In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van de kinderen [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (9 jaar). De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die op 18 oktober 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend. De vader heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk was en dat de GI (Gecertificeerde Instelling) onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van de uithuisplaatsing. De moeder en de GI hebben in hun verweerschriften de noodzaak van de uithuisplaatsing benadrukt, waarbij zij wijzen op de onveilige situatie bij de vader en de zorgen over het welzijn van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2023 is de mening van [minderjarige 1] gehoord, die aangaf dat hij zich niet veilig voelde bij de vader. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de situatie van de kinderen, waaronder suïcidaliteit en mishandeling. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 6 april 2023, zodat er voldoende tijd is voor observatie en diagnostiek van de kinderen.