ECLI:NL:GHSHE:2023:949

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
20-001444-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een woninginbraakzaak met diefstal van een horloge

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal van een horloge, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep en in eerste aanleg herzien en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit wel degelijk heeft begaan. De verdachte heeft in de periode van 27 juli 2021 tot en met 1 augustus 2021 ingebroken in een woning in Fijnaart, gemeente Moerdijk, en daarbij een horloge weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat er een DNA-spoor is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van de verdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van de diefstal. De verdediging heeft aangevoerd dat het bloedspoor niet als daderspoor kan worden beschouwd, maar het hof heeft dit verweer verworpen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001444-22
Uitspraak : 21 maart 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-138631-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
BRP adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dier zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van het bewijs komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2021 tot en met 1 augustus 2021 te Fijnaart, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen horloge/goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 27 juli 2021 tot en met 1 augustus 2021 te Fijnaart, gemeente Moerdijk, een horloge dat aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen horloge onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting primair vrijspraak bepleit. Daartoe is – op gronden als nader in de pleitnota verwoord – aangevoerd dat, gelet op het proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 2 augustus 2021 niet kan worden vastgesteld dat het veiliggestelde bloedspoor een daderspoor betreft. Immers is niet vast te stellen waar het bloedspoor is veiliggesteld. Zo wordt op pagina 19 in het dossier geverbaliseerd dat het bloed linksonder aan de buitenzijde van de ruit is aangetroffen en veiliggesteld, en wordt op pagina 20 ten aanzien van hetzelfde SIN-nummer als plaats van veiligstellen van het spoor ‘buitenzijde/ruit rechtsonder’ vermeld. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek is daarom op een essentieel onderdeel tegenstrijdig, op grond waarvan niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat ten aanzien van het betreffende SIN-nummer sprake is van een daderspoor. Tot slot is het spoor kennelijk aan de buitenzijde van de ruit en niet aan de binnenzijde aangetroffen.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Vaststellingen uit de gebezigde bewijsmiddelen
Uit de vorenbedoelde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat in de periode 27 juli 2021 tot en met 1 augustus 2021 is ingebroken in de woning van [benadeelde 2] aan [adres 2] , gemeente Moerdijk. [benadeelde 2] was op 27 juli 2021 op vakantie gegaan. Toen zijn dochter op 1 augustus 2021 bij de woning kwam bleek te zijn ingebroken. Zij zag dat het glas van de ruit aan de achterzijde van de woning was verbroken en dat de gehele woning was doorzocht, overal stonden laatjes open. Op de ruit zat bloed . Dit bloed werd bemonsterd en dit monster is onderzocht. [benadeelde 2] heeft aan de politie medegedeeld dat een horloge was gestolen uit de woning en dat de schade aan het kozijn een bedrag van € 6.000,- beliep omdat het kozijn zo beschadigd was dat dit in zijn geheel moest worden vervangen.
Het NFI heeft uit het bemonsterde spoor een DNA-profiel verkregen en heeft dit opgenomen in de DNA-databank, waarna het is vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een overeenkomst gevonden tussen het DNA-profiel aangetroffen in het bloed en een eerder opgenomen DNA-profiel van de verdachte. Het NFI heeft vastgesteld dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het verkregen DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
DNA-spoor is daderspoor
In het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) staat beschreven dat, als in het proces-verbaal wordt gesproken over links, rechts, voor of achter, dit gezien is vanuit de voorzijde van de woning kijkende in de richting van de achterzijde van de woning, tenzij anders omschreven. Verbalisant [verbalisant] , die het onderzoek heeft gedaan, heeft geverbaliseerd dat hij zag dat een deel van de raamstijl was afgebroken. Op het afgebroken houten deel werd door hem een werktuigspoor van vermoedelijk een breekijzer aangetroffen. Hij zag tevens dat het dubbel glas van deze ruiten in het raam vernield was. De glasdelen van de rechts onder gesitueerde ruit waren nagenoeg geheel uit de sponning verwijderd. Hij zag dat door middel van inklimming via de ruit de woning was betreden (geschatte opening was ongeveer veertig centimeter bij vijftig centimeter). Op de vernielde ruit – naar het hof begrijpt
kijkend in de richting van de achterzijde van de woning– werd door de verbalisant linksonder aan de buitenkant van het raam bloed aangetroffen en veiliggesteld (SIN: AANE6412NL). Het hof gaat er, gelet op de stelling dat – tenzij anders vermeld – gekeken wordt vanaf de voorzijde van de woning kijkende in de richting van de achterzijde van woning, van uit dat het spoor op het linker raam, linksonder in de hoek is aangetroffen zoals vermeld op pagina 19.
Vervolgens is dit bloedspoor veiliggesteld. Nu dit bloedspoor aan de buitenzijde zat begrijpt het hof de vaststelling op pagina 20 zo dat de verbalisant van buitenaf, en dus in tegenovergestelde richting kijkend, het spoor heeft veiliggesteld. Dat betekent dat het bloedspoor,
kijkend in de richting van de voorzijde van de woning,rechtsonder van de ruit is veiliggesteld. Het voorgaande in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat de plaats van het veiligstellen van het bloedspoor voldoende duidelijk is. Daar komt bij dat uit het proces-verbaal blijkt dat er slechts één ruit van de woning is vernield. Voor het hof is aldus genoegzaam vast komen te staan dat het bloedspoor afkomstig is van die ene vernielde ruit.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat het bloedspoor aan de buitenzijde en niet aan de binnenzijde van de ruit is aangetroffen en aldus – naar het hof begrijpt – geen daderspoor kan zijn, overweegt het hof dat het bloedspoor is aangetroffen op de ruit die is gebroken en waar de opening zich bevindt waardoor de dader het huis heeft betreden. Uit de vorenbedoelde bewijsmiddelen concludeert het hof dat de dader bij het vernielen van de ruit dan wel bij het inklimmen van de woning door die ruit een bloedende wond moet hebben opgelopen. Dit brengt mee dat het bloedspoor dat op het raam is achtergelaten bij gelegenheid van het forceren van het raam en het inklimmen van het gat in het raam is ontstaan, en dus ter gelegenheid van de inbraak. Het betreft derhalve in de visie van het hof een daderspoor.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting heeft de verdediging subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd in die zin dat een lagere straf moet worden opgelegd dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Daartoe is aangevoerd – samengevat – dat het van belang is dat de verdachte, die thans uit andere hoofde gedetineerd is, zijn leven weer op kan pakken en aan het werk kan gaan als hij vrijkomt. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het tijdsverloop, dat niet te wijten valt aan de verdediging, moet worden verdisconteerd in de op te leggen straf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarbij heeft hij een horloge weggenomen en heeft hij grote schade toegebracht aan de woning. Daar komt bij dat inbraken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de samenleving in het algemeen kunnen veroorzaken. De verdachte heeft zich van dat alles niets aangetrokken en heeft kennelijk enkel gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin.
Het hof heeft bij de straftoemeting meegewogen dat de verdachte, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2023, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, voorafgaand aan het bewezenverklaarde veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke delicten.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die door zijn raadsvrouw op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht en in het tijdsverloop geen aanleiding daarvan af te zien, dan wel deze te matigen.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen, griffier,
en op 21 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.