ECLI:NL:GHSHE:2023:91

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
200.305.929_01 H (afwijzing)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot verbetering van een eerder eindarrest in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2023 uitspraak gedaan over verzoeken tot verbetering van een eerder eindarrest, gewezen op 22 november 2022. De zaak betreft een hoger beroep waarin de appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.G.A. Spoormans, een verzoek indiende om de proceskostenveroordeling in het eindarrest te herzien. De appellante betoogde dat er een kennelijke fout was gemaakt in de begroting van de salariskosten van de advocaat, omdat het verkeerde tarief was toegepast. De appellante verzocht om de salariskosten te wijzigen naar een lager bedrag.

De geïntimeerden, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Bakker, stelden daarentegen dat er geen sprake was van een kennelijke fout en dat het toegepaste tarief correct was. Zij wezen erop dat de salariskosten bij een vordering van onbepaalde waarde in beginsel op basis van tarief II worden bepaald, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor een ander tarief. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat er geen sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was. Het hof handhaafde de eerdere beslissing over de proceskostenveroordeling en wees de verzoeken tot verbetering af.

De uitspraak van het hof bevestigt dat de proceskostenveroordeling van € 9.834,= aan salaris advocaat, zoals eerder vastgesteld, niet gewijzigd zal worden. Het hof heeft de verzoeken tot verbetering van het eindarrest afgewezen, wat betekent dat de eerdere beslissing in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.305.929/01
arrest van 17 januari 2023 op een verzoek tot VERBETERING in de zin van artikel 31 Rv van het arrest, gewezen op 22 november 2022
in de procedure in hoger beroep die bij dit hof aanhangig is geweest tussen
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. H.G.A. Spoormans te Breda,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna: [geïntimeerde 1] respectievelijk [geïntimeerde 2],
advocaat: mr. J.J. Bakker te Amsterdam.

10.Overwegingen

10.1
Het op 22 november 2022 tussen partijen gewezen eindarrest bevat in het dictum de volgende proceskostenveroordeling:
“veroordeelt [appellante] in de proceskosten van dit hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] op € 338,= aan griffierecht en op
€ 9.834,= aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;”
10.2
Bij brief van 2 december 2022 is namens [appellante] -kort gezegd- geschreven dat het hof daarbij een kennelijke fout heeft gemaakt. [appellante] betoogt dat de salariskosten onjuist zijn begroot:
primairomdat tarief V is toegepast, terwijl op de ingestelde vordering van onbepaalde waarde (net als in eerste aanleg en voor het griffierecht) tarief II (ad € 563,= per punt) had moeten worden toegepast;
subsidiairomdat bij toepassing van tarief V ten onrechte niet € 1.770,= per punt is gehanteerd. [appellante] verzoekt om de salariskosten in het dictum te wijzigen en te begroten op
primair€ 1.689,= dan wel
subsidiair€ 5.310,=.
10.3
Bij brief van 21 december 2022 is namens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] -verkort weergegeven- geschreven dat geen sprake is van de door [appellante] bedoelde kennelijke fout. Volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] worden de salariskosten bij een vordering van onbepaalde waarde in beginsel bepaald op basis van tarief II, tenzij duidelijke aanwijzingen bestaan dat de zaak onder een ander tarief valt. Op basis van de aan chalet 217 toe te kennen waarde van
€ 108.375,= is hier volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] terecht tarief V toegepast. Voor het geval het hof alsnog tarief II mocht gaan toepassen, wijzen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] er op dat het tarief (in eerste aanleg € 563,= maar) in beroep € 1.114,= per punt bedraagt, met een maximum van 3 punten. Volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] is wel een kennelijke fout gemaakt door de salariskosten te begroten op basis van (niet 4 maar) slechts 3 punten bij het in beroep geldende tarief V van
€ 3.278,= per punt. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] verzoeken een dienovereenkomstige aanpassing van de proceskostenveroordeling.
10.4
Het hof overweegt dat geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Het bedrag van de te liquideren salariskosten van de advocaat is in beginsel afhankelijk van de verrichte werkzaamheden en van het belang van de zaak. Zoals het hof met betrekking tot het belang van de zaak in eindarrest rov. 8.30 al heeft toegelicht, is nadrukkelijk:
“(…) daarbij vanwege de aan chalet [nummer] toe te kennen waarde (1/8e deel van
€ 860.000,= volgens het bij de toedeling gehanteerde taxatierapport) tarief V
(een geldelijk belang tussen € 98.000,= en € 195.000,=) (…)”
toegepast. Mede gezien die nadrukkelijke beslissing, heeft het hof in het licht van de verrichte werkzaamheden aanleiding gezien om aan salaris advocaat uiteindelijk niet meer dan € 9.834,= toe te kennen.
10.5
Nu ook het door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gedane verzoek tot verbetering wordt afgewezen, behoeft [appellante] niet de gelegenheid te worden geboden om daarop eerst nog te antwoorden. Het hof concludeert dat de beide verzoeken tot verbetering van het gewezen eindarrest moeten worden afgewezen. Het hof beslist als volgt.

11.De uitspraak

Het hof:
wijst de verzoeken tot verbetering van het op 22 november 2022 gewezen eindarrest af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en M.R. van Zanten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 januari 2023.
griffier rolraadsheer