ECLI:NL:GHSHE:2023:959

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.323.133_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillissement wegens herstel van betalingscapaciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van het faillissement van de appellant, die eerder op 14 februari 2023 door de rechtbank Oost-Brabant was uitgesproken. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Kuijlaars, verzocht het hof om het faillissement te vernietigen, omdat hij niet langer in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. De curator, mr. M.J.G.A. Filemon, had eerder het faillissement aangevraagd op basis van vorderingen van de geïntimeerde, [B.V. 2]. Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de appellant aangetoond dat hij een regeling had getroffen met [B.V. 2] en dat hij in staat was om zijn schulden te voldoen. Het hof heeft vastgesteld dat alle bekende vorderingen zijn voldaan of binnen afzienbare tijd kunnen worden voldaan, en dat zowel de curator als [B.V. 2] instemden met de vernietiging van het faillissement. Het hof concludeerde dat niet langer aan de vereisten voor een faillissement was voldaan en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De kosten van het faillissement zijn vastgesteld op € 9.250,00, welke ten laste komen van de appellant.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak: 23 maart 2023
Zaaknummer 200.323.133/01
Rekestnummer: C/01/389526 / FT RK 23/33
Faillissementsnummer: [nummer]
in de zaak van
[appellant] ,
h.o.d.n. [naam] ,
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J.A.M. Kuijlaars te Helmond,
tegen
[B.V. 1] B.V.
en
[B.V. 2] B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: [B.V. 2] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. P. van Zwijndregt te Veghel, gemeente Meierijstad.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2023, bij welk vonnis [appellant] in staat van faillissement is verklaard en mr. M.J.G.A. Filemon te Veldhoven is aangesteld als curator.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, binnengekomen bij het hof op 22 februari 2023, heeft [appellant] verzocht het vonnis van de rechtbank en daarmee het faillissement te vernietigen.
2.2.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de brief met bijlagen van de curator d.d. 20 maart 2023 alsmede het emailbericht plus bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 20 maart 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Het faillissement van [appellant] is in eerste aanleg op verzoek van [B.V. 2] uitgesproken. [B.V. 2] c.s. stelde in het inleidend verzoekschrift twee vorderingen op [appellant] te hebben van in hoofdsom respectievelijk pro resto €7.405,03 en € 7.468,69, te vermeerderen met faillissementsaanvrage kosten.
Het faillissement is vervolgens uitgesproken.
3.2.
[appellant] heeft in zijn beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellant] is na het uitspreken van het faillissement in onderhandeling
getreden met [B.V. 2] . Inmiddels is tussen partijen algehele instemming over een
regeling bereikt. Tussen partijen is overeengekomen dat een bedrag van
€ 7.039,28 voorafgaand aan de indiening van het hoger beroep wordt voldaan op de
derdengeldenrekening van de advocaat van [B.V. 2] . Het resterende bedrag van
€ 10.000,00 wordt binnen 14 dagen na vernietiging van het faillissement door [appellant]
voldaan. Een derde, te weten de vader van [appellant] , heeft per mail bevestigd garant te staan voor deze betaling. Het bedrag ad € 7.039,28 is inmiddels gestort op de derdengeldenrekening van de advocaat van [B.V. 2] . Naast de schuld aan [B.V. 2] zijn er geen andere vorderingen in het faillissement van [appellant] ingediend.
Resteren nog de kosten van de curator. Deze kosten kunnen eveneens direct na
vernietiging van het faillissement worden voldaan. Op de rekening van [naam] stond
een bedrag van € 4.630,24. De kosten van de curator zijn op 21 februari 2023 begroot
op € 4.489,96 inclusief btw. Deze kosten kunnen en zullen hiervan direct worden
voldaan na vernietiging van het faillissement. De curator heeft inmiddels bevestigd dat
bij voldoende middelen op de zakelijke rekening ten tijde van de behandeling hij daarin
zekerheid ziet. Bovendien staat de vader van [appellant] eveneens garant voor de betaling van de kosten van de curator voor het geval het bedrag op de rekening niet afdoende zou zijn.
Gelet op het voorgaande kan volgens [appellant] niet anders dan worden geconcludeerd dat [appellant]
aldus niet in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Bovendien heeft [appellant] geen significante achterstanden in zijn huishoudelijke financiën. Ook is de omzet van zijn onderneming ruimschoots voldoende om aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen.
3.3.
De curator heeft in zijn brief van 20 maart 2023 - kort weergegeven - het volgende geschreven. Op dit moment bedragen de preferente schulden € 15.553,86, de concurrente schulden € 34.474,87 en de boedelschulden, bestaande uit het salaris van de curator
€ 10.775,89. De curator is evenwel bereid zijn salaris te matigen tot een bedrag van
€ 9.250,00 inclusief BTW. Voor de boedelkosten bestaat gedeeltelijk zekerheid in de vorm van een saldo op de zakelijke rekening van [appellant] .
Dit saldo bedraagt per heden € 17.916,84.
Met [B.V. 2] is een regeling overeengekomen. De regeling houdt in dat [appellant] een aanbetaling deed op de rekening derdengelden van de advocaat van de [B.V. 2] , mr. Van Zwijndregt.
