ECLI:NL:GHSHE:2024:1069

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
200.332.291_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de afwijzing van het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder in een familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot wijziging van de bewindvoerder. De rechthebbende, die onder bewind is gesteld vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand, verzocht om ontslag van de huidige bewindvoerder, [B.V. 1] B.V., en benoeming van [B.V. 2] B.V. als opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende stelde dat de vertrouwensrelatie met de huidige bewindvoerder ernstig verstoord was, wat leidde tot communicatieproblemen en onduidelijkheid over zijn financiële situatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 zijn zowel de rechthebbende als de betrokken partijen gehoord. De huidige bewindvoerder betwistte de claims van de rechthebbende en stelde dat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er geen voldoende bewijs was voor de stelling dat de bewindvoerder haar taken niet naar behoren uitvoerde. Het hof oordeelde dat de problemen die de rechthebbende ervaart niet voldoende waren om de bewindvoerder te ontslaan. De rechthebbende had ook de mogelijkheid om digitaal inzicht te krijgen in zijn financiën, maar had hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank Limburg, die het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder had afgewezen, en wees het verzoek tot benoeming van [B.V. 2] B.V. af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 28 maart 2024
Zaaknummer : 200.332.291/01
Zaaknummer eerste aanleg : 9693836 BM VERZ 22-773
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman,
tegen
[B.V. 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
Als belanghebbenden merkt het hof aan:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
[de halfzus],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de halfzus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 september 2023, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de huidige bewindvoerder te ontslaan en gelijktijdig [B.V. 2] B.V. als opvolgend bewindvoerder te benoemen, althans een voorziening te treffen die het hof vermeent te behoren.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Brinkman;
- [medewerker 1] en [medewerker 2] , namens de bewindvoerder;
- de halfzus.
2.2.1.
De vader en de moeder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 mei 2022;
  • de brief met bijlagen d.d. 20 november 2023 van de zijde van de bewindvoerder;
  • het V6-formulier met bijlagen d.d. 20 februari 2024 van de zijde van de rechthebbende;
  • het V6-formulier met bijlage d.d. 1 maart 2024 van de zijde van de rechthebbende.

3.De feiten

3.1.
Bij beschikking van 30 mei 2011 zijn wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende voor de duur van vijf jaar onder bewind gesteld.
3.2.
Met ingang van 1 april 2012 is [B.V. 1] B.V. benoemd als bewindvoerder.
3.3.
Bij beschikking van 1 mei 2016 is het bewind voor onbepaalde tijd verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van [B.V. 1] B.V. als bewindvoerder en benoeming van [B.V. 2] B.V. tot opvolgend bewindvoerder afgewezen.
4.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechthebbende voert – samengevat – het volgende aan. De vertrouwensrelatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder is zodanig verstoord, dat dit een gewichtige reden voor vervanging van de bewindvoerder oplevert. Sinds het moment dat de bewindvoerder kenbaar heeft gemaakt zich genoodzaakt te voelen om aangifte te doen tegen de rechthebbende, is de communicatie tussen partijen slecht. Er is op geen enkele wijze een normaal gesprek mogelijk. Hierdoor komt de taak en verantwoordelijkheid van de communicatie bij de halfzus te liggen, waardoor ook de band tussen de rechthebbende en de halfzus onder spanning komt. De rechthebbende heeft een zeer grote behoefte aan duidelijkheid over zijn financiële situatie, welke duidelijkheid hij niet altijd krijgt van de bewindvoerder, doordat de bewindvoerder vaak niet (snel) reageert op e-mails en vragen. Ook heeft de rechthebbende geen (digitaal) inzicht in zijn rekeningen. Door de ontstane situatie ervaart de rechthebbende veel onrust en spanning, als gevolg waarvan zijn behandeling voor zijn verslaving bij [instantie] niet tot het gewenste resultaat leidt en de rechthebbende terugvalt in cocaïnegebruik.
De rechthebbende wordt door de bewindvoerder in zijn belangen geschaad doordat de bewindvoerder de rechthebbende niet informeert over de mogelijkheden van bezwaar op het moment dat aanvragen bij de gemeente worden afgewezen, dan wel dat de rechthebbende niet wordt betrokken bij het doen van deze aanvragen. De rechthebbende is al geruime tijd schuldenvrij en werkt aan zijn verslaving. De bewindvoerder heeft nooit initiatief genomen om via een stappenplan meer financiële verantwoordelijkheid bij de rechthebbende te leggen, zodat hij in de toekomst mogelijk zelfstandig zijn financiële zaken zou kunnen behartigen.
