ECLI:NL:GHSHE:2023:903

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
20-000638-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling met geldboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte is veroordeeld voor mishandeling. De politierechter had op 8 maart 2022 een strafbeschikking vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleitte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een verbetering en aanvulling van de gronden. Het hof heeft de bewijsmiddelen die aan de beslissing van de politierechter ten grondslag lagen, integraal vervangen door nieuwe bewijsmiddelen en een bewijsoverweging opgenomen. De zaak betreft een incident op 24 juni 2020, waarbij de verdachte de aangever van zijn fiets heeft geduwd, wat leidde tot letsel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet in een noodweersituatie verkeerde en dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de verbeteringen in de bewijsvoering.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000638-22
Uitspraak : 13 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 8 maart 2022, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, met parketnummer
01-179605-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de eerder aan de verdachte uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd, het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘mishandeling’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep – zo begrijpt het hof – integraal zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met een verbetering en aanvulling van de gronden waarop dit berust. Het hof verbetert het vonnis in die zin dat de bewijsmiddelen, waarop de beslissing van de politierechter is gegrond dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, integraal worden vervangen door de hierna genoemde bewijsmiddelen. Het hof zal tevens een bewijsoverweging opnemen. De bewezenverklaring komt aldus te berusten op de hierna opgenomen bewijsmiddelen en bewijsoverweging, in onderling verband en samenhang beschouwd.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, registratienummer PL2100-2020140962, gesloten d.d. 30 juni 2020, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-33. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2020, dossierpagina’s 3-4, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Dossierpagina 3
Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en/of letsel. Ik verklaar u hierover verder het volgende.
Op 24 juni 2020 omstreeks 18.10 uur fietste ik met 3 vrienden over de Vijverbosweg in Vught. We hadden gezwommen bij de Ijzeren Man en waren onderweg naar huis. Wij fietsten 2 aan 2 over de fietsstrook in de richting van de Esscheweg. Ik fietste voorop aan de binnenzijde. Mijn vriend [getuige 1] fietste aan de buitenzijde. Er kwam ons op dat moment een man tegemoet lopen. De man liep aan onze zijde van de weg, over de fietsstrook. Dat was ter hoogte van de Wielewaal. Het fietspad is daar over enkele meters door een verhoging gescheiden van de rijbaan. De verhoging is zo hoog als een stoeprand.
Ik zag dat de man over de fietsstrook bleef lopen. Om de man voorbij te laten ben ik wat meer naar links gaan fietsen. Door de verhoging konden [getuige 1] en ik niet verder naar links. Op het moment dat wij de man passeerden, gaf hij mij ineens een harde duw. Uit het niets. Hij duwde hard tegen mijn rechter bovenarm. Hij duwde mij richting de rijbaan. Door de duw viel ik tegen [getuige 1] en wij vielen daardoor samen op de grond. We vielen over/op de verhoging en kwamen deels op het wegdek terecht. De man was heel kwaad en riep vervolgens heel hard: "
En de volgende keer uitkijken!" Daarna liep hij door.
Dossierpagina 4
Ik moest van de schrik, maar ook door de pijn heel hard huilen. Door de val heb ik letsel opgelopen aan mijn been. Mijn teen is bebloed en ik heb enkele schrammen en schaafwonden op mijn been en arm. Ik vind het echt niet normaal wat hij deed. Ik heb de man ruimte gegevens en hij duwde uit het niets. Ik hen heel erg geschrokken.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 juni 2020, dossierpagina’s 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Dossierpagina 11
Op 24 juni 2020 reed ik omstreeks 18.05 uur in mijn personenauto op de Vijverbosweg te Vught. Ik zag daar dat er een jongen op de grond lag en dat er een groepje jongeren omheen stond. Ik heb mijn personenauto langs de weg gezet en ben naar de jongeren toe gelopen. Ik hoorde een van de jongeren tegen mij zeggen dat een man die 50 meter van hun vandaan stond, hem zomaar van de fiets geduwd had, waardoor hij op de grond was gevallen. De man had nog tegen de jongeren geroepen dat ze daar niet mochten fietsen.
Ik zag dat de jongen een bebloede teen had en wat schaafwonden. Ik vroeg aan het jongetje hoe oud hij was. Hij vertelde mij dat hij elf jaar was. Ik vond het niet normaal wat er was gebeurd. Ik ben direct achter de man aangelopen en heb ondertussen de politie gebeld.
