Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/343957 / HA ZA 19-179)
2.De procedures in hoger beroep
- de op verzoek van [X Holding B.V.] uitgebrachte dagvaarding van 6 januari 2021;
- de op verzoek van M7 uitgebrachte dagvaarding van 19 januari 2021;
- de memorie van grieven tevens akte vermeerdering van eis van [X Holding B.V.] in de procedure met nummer 200.288.403/01;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grief in incidenteel appel van [geintimeerde] in de procedure met nummer 200.288.403/01;
- het processtuk van M7 in de procedure met nummer 200.291.030/01 met als kop ‘incident tot voeging ex artikel 222 Rv, tevens memorie van grieven’;
- de incidentele antwoordconclusie van [X Holding B.V.] in de procedure met nummer 200.291.030/01;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [X Holding B.V.] in de procedure met nummer 200.288.403/01;
- de memorie van antwoord van [X Holding B.V.] in de procedure met nummer 200.291.030/01;
- het tussenarrest van 31 augustus 2021 in de procedure met nummer 200.291.030/01;
- de mondelinge behandeling in de beide procedures op 26 juni 2022, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd
- de brief van mr. Van Voskuilen van 14 maart 2023 met bijgevoegd het tijdens de mondelinge behandeling door het hof ter completering van het dossier opgevraagde vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 augustus 2020, aan partijen bekend.
3.De beoordeling
besproken klopt de aan ons overhandigde Stiko door M7 Development/Lani BV ( [persoon A] ) niet.
klaar met dit project maar ik heb toch nog een voorstel kunnen uitwerken waarbij ik van mening ben dat mocht het project alsnog winst opleveren, zoals destijds door [persoon A][hof: [persoon A] ]
was gedacht, Nomeij Holding dan ook een groot aandeel ontvangt. Let wel: bij een verlies is er maar 1 partij die daadwerkelijk veel geld verliest en dat is [persoon B] !
rest mij niets anders dan de reeds eerder aangekondigde te verwachte bijschrijvingen ook daadwerkelijk te gaan claimen.
primair[X Holding B.V.] te veroordelen om aan M7 terug te betalen € 500.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 januari 2019 tot de dag waarop dit bedrag volledig zal zijn voldaan;
subsidiair[X Holding B.V.] te veroordelen om aan M7 terug te betalen € 396.888,12, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 januari 2019 tot de dag waarop dit bedrag volledig zal zijn voldaan.
primairevordering (sub 1) ten grondslag gelegd dat het nooit is gekomen tot een duidelijke afspraak over de provisie en voor zover dit wel het geval was, is deze afspraak door de ontbinding van de Oktober Overeenkomst komen te vervallen. [X Holding B.V.] verlangde in de aflosnota van 27 december 2018 ook geen betaling van dit bedrag. Het bedrag van € 500.000,- is onverschuldigd aan [X Holding B.V.] betaald, het is door [X Holding B.V.] te kwader trouw ontvangen en moet (met rente) worden terugbetaald.
subsidiairevordering (sub 2) heeft M7 ten grondslag gelegd dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat bovenop de contractuele rente van 5% nog eens € 500.000,- nominaal aan rentevergoeding door M7 moest worden betaald, over een nagenoeg risicoloze lening van € 500.000,-. De ‘provisie’ dient daarom te worden gematigd tot een bedrag van niet meer dan € 103.111,88 (aansluitend bij de norm voor woekerrente) of tot een bedrag dat overeenkomt met 12% rente, aansluitend bij de stelling van [X Holding B.V.] dat dit percentage destijds als optie met de echtgenoot van [geintimeerde] zou zijn besproken. Het verschil moet door [X Holding B.V.] (met rente) worden terugbetaald.
voorwaardelijkevordering (sub 3) heeft M7 aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat in het geval de juridische verhoudingen tussen [X Holding B.V.] en [geintimeerde] nog altijd worden beheerst door de Oktober Overeenkomst en de daaraan voorafgaande intentieovereenkomst en het addendum, dan betekent dit dat alle door [X Holding B.V.] aan M7 verstrekte leningen zijn kwijtgescholden – althans in de verkrijgingsprijs voor de aandelen zijn geconverteerd – en is het bedrag van € 2.497.934,98 op 9 januari 2019 door M7 onverschuldigd aan [X Holding B.V.] betaald. In dat geval moet dit bedrag (met rente) door [X Holding B.V.] worden terugbetaald.
.
[X Holding B.V.] aanvullend EUR 500.000 zal betalen aan [persoon A] ;
Dit bedrag en alle door [X Holding B.V.] verstrekte leningen worden geconverteerd in koopprijs/uitgifteprijs voor een belang van 52,5% in het project;
[X Holding B.V.] 52,5% zal betalen aan ‘ Westpoort ’ vanwege de reeds gemaakte voorloopkosten van circa EUR 500.000;
‘ Westpoort ’ vanwege deze voorloopkosten EUR 200.000 zal betalen aan M7 , waarmee M7 dan vervolgens achterstallige rente aan [X Holding B.V.] zal betalen; en
[X Holding B.V.] tot EUR 3.000.000 aan rentedragende leningen zal verstrekken, voor het geval een projectfinanciering uitblijft.
- om te kennen te geven hoe de opeising moet worden gezien in het licht van de beoogde participatie - herhaald.
niet reageert, u niets anders kon dan de gelden opeisen.
niet zullen nakomen. Er wordt immers teruggekomen op bovenstaande afspraken en er worden “aanvullende eisen” gesteld, zoals het document letterlijk heet dat op 17 december jl. aan cliënten is gestuurd. Ook de opeising op 21 december jl. van de verstrekte gelden - alsof deze niet in koopprijs voor de aandelen zouden zijn geconverteerd - spreekt voor zich. (…).
. Dit volgt niet alleen uit het feit dat consensus is bereikt over de essentialia van het beoogde onderhandelingsresultaat, maar bovendien uit het feit dat in de praktijk al uitvoering is gegeven aan de Overeenkomst.
terugbetaling van het provisiebedrag van € 500.000,- kan geen sprake zijn, omdat dit bedrag nooit aan M7 is betaald.
‘Betaling namens M7 Development B.V. cnf artikel 3.3 geldlening 8 november 2016’(productie 32 bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie). Ook is niet in geschil dat deze betaling toen geschiedde naast een betaling door M7 aan [X Holding B.V.] van € 1.950.000,--plus rente conform de door [X Holding B.V.] verzonden aflosnota (onderdeel van productie 25 bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie). Dat laatste bedrag betrof blijkens de brief van de raadsman van M7 (en [geintimeerde] ) van 9 januari 2019 (onderdeel van productie 31 bij conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie) de terugbetaling van diverse bedragen ter uitvoering van de verplichting tot ongedaanmaking wegens ontbinding van de Oktober Overeenkomst en de daaraan voorafgaande overeenkomsten. Daarbij werd een bedrag genoemd van € 500.000,-- uit hoofde van de overeenkomst van geldlening van 8 november 2016 (productie 1 bij inleidende dagvaarding), een bedrag van € 700.000,- uit hoofde van de intentieovereenkomst van 30 januari 2018 (productie 2 bij inleidende dagvaarding) en een bedrag van € 750.000,- uit hoofde van het addendum daarbij van 12 juni 2018 (productie 3 bij inleidende dagvaarding) dat nadien – op of omstreeks 4 juli 2018 - ook is genoemd in het stuk getiteld
‘addendum overeenkomst van geldlening’(productie 4 bij inleidende dagvaarding). Het totaal van die bedragen is het hiervoor genoemde bedrag van € 1.950.000,--.