De rechthebbende heeft twee prettige gesprekken gehad met [B.V. 2] B.V. en wil aldaar de bewindvoering voortzetten. Hij wil graag een nieuwe start maken. [B.V. 2] B.V. bevindt zich op loopafstand van de woning van de rechthebbende en werkt met online inzage van bankgegevens, zodat de rechthebbende op ieder moment overzicht heeft en vragen kan stellen, in tegenstelling tot bij de huidige bewindvoerder waar er slechts maandelijks een overzicht wordt verzonden.
5.2.
De bewindvoerder voert – samengevat – het volgende aan. Een wijziging van de bewindvoerder gaat de problemen die de rechthebbende ervaart niet oplossen. Er is geen sprake van een vertrouwensbreuk en er zijn geen gewichtige redenen om de bewindvoerder te wijzigen. Er is geen sprake van een onwerkbare situatie. De bewindvoerder kan het bewind behoorlijk blijven uitoefenen. Gesprekken met de rechthebbende zijn mogelijk. Bovendien is er nooit aangifte gedaan tegen de rechthebbende, de bewindvoerder begrijpt niet waar deze stelling van de rechthebbende op ziet. De rechthebbende mailt wel eens vijf keer per dag, waardoor van de bewindvoerder niet kan worden gevergd dat hier altijd direct op wordt gereageerd. Gezien de verslavingsproblematiek en de verstandelijke beperking van de rechthebbende acht de bewindvoerder het logisch en wenselijk om de halfzus te betrekken bij de communicatie. Bovendien stuurt de rechthebbende ook zelf e-mails naar de bewindvoerder, waar hij antwoord op krijgt. Op 3 april 2023 is al met de rechthebbende besproken of hij meer zelfstandigheid kan krijgen ten opzichte van zijn financiën, dit bleek echter niet wenselijk.
De rechthebbende ervaart de beperkingen als gevolg van het bewind en is het daarom niet eens met de bewindvoerder. De rechthebbende vraagt vaak naast zijn leefgeld om extra’s, die niet beschikbaar zijn. Het klopt dat de rechthebbende schuldenvrij is, hij spaart zelfs. Afgelopen jaar waren er echter hoge dierenarts kosten waardoor de beschikbare extra’s daar naartoe zijn gegaan. Bovendien is de bewindvoerder met het toekennen van extra’s terughoudend in verband met de verslavingsproblematiek van de rechthebbende.
De rechthebbende wil overstappen naar [B.V. 2] B.V. omdat die, anders dan de bewindvoerder, niet de eisen stelt omtrent het verantwoorden van het PGB dat de rechthebbende ontvangt. De rechthebbende vindt het immers niet prettig dat de bewindvoerder meekijkt in het PGB-dossier. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking echter voldoende uitgelegd dat de verantwoording over de besteding het PGB een taak van de bewindvoerder is.
5.3
De halfzus brengt – samengevat – het volgende naar voren. Dagelijks stuurt de rechthebbende haar appjes of e-mails over zijn financiële zaken, ook ’s nachts en in het weekend. Het niet hebben van dagelijks inzicht in zijn eigen financiële plaatje frustreert de rechthebbende enorm. Daarnaast is het belangrijk dat dingen eenvoudig aan hem worden uitgelegd, hetgeen de bewindvoerder onvoldoende doet. Op het moment dat er bij de rechthebbende een vraag opkomt, moet hij daar direct een antwoord op hebben om hem gerust te stellen. Zelfs als de bewindvoerder iedere week een financieel overzicht zou geven van de beheerrekening, zou dit niet genoeg duidelijkheid geven aan de rechthebbende. De rechthebbende heeft het nodig dat hij altijd inzage heeft. Ook [instantie] heeft aangegeven dat de rechthebbende meer rust zal ervaren als hij duidelijkheid krijgt omtrent zijn financiën. Dit kan worden bewerkstelligd door een nieuwe bewindvoerder.
5.4
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
Wettelijk kader
5.4.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
Inhoudelijke beoordeling
5.4.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat er geen gewichtige redenen zijn die ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigen. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
5.4.3.
