ECLI:NL:GHSHE:2024:1067

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
200.330.183_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwantschapsonderzoek middels DNA in hoger beroep met betrekking tot de biologische vader van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De man, verzoeker in hoger beroep, betwistte dat hij zijn medewerking aan een eerder gelast verwantschapsonderzoek heeft onthouden. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de man de biologische vader van de minderjarige was, op basis van het uitblijven van DNA-afname. Het hof oordeelde dat de man niet zijn medewerking heeft onthouden, maar dat er een communicatiefout was opgetreden tussen de betrokken partijen en Verilabs, het bureau dat het DNA-onderzoek zou uitvoeren. De man had een afspraak voor DNA-afname, maar deze was geannuleerd zonder dat hij daarvan op de hoogte was gesteld. Het hof heeft daarom de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en gelast dat er een nieuw verwantschapsonderzoek door Verilabs moet plaatsvinden. Het hof benadrukte het belang van duidelijkheid over het vaderschap voor de minderjarige en dat zowel de man als de moeder instemden met een nieuw onderzoek. De beslissing om het onderzoek te gelasten was onterecht, en het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 28 maart 2024
Zaaknummer : 200.330.183/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/382863 / FA RK 22-2503
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P.A. Schippers,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. G.L. de Gier.
Als belanghebbende merkt het hof aan:
mr. [bijzondere curator],
advocaat, kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] ,
als zodanig benoemd bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 september 2022.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 juli 2023, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 19 december 2023, heeft de moeder verzocht de beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Schippers;
-de moeder, bijgestaan door mr. De Gier;
- de bijzondere curator.
2.3.1.
De raad is, met bericht van afmelding, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 24 november 2022;
- het V6-formulier met bijlagen d.d. 9 oktober 2023 van de advocaat van de man;
- het V6-formulier met bijlagen d.d. 13 oktober 2023 van de advocaat van de man;
- het V6-formulier met bijlage d.d. 27 november 2023 van de bijzondere curator.

