ECLI:NL:GHSHE:2024:106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
200.328.872_01 en 200.328.872_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag over minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, uitgesproken op 18 januari 2024 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder is het niet eens met de beslissing dat zij en de vader gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun drie minderjarige kinderen moeten uitoefenen. De rechtbank had eerder een voorlopige contactregeling vastgesteld en de ouders verwezen naar een hulptraject. De moeder stelt dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is, gezien de problematische relatie met de vader, die zij beschuldigt van mishandeling en stalking. De vader daarentegen betwist deze beschuldigingen en pleit voor het in stand houden van het gezamenlijk gezag, omdat hij meent dat de kinderen goed gedijen onder de huidige regeling. De raad voor de Kinderbescherming adviseert ook om het gezamenlijk gezag te handhaven. Het hof overweegt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 januari 2024
Zaaknummers: 200.328.872/01 en 200.328.872/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/404251 FA RK 22-5588
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Schuerman,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Krijger.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013,
hierna te noemen: [minderjarige 1] :
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018, hierna te noemen: [minderjarige 3] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank waarin is bepaald dat de ouders voortaan gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 29 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 26 juni 2023, heeft de moeder verzocht de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze beschikking betrekking heeft op het gezag en opnieuw rechtdoende het verzoek van de man om partijen gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 augustus 2023, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring af te wijzen, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep en de bestreden beschikking voor wat betreft het ouderlijk gezag te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 december 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. N. Schuerman;
  • de vader, bijgestaan door mr. M. Krijger;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier van mr. Schuerman van 19 september 2023, waarbij het verzoek om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring is ingetrokken;
  • het V6-formulier met productie van mr. Schuerman van 13 december 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. De vader heeft de kinderen erkend.
3.2.
Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 14 februari 2023 zijn de ouders en de kinderen verwezen naar een (jeugd)hulptraject.
3.3.
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank
– omdat de ouders dit op de mondelinge behandeling hadden afgesproken – een voorlopige contactregeling bepaald die neerkomt op een co-ouderschapsregeling. Ook is er een door de vader te betalen voorlopige kinderalimentatie vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de ouders voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de kinderen. De verzoeken met betrekking tot het hoofdverblijf, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de kinderalimentatie heeft de rechtbank aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het hulptraject ( [hulpverlening] ), waarnaar de ouders en de kinderen bij genoemd vonnis in kort geding van 14 februari 2023 zijn verwezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover hierin is bepaald dat de ouders voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat onvoldoende is gebleken dat er is voldaan aan het wettelijk criterium om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Ook is de rechtbank ten onrechte afgeweken van het advies van de raad om de beslissing over het gezag aan te houden. De kinderen hebben al veel meegemaakt in hun jonge leven. De situatie van de kinderen is kwetsbaar en het is te vroeg voor gezamenlijk gezag. Het gezamenlijk gezag is niet in het belang van de kinderen. Door het turbulente verleden van de ouders, heeft de moeder psychische schade opgelopen en zij moet nog veel verwerken. Zowel tijdens als na de verbreking van de relatie was sprake van fysieke mishandeling, bedreiging en stalking van de vader jegens de moeder. De moeder heeft aangifte gedaan bij de politie. Zij heeft door de mishandelingen meerdere keren contact gehad met haar huisarts. De moeder is in therapie. Nu er nog geen rust is tussen de ouders en de vader zich nog steeds erg dominant opstelt richting de moeder, is het lastig voor de moeder om te werken aan een verbetering. Het gezamenlijk gezag is een contra indicatie voor haar behandeling. De moeder en de kinderen hebben behoefte aan rust. Er is nog steeds sprake van strijd. De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren en om in onderling overleg afspraken te maken. Het hulpverleningstraject is door de moeder een dag vóór de mondelinge behandeling bij het hof beëindigd, omdat zij zich geforceerd voelde om het ouderschapsplan te tekenen. Er volgt waarschijnlijk een raadsonderzoek en de moeder verzoekt om daarbij ook het gezag te betrekken. Er is geen enkel risico dat de vader uit het leven van de kinderen wordt geweerd, zoals de rechtbank heeft overwogen, want er is sprake van een voorlopige week op week af regeling waaraan beide ouders meewerken.