Het bewind is spanningsvol voor de rechthebbende. De rechthebbende is licht verstandelijk beperkt en heeft verslavingsproblematiek. Hij ervaart problemen in de communicatie met de bewindvoerder, doordat hij op momenten een buitengewone drang heeft naar duidelijkheid omtrent zijn financiën en dan terstond antwoorden wil hebben op zijn vragen. Spanningen met betrekking tot de onderbewindstelling bestaan ook bij de halfzus, nu zij ondanks de uitleg van de kantonrechter haar rol als gewaarborgde hulp in het kader van het PGB-budget niet goed kan verenigen met de taken van de bewindvoerder ten aanzien van het verantwoordingsvrij bedrag.
5.4.4.
Niet gebleken is echter van feiten of omstandigheden op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat de bewindvoerder haar taken niet naar behoren uitvoert. Waar de rechthebbende en de halfzus hebben gesteld dat de bewindvoerder hen onvoldoende betrekt bij aanvragen richting de gemeente of bezwaarmogelijkheden hieromtrent, is dit niet voldoende concreet aannemelijk geworden. De omstandigheid dat de rechthebbende de communicatie met de bewindvoerder als vervelend ervaart, nu hij niet altijd direct antwoorden krijgt op zijn (vele) verzoeken, is eveneens onvoldoende om te concluderen dat de bewindvoerder haar taak niet goed vervult. Gebleken is dat zowel de rechthebbende als de halfzus maar ook de begeleider van de rechthebbende vragen stellen aan de bewindvoerder, en zij hier antwoorden op krijgen. De omstandigheid dat de rechthebbende veelal sneller een reactie wil hebben doet hier niet aan af. Uit de stukken is gebleken dat de rechthebbende soms diverse e-mails direct achter elkaar verstuurt naar de bewindvoerder, nota bene laat in de avond. Van de bewindvoerder kan niet worden verwacht dat zij meteen en altijd op deze e-mails of appberichten reageert. Daar komt bij dat tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren is gekomen dat de rechthebbende digitaal inzicht kan hebben in zijn leefgeldrekening, zodat hij meer inzicht heeft in zijn financiën. Tot op dit moment heeft hij van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Weliswaar betoogt de rechthebbende dat de behandeling voor zijn verslavingsproblematiek stagneert als gevolg van het feit dat hij stress ervaart rondom het bewind. Niet valt echter in te zien dat, nog daargelaten de juistheid van dit gestelde causale verband, dit een ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigt. Immers, het lijkt er veeleer op dat de rechthebbende stress ervaart van het feit dat hij niet altijd de financiële ruimte heeft die hij zou willen. Zo was de rechthebbende in de veronderstelling dat hij, door zuinig gebruik, een financieel voordeel zou hebben van de energietoeslag. Voor hem bleek echter moeilijk in te zien dat dit voordeel was teniet gedaan door aanzienlijke dierenartskosten.
Het hof merkt bovendien op dat de rechthebbende en de halfzus wellicht niet realistische verwachtingen en veronderstellingen hebben van hetgeen van de bewindvoerder mag en kan worden verwacht. Zo bestaat er bij de halfzus, ondanks de zeer uitgebreide uiteenzetting van de kantonrechter in de bestreden beschikking, kennelijk nog steeds een verkeerde zienswijze over de vraag wie verantwoordelijk is voor de invulling van het verantwoordingsvrij bedrag van het PGB-budget. Het beheer van alle vermogensbestanddelen van de rechthebbende komt immers toe aan de bewindvoerder, zo ook het vrij te besteden bedrag in het kader van het PGB-budget. Dat de halfzus gewaarborgde hulp is, maakt deze situatie niet anders. Ook de veronderstelling dat de nieuw voorgestelde bewindvoerder het beheer van het PGB-budget aan de halfzus als gewaarborgde hulp zal overlaten, is, nog daargelaten de onjuistheid hiervan, juist geen reden voor ontslag van de bewindvoerder.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat er nu geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van de bewindvoerder, zodat het hof de beschikking waarvan beroep zal bekrachtigen. Hieruit volgt dat het verzoek tot benoeming van [B.V. 2] B.V. als bewindvoerder wordt afgewezen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 juni 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en F. Dunki Jacobs en is op 28 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.