ECLI:NL:GHSHE:2023:956

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.298.880_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om eenhoofdig gezag in het belang van het kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2023, gaat het om een verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind te wijzigen naar eenhoofdig gezag. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.F.M. van Swaaij, heeft in hoger beroep het verzoek ingediend, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, als verweerder optreedt. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure. De zaak is een vervolg op een eerdere beschikking van het hof van 17 maart 2022, waarin de ouders zijn aangemoedigd om een hulpverleningstraject te starten. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2023 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders problematisch is, en dat zij zonder hulpverlening of advocaten niet in staat zijn om belangrijke beslissingen over hun kind te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat wijziging van het gezag noodzakelijk is in het belang van het kind. Het hof heeft daarom besloten om het verzoek van de moeder toe te wijzen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten. De beschikking van de rechtbank Limburg is vernietigd voor zover deze het verzoek van de moeder ten aanzien van het gezag heeft afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om de zorgregeling te wijzigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 maart 2023
Zaaknummer: 200.298.880/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/288207 / FA RK 21-449
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.F.M. van Swaaij,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [woonplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
Deze beschikking is een vervolg op de eerdere beschikking van het hof van 17 maart 2022.

5.De beschikking van 17 maart 2022

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders aangegeven dat zij bereid zijn om (opnieuw) te starten met het hulpverleningstraject [hulpverleningstraject] . Het hof heeft de beslissingen over de gezagskwestie en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden in afwachting van bericht van partijen over de uitkomst van het hulpverleningstraject [hulpverleningstraject] .

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Swaaij;
  • de vader, bijgestaan door mr. Ruyters-Stevens;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
  • het eindverslag van [hulpverlening] van 23 september 2022 over het hulpverleningstraject [hulpverleningstraject] , ontvangen door het hof op 18 oktober 2022;
  • de brief van de advocaat van de moeder van 12 oktober 2022;
  • de brief van de advocaat van de vader van 27 oktober 2022.