De totale preferente fiscale schulden bedragen € 13.428,99. Voor een bedrag van
€ 10.268,99 is sprake van een regeling. Voor het overgebleven bedrag van € 3.160,00, waarvoor geen regeling geldt, zou zekerheid moeten bestaan en die bestaat in de vorm van het saldo op de zakelijke rekening van [appellant] ad € 17.916,84.
Het gaat vooralsnog om in totaal negen individuele concurrente schuldeisers. Twee daarvan betreffen de vorderingen van [B.V. 2] . Daarvoor bestaat een betalingsregeling waarmee [B.V. 2] nadrukkelijk akkoord is.
Met Travelcard (€ 3.264,79), Factris Channel S.A. (€ 8.565,84) en Arveco (€ 1.014,12) is
sprake van betalingsregelingen. Een van de concurrent schuldeisers betreft de
Belastingdienst. Het gaat om toeslagschulden voor een bedrag ad € 3.016,00. Dit bedrag zou
moeten kunnen worden voldaan uit het saldo op de zakelijke rekening van [appellant] .
Dan resteren nog de concurrente schuldeisers Achmea (€ 672,06), ASR (€ 983,83) en CJIB
(€ 2.042,95). De vorderingen van deze schuldeisers zouden eveneens (grotendeels) moeten
kunnen worden voldaan vanuit het surplus op de zakelijke rekening van [appellant] .
Het saldo op die zakelijke rekening bedraagt € 17.916,84. Daarop komt in mindering het
(gematigde) salaris curator ad € 9.250,00, de preferente schulden waarvoor geen regeling geldt (€ 3.160,00), de (concurrente) fiscale toeslagschulden (€ 3.016,00) en tot slot de overige
concurrente vorderingen: Achmea (€ 672,06), ASR (€ 983,83) en CJIB (€ 2.042,95)
waarvoor geen regeling geldt. Alsdan is sprake van een
tekortvan € 1.208,00.
Om het hoger beroep niet te frustreren kwam de curator daarom met de advocaat van [appellant] het volgende overeen. Uit het saldo op de zakelijke rekening wordt direct na vernietiging een bedrag van € 8.500,00 voldaan uit hoofde van salaris curator aan de curator. Een bedrag van € 750,00 wordt alsdan door [appellant] uiterlijk 15 april 2023 aan de curator voldaan. De advocaat van [appellant] heeft aangegeven op haar rekening derdengelden nog een bedrag van € 500,00 beschikbaar te hebben voor het kunnen voldoen van de overige schuldeisers waarmee geen regeling werd getroffen. Daarmee, de uitgestelde betaling van een gedeelte van het salaris curator (€ 750,00) en de aanvullende € 500,00 op de rekening derdengelden van de advocaat van [appellant] , totaal derhalve € 1.250,00, zijn er alsnog voldoende middelen beschikbaar om alle regelingen na te komen en tevens alle dan nog openstaande verplichtingen, waaronder het salaris curator, integraal te voldoen.
Voor zover het saldo niet tijdig op de boedelrekening wordt overgemaakt of de bank zulks
hangende het hoger beroep weigert, verklaarde de advocaat van [appellant] dat betaling
van de vorderingen, waaronder het salaris curator, zal plaatsvinden door [appellant] na
vernietiging van het faillissement. De advocaat van [appellant] staat nadrukkelijk voor de betalingen in. Daarmee is door [appellant] naar het oordeel van de curator voldoende zekerheid gegeven en ziet de curator in beginsel geen bezwaar tegen een behandeling buiten aanwezigheid van partijen en, in navolging daarvan, vernietiging van het faillissement.
3.4.
Het hof heeft voorts vastgesteld dat de advocaat van [appellant] de stellingen van de curator zoals hierboven weergegeven in haar emailbericht van 20 maart 2023 op essentialia bevestigt.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Het hof constateert thans dat alle bekende vorderingen zijn voldaan of binnen afzienbare tijd (al dan niet middels overeengekomen betalingsregelingen) kunnen worden voldaan. [B.V. 2] stemt in met vernietiging van het faillissement. Ook de curator staat positief tegenover een vernietiging van het faillissement, hetgeen mede blijkt uit zijn gematigde salarisverzoek. Het hof leidt hieruit af dat [appellant] derhalve niet (langer) verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen.
3.5.2.
Nu niet langer aan alle vereisten voor een faillissement is voldaan, zal het hof het vonnis waarvan beroep en daarmee het faillissement vernietigen. Het hof zal daarbij bepalen dat de kosten van het faillissement ten laste van [appellant] komen, vastgesteld op het door de curator zelf verzochte bedrag als niet weersproken.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2023;
en opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek tot faillietverklaring van [appellant] af;
stelt de verschotten en het salaris (tezamen) van de curator vast op € 9.250,00 inclusief btw, en bepaalt dat dit bedrag ten laste komt van [appellant] en veroordeelt deze zo nodig tot betaling van dit bedrag aan de curator;
verzoekt de griffier van de rechtbank zorg te dragen voor kennisgeving van de uitspraak aan de administratie van de posterijen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, S.M.A.M. Venhuizen en C.M. Molhuysen en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.