3.6.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan. De ouders verschillen duidelijk van mening over wat er in het verleden tussen hen is gebeurd en waar zij nu staan. De moeder leed tijdens de relatie al aan stemmingswisselingen, die haar gedrag sterk beïnvloedden. De moeder geef de vader de schuld van haar psychische problemen. Dit zijn valse beschuldigingen. De vader betwist dat hij de moeder mishandeld, bedreigd of gestalkt zou hebben. De moeder heeft een moeilijke jeugd gehad. Haar vader is alcoholist. Volgens de vader ontwikkelen de kinderen zich goed, presteren zij goed op school en zitten de kinderen lekker in hun vel. De moeder kan echter geen rust en stabiliteit vinden. Het hulptraject in kader van het [hulpverlening] is destijds gestart en het heeft geleid tot een concept ouderschapsplan. Nu de moeder haar medewerking aan het hulptraject heeft opgezegd is het gevolg dat alle hulpverlening, ook die aan de kinderen, stopt. De vader wil dat het gezamenlijk gezag in stand blijft. De beslissing van de moeder om de kinderen plots en zonder overleg op een andere school in te schrijven is inmiddels teruggedraaid, maar zij probeert nog steeds eenzijdige beslissingen te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot het voetbal van de kinderen.
3.7.
De raad adviseert het hof het gezamenlijk gezag in stand te laten. In de procedure bij de rechtbank heeft de raad destijds geadviseerd om de beslissing over het gezag aan te houden. Er waren hobbels met betrekking tot de communicatie en de ouders moesten intensief toe gaan werken naar de situatie van gezamenlijk gezag. De raad kan de beschikking van de rechtbank echter wel volgen. Gelet op de geldende (voorlopige) zorgregeling, is de raad er ook steeds van uitgegaan dat er uiteindelijk gezamenlijk gezag zou komen. De raad vreest op dit moment dat de moeder in het geval van eenhoofdig gezag impulsieve beslissingen neemt vanuit een stresssituatie en dat is niet in het belang van de kinderen. Er zijn geen contra indicaties voor gezamenlijk gezag. Bovendien is de therapie van de moeder kennelijk al die tijd doorgegaan. De raad adviseert de ouders met klem het (jeugd)hulptraject weer op te pakken. De hulpverlening gericht op communicatie moet doorgaan. De moeder zal sterker moeten worden en vanuit ervaring vertrouwen moeten gaan krijgen in de gezagspositie van de vader. Zij kan niet blijven reageren en beslissen vanuit angst en het verleden. De vader moet laten zien dat hij geen stempel drukt en rustig blijft. De ouders moeten dus allebei aan de slag.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
Verzoek tot schorsing
3.8.1.
De moeder heeft bij V6-formulier van 19 september 2023 haar verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking ingetrokken. Het hof zal de moeder in dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Gezag
3.8.2.
In artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.3.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank die tot de bestreden beslissing hebben geleid en neemt die na eigen onderzoek en afweging over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
3.8.4.
Het uitgangspunt van de wetgever is, zoals hiervoor vermeld, dat het gezag over een minderjarige bij beide ouders berust, tenzij er sprake is van een situatie waarbij de minderjarige klem of verloren zal raken of beëindiging van het gezag anderszins noodzakelijk is. Het hof is van oordeel dat beide situaties in het geval van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] niet aan de orde zijn. Er is geen sprake van omstandigheden waaruit blijkt dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken. Er wordt door de ouders uitvoering gegeven aan een contactregeling die neerkomt op een co-ouderschapsregeling, er zijn geen signalen dat het niet goed gaat met de kinderen en er zijn geen recente en objectieve voorbeelden dat het gezamenlijk gezag tot (praktische) problemen heeft geleid. De moeder stelt weliswaar dat het gezamenlijk gezag een contra indicatie is voor haar therapie, maar dit volgt niet uit de door haar overgelegde stukken en haar therapie heeft sinds het gezamenlijk gezag gewoon doorgang gevonden. Verder heeft de moeder aangevoerd dat zij aangifte heeft gedaan jegens de vader maar dit heeft vooralsnog niet tot enige vervolging geleid. Het hof acht gezamenlijk gezag van de ouders dan ook in het belang van de kinderen.
3.8.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer 200.328.872/01:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 29 maart 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
in de zaak met nummer 200.328.872/02:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, C.N.M. Antens en M.L.F.J. Schyns en is op 18 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.