7.De verdere beoordeling

Ingetrokken
7.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek om de zorgregeling te wijzigen ingetrokken. Dit verzoek behoeft daarom geen bespreking meer en het hof zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek.
7.2.
In hoger beroep ligt voor het (resterende) verzoek van de moeder om de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] te beëindigen en de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag.
Eindverslag [hulpverlening]
7.3.
Uit het eindverslag van [hulpverlening] van 23 september 2022 volgt – samengevat – het volgende. Omdat de vader niet met de moeder in gesprek wenste te gaan, zijn er door [hulpverlening] individuele gesprekken gevoerd met de moeder en de vader. De moeder communiceert op verzoek van de vader alleen per e-mail met hem. Dit verloopt volgens de moeder niet altijd even goed, maar telefonisch contact is voor de vader geen optie. De hulpverleners van [hulpverlening] constateren dat de vader het moeilijk vindt om een compromis te sluiten, hij wijkt niet af van zijn mening. Er lijkt geen overleg mogelijk en de vader heeft zich tijdens één van de gesprekken agressief opgesteld richting de hulpverlening. Het lijkt er op dat de vader de zaken niet goed begrijpt en kan beoordelen, waardoor eenvoudige zaken als het aanvragen van een identiteitsbewijs voor [minderjarige] of het regelen van een toestemmingsverklaring voor een vakantie niet of nauwelijks is te realiseren. Dit lijkt in de toekomst niet te gaan veranderen. Er heeft één gezamenlijk gesprek plaatsgevonden met de moeder en de vader. Dit gesprek is door de vader vroegtijdig beëindigd. Het is partijen niet gelukt om tot een gezamenlijk ouderschapsplan te komen.
Standpunten partijen
7.4.
De moeder voert – samengevat – aan dat de afspraken die partijen tot dusver hebben gemaakt, enkel en alleen tot stand zijn gekomen met tussenkomst van hulpverleners en/of hun advocaten. Zij kunnen echter niet oneindig betrokken blijven. Partijen kunnen zonder tussenkomst van hun advocaten niet met elkaar communiceren en er bestaat een reële dreiging dat [minderjarige] klem of verloren raakt. De moeder heeft er geen vertrouwen in dat partijen in staat zijn om (in de toekomst) samen belangrijke beslissingen over [minderjarige] te nemen. Het gaat om vakanties, schoolkeuzes en medische beslissingen maar ook om acute situaties die zich niet lenen voor overleg per e-mail. In een raadsonderzoek ziet de moeder geen meerwaarde. Zij wijst er op dat de raad in het verleden al onderzoek heeft gedaan en er in de afgelopen jaren verschillende hulpverleningsinstanties betrokken zijn geweest. De moeder geeft desgevraagd aan dat het goed gaat met [minderjarige] en dat zij het leuk vindt bij de vader.
7.5.
De vader voert – samengevat – aan dat de directe communicatie tussen de ouders lastig blijft. Hij wil alleen per e-mail met de moeder communiceren, omdat hij de afspraken graag zwart op wit wil hebben. De vader doet erg zijn best, [minderjarige] is zijn alles, maar communicatie is niet zijn sterkste kant. Hij ontkent dat er sprake is (geweest) van agressief gedrag. De ervaring is dat de vader eerst dwars gaat liggen, maar daarna toch instemt met het verzoek van de moeder en zijn toestemming geeft daar waar dat nodig is. De vader is hierbij regelmatig geholpen door zijn advocaat. Als zijn advocaat niet meer betrokken is, weet de vader nog niet hoe het verder moet. Hij heeft rondgevraagd voor begeleiding, maar deze is niet beschikbaar. De vader voert verder aan dat [minderjarige] niet klem zit tussen de ouders en dat een wijziging van het gezag niet betekent dat partijen niet meer met elkaar moeten communiceren. De vader beaamt dat het goed gaat met [minderjarige] en dat het contact tussen hem en [minderjarige] goed verloopt.
Advies raad
7.6.
De raad adviseert het hof een raadsonderzoek te gelasten. De raad ziet op dit moment geen mogelijkheden om de communicatie tussen de moeder en de vader te verbeteren. Met een raadsonderzoek hoopt de raad hier meer duidelijkheid over te krijgen. De raad ziet een grote bereidheid bij de moeder. Ook ziet de raad een betrokken vader, met beperkte communicatiemogelijkheden. Partijen zijn al zeven jaar gescheiden en in de afgelopen jaren is meerdere vormen van hulpverlening ingezet. Het is echter niet gelukt om de communicatie met de vader te verbeteren. De raad schat in dat het erg lastig gaat worden voor partijen als de advocaten niet meer betrokken zijn. Het kan voor meer rust zorgen als één van de ouders de beslissingen gaat nemen.
Wettelijk kader
7.7.
In artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is opgenomen dat de rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Beslissing hof
7.8.
Partijen zijn al een aantal jaren uit elkaar (in 2016 is de echtscheiding uitgesproken) en vast staat dat het partijen tot op heden niet lukt om zonder de inzet van hulpverlening of (bemiddeling door) hun advocaten beslissingen over [minderjarige] te nemen. Partijen zijn het er over eens dat het goed gaat met [minderjarige] en het hof heeft geen reden om daaraan te twijfelen, maar gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en de veiligheid niet in gevaar brengt. De vader wenst alleen per e-mail met de moeder te communiceren, maar er zullen zich (in de toekomst) wellicht ook (spoedeisende) situaties voordoen die zich niet lenen voor overleg per e-mail. Ook kan de vader niet oneindig terugvallen op zijn advocaat. Met de raad voorziet het hof dat de communicatie tussen partijen (nog) lastiger zal zijn als de vader hierin niet meer wordt bijgestaan door een advocaat of hulpverlener. Het hof is dan ook van oordeel dat wijziging van het gezamenlijk gezag naar het eenhoofdig gezag van de moeder in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Nader onderzoek van de raad acht het hof overigens niet noodzakelijk, nu het hof zich voldoende geïnformeerd acht op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling.
7.9.
Het hof merkt nog op dat de gezagsbeëindiging los staat van het recht op omgang en het recht op informatie van de vader, bijvoorbeeld bij de school van [minderjarige] , en dat het hof er voldoende vertrouwen in heeft dat de moeder zal meewerken om de vader hierbij te blijven betrekken. Het hof gaat ervan uit dat de moeder de school van [minderjarige] zal instrueren om de vader als niet-gezaghebbende ouder de volledige informatie te geven over [minderjarige] .
7.10.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten alsnog toewijzen.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , van 2 juni 2021, voor zover de rechtbank het verzoek van de moeder ten aanzien van het gezag heeft afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , voortaan alleen aan de moeder toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek om de zorgregeling te wijzigen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en A.C. van den Boogaard en is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.