3.De feiten

3.1.
Uit de moeder is [minderjarige] geboren. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- vastgesteld dat de man de vader is van [minderjarige];
- de kosten van het deskundigenonderzoek bepaald op € 110,00;
- de man veroordeeld in de kosten van het deskundigenonderzoek en bepaald dat hij aan de griffier van de rechtbank € 110,00 dient te voldoen;
- de proceskosten tussen partijen zo gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.2.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De man voert – samengevat – het volgende aan. De man betwist zijn medewerking aan het verwantschapsonderzoek te hebben onthouden. De man is in het geheel niet bekend geraakt met de brieven van Verilabs. Hij had een afspraak met Verilabs gemaakt voor de afname van DNA-materiaal voor 8 mei 2023, welke afspraak op 26 april 2023 om voor de man onbekende redenen door Verilabs is geannuleerd. Hierop heeft de man contact geprobeerd op te nemen met Verilabs, maar hij kreeg geen antwoord.
De rechtbank heeft ten onrechte vastgesteld dat de man zijn medewerking aan het
DNA-onderzoek heeft onthouden en daar de conclusie aan verbonden dat de man de biologische vader van [minderjarige] is. Hierom kan de veroordeling in de kosten van het onderzoek ook geen stand houden. De man is nog steeds bereid tot DNA-afname.
5.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder heeft gevolg gegeven aan het bevel van de rechtbank om een deskundigenonderzoek te laten verrichten door Verilabs. Over wat er zich heeft voorgedaan tussen de man en Verilabs heeft de moeder geen kennis en gaat zij af op de overwegingen van de rechtbank. De moeder vindt het belangrijk dat
[minderjarige] weet wie haar vader is en dat zij de erkenning krijgt dat ze uit een islamitisch gezin komt. De moeder stemt in met een nieuw onderzoek, maar er moet voorkomen worden dat de man wederom niet zal meewerken aan het onderzoek. Dit onderzoek is immers belastend voor zowel de moeder als voor [minderjarige].
5.3.
De bijzondere curator voert – samengevat – het volgende aan. Namens de man is gemotiveerd gesteld dat hij zijn medewerking aan het door de rechtbank bevolen
DNA-onderzoek niet heeft onthouden. Wat er ook zij van de stelling van de man dat hij geen eerdere verzoeken heeft ontvangen van de deskundige, uit de mail van 26 april 2023 blijkt in ieder geval dat de man heeft willen meewerken aan het onderzoek en dat dit onderzoek in weerwil daarvan niet heeft plaatsgevonden. Het belang van [minderjarige] is gediend met duidelijkheid over het verwekkerschap. Nu is gebleken dat de man heeft willen meewerken en hij daartoe nog steeds bereid is, ligt het in de rede dit onderzoek alsnog te laten uitvoeren.
5.4.
Het hof overweegt het volgende.
Wettelijk kader
5.4.1.
Ingevolge artikel 1:207 lid 1 sub a en sub b BW kan het ouderschap van een persoon op verzoek van de moeder of van het kind door de rechtbank worden vastgesteld op de grond dat deze persoon de verwekker is van het kind of op de grond dat deze persoon als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
5.4.2.
Ingevolge het tweede lid van artikel 1:207 BW kan de vaststelling niet geschieden indien:
het kind twee ouders heeft;
tussen de in de aanheft van het eerste lid bedoelde persoon en de moeder van het kind krachtens artikel 1:41 BW geen huwelijk zou mogen worden gesloten of krachtens artikel 1:80a lid 6 BW geen partnerschap zou mogen worden geregistreerd;
de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon een minderjarige is die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, tenzij hij voordat hij deze leeftijd heeft bereikt is overleden.
5.4.3.
Ingevolge het derde lid van artikel 1:207 BW dient het verzoek van de moeder te worden ingediend binnen vijf jaren na de geboorte van het kind of, in geval van onbekendheid met de identiteit van de vermoedelijke verwekker dan wel van onbekendheid met zijn verblijfplaats, binnen vijf jaren na de dag waarop de identiteit en de verblijfplaats aan de moeder bekend zijn geworden.
5.4.4.
Op grond van artikel 1:212 BW vertegenwoordigt de bijzondere curator in zaken van afstamming de minderjarige.
Inhoudelijke beoordeling
5.4.5.
Op grond van de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is voldoende komen vast te staan dat man niet zijn medewerking aan het door de rechtbank gelaste verwantschapsonderzoek heeft onthouden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de man een afspraak had bij Verilabs op 8 mei 2023. Uit een e-mail van 26 april 2023 gericht aan de man blijkt dat Verilabs deze afspraak heeft geannuleerd, omdat Verilabs van de rechtbank had vernomen dat het onderzoek was geannuleerd. Tevens blijkt uit de stukken dat Verilabs op 7 maart 2023 aan de rechtbank bericht nog niets van de man te hebben vernomen, terwijl eveneens uit een brief van 4 april 2023 blijkt dat Verilabs, naar aanleiding van een brief van de rechtbank van 27 maart 2023, de kosten van het onderzoek tot dat moment benoemt. De brief van de rechtbank van 27 maart 2023 ontbreekt. Namens beide partijen alsook de bijzondere curator is verklaard dat zij op geen enkel moment over de beslissing van de rechtbank om het onderzoek te annuleren zijn geïnformeerd of anderszins zijn betrokken, terwijl dit evenmin uit het overgelegde roljournaal duidelijk wordt. Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien kan niet anders worden geconcludeerd dat er kennelijk een communicatiefout is opgetreden tussen alle betrokkenen, meer in het bijzonder tussen Verilabs en de rechtbank. In ieder geval is niet aannemelijk geworden dat de man zijn medewerking heeft onthouden. Buiten het toedoen van de man is de afspraak bij Verilabs geannuleerd. De rechtbank heeft ten onrechte aan het uitblijven van de DNA-afname van de man de gevolgtrekking verbonden dat de man de biologische vader van [minderjarige] is. De grief slaagt.
5.4.6.
De man heeft geen grieven gericht tegen het door de rechtbank gelasten van het verwantschapsonderzoek. Zowel de man, de moeder als de bijzondere curator stemmen in met een (nieuw) verwantschapsonderzoek naar de vraag of de man de biologische vader is van [minderjarige]. Het hof zal derhalve een verwantschapsonderzoek bevelen door middel van DNA met benoeming van Verilabs als deskundige.
5.4.7.
Indien de moeder dan wel de man niet bereid blijkt de medewerking aan het onderzoek te verlenen, zal het hof daaraan de conclusies kunnen verbinden die hij gerechtvaardigd acht.
De moeder en de man zullen in de gelegenheid worden gesteld uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van het rapport van Verilabs schriftelijk hierop te reageren. In afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek wordt iedere verdere beslissing op het verzoek aangehouden tot de hierna te noemen datum. Het hof is voornemens om, zoals tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep met partijen is besproken, de zaak daarna met instemming van partijen schriftelijk af te doen.
5.4.8.
Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van het voorgaande aangehouden.

6.De beslissing

Het hof:
beveelt een deskundigenonderzoek, te weten een verwantschapsonderzoek door middel van DNA, omtrent de vraag of de heer
[de man], geboren op [geboortedatum] 1996 te
[geboorteplaats] de biologische vader is van de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats];
benoemt daartoe een deskundige, Verilabs Nederland B.V., [adres]
, [postcode] [plaats] (telefoonnummer [telefoonnummer]), teneinde zelfstandig een onderzoek in te stellen met betrekking tot voormelde vraag;
legt aan de deskundige Verilabs de vraag voor welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van de vraag of de man de biologische vader is van [minderjarige];
verzoekt de deskundige het hiervoor bevolen onderzoek te verrichten en daartoe al datgene te doen dat zij nuttig en nodig oordeelt;
bepaalt dat de deskundige, alvorens zijn benoeming te aanvaarden, van de griffier van het hof een voorschot voor honorarium en verschotten zal kunnen verlangen;
begroot dit voorschot op € 695,00 (zeshonderdvijfennegentig euro);
bepaalt dat dit voorschot voorlopig ten laste komt van ’s Rijks kas;
verzoekt de deskundige zo spoedig mogelijk contact op te nemen met partijen voor het maken van de benodigde afspraken voor de afname van het DNA-materiaal;
verzoekt de deskundige een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht met een duidelijke conclusie, uiterlijk voor na te melden pro forma datum, aan de griffie van het hof zal doen toekomen;
bepaalt dat partijen na bekendwording van de uitslag van het onderzoek in de gelegenheid worden gesteld daarop binnen een termijn van drie weken schriftelijk te reageren, waarna het hof het verdere verloop van de procedure zal bepalen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
houdt iedere overige beslissing aan tot 11 juli 2024 pro forma, in afwachting van het deskundigenrapport.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en F. Dunki Jacobs en is op 28 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.