De curator heeft in zijn brief van 20 maart 2023 - kort weergegeven - het volgende geschreven. Op dit moment bedragen de preferente schulden € 15.553,86, de concurrente schulden € 34.474,87 en de boedelschulden, bestaande uit het salaris van de curator
€ 10.775,89. De curator is evenwel bereid zijn salaris te matigen tot een bedrag van
€ 9.250,00 inclusief BTW. Voor de boedelkosten bestaat gedeeltelijk zekerheid in de vorm van een saldo op de zakelijke rekening van [appellant] .
Dit saldo bedraagt per heden € 17.916,84.
Met [B.V. 2] is een regeling overeengekomen. De regeling houdt in dat [appellant] een aanbetaling deed op de rekening derdengelden van de advocaat van de [B.V. 2] , mr. Van Zwijndregt.
De totale preferente fiscale schulden bedragen € 13.428,99. Voor een bedrag van
€ 10.268,99 is sprake van een regeling. Voor het overgebleven bedrag van € 3.160,00, waarvoor geen regeling geldt, zou zekerheid moeten bestaan en die bestaat in de vorm van het saldo op de zakelijke rekening van [appellant] ad € 17.916,84.
Het gaat vooralsnog om in totaal negen individuele concurrente schuldeisers. Twee daarvan betreffen de vorderingen van [B.V. 2] . Daarvoor bestaat een betalingsregeling waarmee [B.V. 2] nadrukkelijk akkoord is.
Met Travelcard (€ 3.264,79), Factris Channel S.A. (€ 8.565,84) en Arveco (€ 1.014,12) is
sprake van betalingsregelingen. Een van de concurrent schuldeisers betreft de
Belastingdienst. Het gaat om toeslagschulden voor een bedrag ad € 3.016,00. Dit bedrag zou
moeten kunnen worden voldaan uit het saldo op de zakelijke rekening van [appellant] .
Dan resteren nog de concurrente schuldeisers Achmea (€ 672,06), ASR (€ 983,83) en CJIB
(€ 2.042,95). De vorderingen van deze schuldeisers zouden eveneens (grotendeels) moeten
kunnen worden voldaan vanuit het surplus op de zakelijke rekening van [appellant] .
Het saldo op die zakelijke rekening bedraagt € 17.916,84. Daarop komt in mindering het
(gematigde) salaris curator ad € 9.250,00, de preferente schulden waarvoor geen regeling geldt (€ 3.160,00), de (concurrente) fiscale toeslagschulden (€ 3.016,00) en tot slot de overige
concurrente vorderingen: Achmea (€ 672,06), ASR (€ 983,83) en CJIB (€ 2.042,95)
waarvoor geen regeling geldt. Alsdan is sprake van een
tekortvan € 1.208,00.
Om het hoger beroep niet te frustreren kwam de curator daarom met de advocaat van [appellant] het volgende overeen. Uit het saldo op de zakelijke rekening wordt direct na vernietiging een bedrag van € 8.500,00 voldaan uit hoofde van salaris curator aan de curator. Een bedrag van € 750,00 wordt alsdan door [appellant] uiterlijk 15 april 2023 aan de curator voldaan. De advocaat van [appellant] heeft aangegeven op haar rekening derdengelden nog een bedrag van € 500,00 beschikbaar te hebben voor het kunnen voldoen van de overige schuldeisers waarmee geen regeling werd getroffen. Daarmee, de uitgestelde betaling van een gedeelte van het salaris curator (€ 750,00) en de aanvullende € 500,00 op de rekening derdengelden van de advocaat van [appellant] , totaal derhalve € 1.250,00, zijn er alsnog voldoende middelen beschikbaar om alle regelingen na te komen en tevens alle dan nog openstaande verplichtingen, waaronder het salaris curator, integraal te voldoen.
Voor zover het saldo niet tijdig op de boedelrekening wordt overgemaakt of de bank zulks
hangende het hoger beroep weigert, verklaarde de advocaat van [appellant] dat betaling
van de vorderingen, waaronder het salaris curator, zal plaatsvinden door [appellant] na
vernietiging van het faillissement. De advocaat van [appellant] staat nadrukkelijk voor de betalingen in. Daarmee is door [appellant] naar het oordeel van de curator voldoende zekerheid gegeven en ziet de curator in beginsel geen bezwaar tegen een behandeling buiten aanwezigheid van partijen en, in navolging daarvan, vernietiging van het faillissement.