ECLI:NL:GHSHE:2023:952

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.313.129_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling na gewijzigde omstandigheden tussen ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is vastgesteld. De moeder verzoekt om wijziging van deze regeling, omdat zij van mening is dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De vader is het hier niet mee eens. De kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], zijn geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader, die in 2018 is beëindigd. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader onder begeleiding van een gecertificeerde instelling omgang had met de kinderen. De moeder stelt dat de huidige regeling niet meer in het belang van de kinderen is, omdat er vervelende voorvallen zijn geweest tijdens de omgang. De vader betwist deze claims en stelt dat de omgangsregeling moet blijven zoals deze is afgesproken.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de mening van de minderjarige [minderjarige 1] gehoord, die zijn zorgen heeft geuit in een brief. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om een kortdurend hulpverleningstraject in te zetten, zoals een Begeleide Omgangsregeling (BOR). Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de omgangsregeling moet worden aangepast. Wel wordt er een BOR-traject opgelegd om de omgang tussen de vader en de kinderen te verbeteren. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 maart 2023
Zaaknummer: 200.313.129/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/292501 / FA RK 21-1975
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een voor het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.H.M. Verstraten,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente Venlo,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Q.J. van Riet.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011;
  • [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De moeder en de vader zijn bij de rechtbank een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen overeengekomen. De moeder stelt in hoger beroep dat deze regeling moet worden aangepast omdat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De vader is het daar niet mee eens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond , van 20 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 13 juli 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen – uitvoerbaar bij voorraad – dat de omgang tussen de vader en de kinderen onder begeleiding van de hulpverlening zal plaatsvinden op woensdagmiddag van 14.30 uur tot 18.00 uur. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 30 augustus 2022, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Verstraten;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Riet;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die bij het hof is ontvangen op 28 december 2022. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brief voorgelezen, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 juli 2021.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder heeft alleen het gezag over de kinderen. De relatie tussen partijen is in 2018 beëindigd.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank van 5 november 2020 is een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld, die inhoudt dat de omgang tussen de vader en de
kinderen onder begeleiding plaatsvindt, waarbij de invulling van de begeleide omgangsregeling wordt overgelaten aan de gecertificeerde instelling (Gl) en onder regie van de GI kan worden uitgebreid.
3.3.
Bij tussenbeschikking van de rechtbank van 13 augustus 2021 heeft de rechtbank de bij beschikking van 5 november 2020 bepaalde omgangsregeling gewijzigd en – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de kinderen voorlopig eenmaal per week omgang hebben met de vader op woensdag van 14:30 tot 18:00 uur, deels begeleid door [instelling 1] , waarbij deze regeling onder regie van de Gl kan worden uitgebreid.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een definitieve omgangsregeling. De rechtbank heeft – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de kinderen iedere woensdagmiddag van 14:30 uur tot 18:00 uur bij de vader verblijven. Daarnaast zal elk weekend één van de kinderen van zaterdagavond tot zondagmiddag bij de vader verblijven. De proceskosten zijn gecompenseerd.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De moeder voert – samengevat – aan dat de huidige omgangsregeling niet langer in het belang is van de kinderen en daarom moet worden gewijzigd. Partijen hebben destijds samen afspraken gemaakt over de omgangsregeling, maar nadien zijn er tijdens de omgangsmomenten bij de vader een aantal vervelende voorvallen geweest. De vader belast de kinderen met zijn eigen problematiek rondom zijn gezondheid. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hier last van en vinden het moeilijk om naar de vader te gaan. De moeder heeft hierover overleg gehad met de speltherapeut van de kinderen. De kinderen leren bij de speltherapie hoe om te gaan met bepaalde situaties. De vader doet de dingen op zijn eigen manier. Dat ontregelt de kinderen en het is voor hen lastig om hiermee om te gaan. De moeder voert aan dat de omgang niet langer onbegeleid kan plaatsvinden en niet in het weekend, omdat dit teveel is voor de kinderen. Er zijn met name zorgen over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en het [instelling 2] ( [instelling 2] ) is betrokken. Er moet wel contact plaatsvinden tussen de vader en de kinderen, maar dan onder begeleiding van bijvoorbeeld [instelling 1] . De moeder heeft hiervoor [instelling 1] benaderd, maar deze organisatie geeft aan een beschikking van het hof nodig te hebben voordat begeleiding bij de omgang kan worden ingezet. De moeder staat achter het voorstel van de raad om een Begeleide Omgangsregeling (BOR) in te zetten.
3.7.
