In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van de gezamenlijke voogdij over drie minderjarige kinderen na een echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de gezamenlijke voogdij heeft beëindigd en het gezag over de kinderen aan de vrouw heeft toegewezen. De man heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen, terwijl de vrouw de beslissing van de rechtbank wenst te handhaven.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2023, waarbij zowel de man als de vrouw, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was ook vertegenwoordigd. Tijdens de behandeling hebben de minderjarige kinderen hun mening kenbaar gemaakt, wat door het hof is meegenomen in de beoordeling. De man heeft aangegeven dat hij de wens van de jongste minderjarige, [minderjarige 2], om geen contact met hem te hebben, respecteert en heeft zijn verzoek tot voogdij over haar ingetrokken.
Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de man en de vrouw gebrekkig is en dat zij niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over de kinderen. Dit gebrek aan samenwerking en de onveilige situatie die is ontstaan na een geweldsincident, heeft geleid tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw alleen het gezag over hen uitoefent. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.