]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 22] van een bedrag van EUR 21.100,- (zegge: eenentwintigduizend eenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 10]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10] van een bedrag van EUR 14.750,00 (zegge: veertienduizend zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 1]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] van een bedrag van EUR 73.882,98 (zegge: drieënzeventigduizend achthonderdtweeëntachtig euro en achtennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de post kosten oversluiten hypotheek).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 16]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12] van een bedrag van EUR 105.280,22 (zegge: honderdvijfduizend tweehonderdtachtig euro en tweeëntwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de post kosten oversluiten hypotheek).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 3]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] van een bedrag van EUR 52.000,- (zegge: tweeënvijftigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 18]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 18] van een bedrag van EUR 21.228,44 (zegge: eenentwintigduizend tweehonderdachtentwintig euro en vierenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de posten kosten oversluiten hypotheek en de hypotheekrente).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 19]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 19] van een bedrag EUR 21.228,44 (zegge: eenentwintigduizend tweehonderdachtentwintig euro en vierenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de posten kosten oversluiten hypotheek en de hypotheekrente).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 17]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 17] van een bedrag van EUR 77.500,00 (zegge: zevenenzeventigduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 4]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] van een bedrag van EUR 21.920,16 (zegge: eenentwintigduizend negenhonderdtwintig euro en zestien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 2]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] van een bedrag van EUR 85.826,14 (zegge: vijfentachtigduizend achthonderdzesentwintig euro en veertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 20]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 20] van een bedrag van EUR 38.914,13 (zegge: achtendertigduizend negenhonderdveertien euro en dertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 15]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15] van een bedrag van EUR 27.600,- (zegge: zevenentwintigduizend zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 14]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14] van een bedrag van EUR 15.250,- (zegge: vijftienduizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 27]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 27] van een bedrag van EUR 63.600,- (zegge: drieënzestigduizend zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 7]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] van een bedrag van EUR 33.700,- (zegge: drieëndertigduizend zevenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 13]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 13] van een bedrag van EUR 15.250,- (zegge: vijftienduizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 5]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] van een bedrag van EUR 23.962,99 (zegge: drieëntwintigduizend negenhonderdtweeënzestig euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de kosten voor het oversluiten van de hypotheek en de hypotheekrente).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

[benadeelde partij 8]
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8] van een bedrag van EUR 26.225,01 (zegge: zesentwintigduizend tweehonderdvijfentwintig euro en één eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vorderingen van de benadeelde partijen

1.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 6] van een bedrag van EUR 77.100,14 (zegge: zevenenzeventigduizend en honderd euro en veertien eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de posten kosten afsluiten hypotheek).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, betreffende de immateriële schade en de gevorderde kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

2.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 26]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 26] toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 26] van een bedrag van EUR 32.390,00 (zegge: tweeëndertig duizend driehonderdnegentig euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

3.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 16]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 16] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 16] van een bedrag van EUR 62.444,- (zegge: tweeënzestigduizend vierhonderdvierenveertig euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.

4.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 21]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 21] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 21] van een bedrag van EUR 39.392,50 (zegge: negenendertigduizend driehonderd tweeënnegentig euro en vijftig eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

5.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 22]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 22] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 22] van een bedrag van EUR 21.100,- (zegge: eenentwintigduizend eenhonderd euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

6.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 10] van een bedrag van EUR 14.750,00 (zegge: veertienduizend zevenhonderdvijftig euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

7.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van EUR 73.882,98 (zegge: drieënzeventigduizend achthonderdtweeëntachtig euro en achtennegentig eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de post kosten oversluiten hypotheek).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

8.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12]

wijst de vordering van de benadeelde partij toe [benadeelde partij 12] en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 12] van een bedrag van EUR 105.280,22 (zegge: honderdvijfduizend tweehonderdtachtig euro en tweeëntwintig eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de post kosten oversluiten hypotheek).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, betreffende de immateriële schade, niet-ontvankelijk is.

9.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] van een bedrag van EUR 52.000,- (zegge: tweeënvijftigduizend euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

10.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 18]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 18] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 18] van een bedrag van EUR 21.248,43 (zegge: eenentwintigduizend tweehonderdachtenveertig euro en drieënveertig eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de posten kosten oversluiten hypotheek en de hypotheekrente).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

11.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 19]

wijst de vordering van de benadeelde partij J.M. van Dijk-Pompen toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij J.M. van Dijk-Pompen van een bedrag van EUR 21.248,43 (zegge: eenentwintigduizend tweehonderdachtenveertig euro en drieënveertig eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de posten kosten oversluiten hypotheek en de hypotheekrente).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

12.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 17]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 17] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 17] van een bedrag van EUR 77.500,00 (zegge: zevenenzeventigduizend vijfhonderd euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

13.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

wijst de vordering van de benadeelde partij toe [benadeelde partij 4] en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 4] van een bedrag van EUR 21.920,16 (zegge: eenentwintigduizend negenhonderdtwintig euro en zestien eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

14.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van een bedrag van EUR 85.826,14 (zegge: vijfentachtigduizend achthonderdzesentwintig euro en veertien eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

15.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 20]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe [benadeelde partij 20] en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 20] van een bedrag van EUR 38.914,13 (zegge: achtendertigduizend negenhonderdveertien euro en dertien eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.

16.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 15] van een bedrag van EUR 27.600,- (zegge: zevenentwintigduizend zeshonderd euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

17.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 14]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 14] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 14] van een bedrag van EUR 15.250,- (zegge: vijftienduizend tweehonderdvijftig euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

18.Vordering van de benadeelde partij M.H.A. de Beer

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 27] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 27] van een bedrag van EUR 63.600,- (zegge: drieënzestigduizend zeshonderd euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

19.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 7] van een bedrag van EUR 33.700,- (zegge: drieëndertigduizend zevenhonderd euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, betreffende de immateriële schade, niet-ontvankelijk is.

20.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 13]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 13] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 13] van een bedrag van EUR 15.250,- (zegge: vijftienduizend tweehonderdvijftig euro), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

21.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5] van een bedrag van EUR 23.962,99 (zegge: drieëntwintigduizend negenhonderdtweeënzestig euro en negenennegentig eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen en daarnaast de kosten voor het oversluiten van de hypotheek en de hypotheekrente).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, zijnde de kosten in verband met het gevoerde kort geding, niet-ontvankelijk is.

22.Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]

wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 8] van een bedrag van EUR 26.225,01 (zegge: zesentwintigduizend tweehonderdvijfentwintig euro en één eurocent), te weten materiële schade (post inleg minus maandelijkse uitbetalingen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, betreffende de immateriële schade, niet-ontvankelijk is.
Voorlopige hechtenis
Heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 28 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.M. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.