De vader voert – samengevat – aan dat er geen redenen zijn om af te wijken van de overeengekomen omgangsregeling. Het verzoek van de moeder is onvoldoende onderbouwd. De moeder heeft alleen een e-mail van de speltherapeut van 13 juni 2022 ingebracht, die dateert van vóór de bestreden beschikking. De omgang vindt al heel lang onbegeleid plaats en de vader betwist dat er tijdens de omgangsmomenten zulke ernstige voorvallen hebben plaatsgevonden, dat de omgang uitsluitend onder begeleiding moet plaatsvinden. De vader is tijdens een van de telefonische gesprekken met de moeder en in het bijzijn van de kinderen ongelofelijk ziek geworden en hij heeft getwijfeld over de noodzaak om een ambulance te bellen. De vader bleek later een longontsteking te hebben. De moeder heeft deze eenmalige gebeurtenis heel groot gemaakt en ten onrechte gesteld dat de vader de kinderen belast met zijn gezondheidsklachten. De vader voert aan dat de moeder moeite heeft met loslaten en zij denkt geen controle meer te hebben als de omgang tussen de kinderen en de vader onbegeleid is. Deze houding is niet in het belang van de kinderen, want zij moeten en mogen ervaren dat het ook bij de vader een veilige omgeving is. De vader ziet de kinderen nu alleen op zondag bij de moeder thuis. Hij is bereid om mee te werken aan hulpverlening en/of betrokken te worden bij speltherapie, maar een BOR, zoals de raad voorstelt, acht de vader niet nodig. Als (één van) de kinderen niet bij hem willen slapen op zaterdag, vindt de vader dat geen probleem en ze mogen ook onderling ruilen/wisselen. Met name [minderjarige 1] komt graag bij hem over de vloer.
Advies van de raad
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om een kortdurend hulpverleningstraject in te zetten, bijvoorbeeld een BOR. Dit kan helpen om de moeder (weer) vertrouwen en de vader eventueel handvatten te geven hoe om te gaan met de (problematiek van de) kinderen, met name met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De raad vindt dat er zo snel mogelijk moet worden toegewerkt naar de omgangsregeling zoals partijen die eerder zijn overeengekomen.
Overwegingen hof
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing over de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.9.2.
In de bestreden beschikking is vastgelegd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een omgangsregeling, inhoudende dat de kinderen iedere woensdagmiddag van 14:30 uur tot 18:00 uur bij de vader verblijven en dat daarnaast elk weekend één van de kinderen van zaterdagavond tot zondagmiddag bij de vader zal verblijven. Partijen zijn aan deze regeling gehouden, tenzij nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De moeder vindt dat hiervan sprake is, de vader vindt van niet. Het hof is van oordeel dat door de moeder onvoldoende is gesteld om de eerder overeengekomen omgangsregeling te wijzigen. Zij heeft haar verzoek onvoldoende onderbouwd. De moeder heeft een niet recente e-mail van de speltherapeut overgelegd. Deze e-mail dateert van 13 juni 2022 en nadien zijn partijen de eerder genoemde omgangsregeling overeengekomen. Er zijn geen andere stukken door de moeder overgelegd.
3.9.3.
Het hof is van oordeel dat niet gebleken is dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de door partijen bij de rechtbank overeengekomen omgangsregeling moet worden gewijzigd naar een begeleide omgangsregeling. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is het hof evenwel gebleken dat er strubbelingen zijn (geweest) bij de omgang van de kinderen bij de vader. Partijen zijn het er over eens dat de huidige situatie, waarbij de vader de kinderen op zondag ziet in het bijzijn van de moeder, onwenselijk is en zorgt voor wrijving tussen hen. Gelet hierop zal het hof overeenkomstig het advies van de raad partijen in deze beschikking voor de duur van twee maanden verwijzen naar een traject bij [instelling 1] (een zogenoemd BOR II-traject). De invulling van het traject wordt overgelaten aan [instelling 1] . Het doel is om binnen deze twee maanden het contact tussen de vader en de kinderen, voor zover nodig, weer op te bouwen naar de omgangsregeling zoals is opgenomen in de bestreden beschikking, de verhouding en het vertrouwen tussen partijen te verbeteren en de vader te voorzien van handvatten hoe om te gaan met de (problematiek van de) kinderen. Het hof gaat er vanuit dat nadat het BOR-traject is doorlopen, de overeengekomen omgangsregeling weer wordt nagekomen.
3.9.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en het verzoek van de moeder om de omgangsregeling te wijzigen afwijzen.
3.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de familierechtelijke aard van de zaak.

4.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de vader en de kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar in het kader van de module Begeleide Omgangsregeling (BOR) niveau 2 van [instelling 1] gedurende twee maanden, waarbij de invulling van het BOR-traject wordt overgelaten aan [instelling 1] , en na afloop van het BOR-traject de omgangsregeling zoals is opgenomen in de bestreden beschikking weer wordt uitgevoerd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond , van 20 juni 2022;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. van den Boogaard, C.D.M. Lamers en
E.P. de Beij en is op 23 maart 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. E.P. de Beij in tegenwoordigheid van de griffier.