Ik zag dat de man de kruising van de N65 overstak en daarna de Eikenlaan in liep. Ik had ondertussen de politie aan de telefoon om mijn positie door te geven. Uiteindelijk zag ik de politie op de Bréautélaan en daar zag ik dat zij
(het hof begrijpt: de politie)de man aanspraken.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2020, dossierpagina’s 19-20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Dossierpagina 19
Op woensdag 24 juni 2020, omstreeks 18.10 uur, kregen wij de melding van het
gemeenschappelijk meldcentrum 's-Hertogenbosch te gaan naar de Vijverbosweg te Vught.
Op de hoek bij de Bréautélaan zagen wij verdachte lopen die voldeed aan het signalement. Ik hoorde melder middels de telefoon zeggen dat dit de verdachte betrof. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan de verdachte wat er net
gebeurd was met de kinderen op de Vijverbosweg. Ik hoorde dat verdachte zei dat een
kind op hem afgefietst kwam. Hierop maakte verdachte een beweging. Hij kruiste zijn armen op zijn borst en draaide zijn schouder in.
4.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof, d.d. 27 februari 2023, voor zover inhoudende:
Op 24 juni 2020 wandelde ik omstreeks 18.00 uur op het fietspad van de Vijverbosweg in Vught. Ik liep richting de IJzeren Man. Ik zag dat een groepje fietsers in mijn richting kwam gefietst.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en voerde daartoe in de kern aan dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld en voor zover van een duwachtige beweging sprake zou zijn geweest, dan heeft de verdachte gehandeld uit noodweer.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen heeft het hof de overtuiging bekomen dat de verdachte aangever [slachtoffer] op 24 juni 2020 met een harde duw van zijn fiets heeft geduwd waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen.
Het hof merkt daar in het bijzonder bij op dat de verdachte en het slachtoffer zich in een verkeerssituatie bevonden waarbij zij beiden, als weggebruikers van de openbare weg, rekening met elkaar dienden te houden. Op de locatie van het incident aan de Vijverbosweg was immers geen voetpad aanwezig waardoor voetgangers, zoals de verdachte, moesten uitwijken naar het fietspad. Slachtoffer [slachtoffer] , die zich naast een andere fietser op het fietspad bevond, heeft rekening gehouden met de hem tegemoetkomende verdachte door, zo ver als mogelijk, links te gaan rijden op het fietspad met zijn fiets. De ruimte was evenwel beperkt door een ter plaatse aanwezige verhoging die het fietspad scheidde van de rijbaan. De verdachte hield in diezelfde situatie evenwel geen rekening met [slachtoffer] , terwijl daarvoor wel de ruimte en gelegenheid was. De verdachte is op zijn beurt niet uitgeweken naar de berm die naast het fietspad lag. Niet omdat het niet kon, maar omdat de verdachte dat niet wilde. In zijn ogen moest de fietser voor hem wijken. Het gevolg hiervan was een confrontatie waarbij de verdachte die [slachtoffer] van zijn fiets heeft geduwd en [slachtoffer] ten val kwam en pijn en letsel opliep.
Voorts is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte zich bevond in een noodweersituatie. Niet gebleken is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor noch dat de verdachte niet anders kon dan zichzelf verdedigen zoals hij heeft gedaan door het duwen van aangever. Dat aangever op de verdachte is ingereden blijkt uit geen van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, terwijl het dossier bevestigt dat de verdachte zich de hele tijd op het fietspad heeft begeven.
De zelf geconcipieerde video van verdachte zoals getoond ter terechtzitting maakt dat niet anders en is allerminst overtuigend dat het daarin geschetste beeld overeenstemt met de situatie en de deelnemers op 24 juni 2020. Bovendien had de verdachte, voor zover aangever op hem ingereden zou zijn, waarvan het hof -anders dan het betoog van de verdachte- niet is gebleken, anders kunnen handelen door uit te wijken naar de berm of zich simpelweg te weerhouden van het geven van een harde duw aan die [slachtoffer] . Dat een en ander per ongeluk zou zijn geschied, acht het hof overigens evenmin aannemelijk, getuige de agressieve uitlatingen die de verdachte aan [slachtoffer] adresseerde nadat laatstgenoemde viel en getuige verdachtes gedrag, dat hieruit bestond dat de verdachte na de duw en de daaropvolgende valpartij en verbaal agressieve uitlatingen zijn weg vervolgde zonder zich maar ook enig moment om het lot van [slachtoffer] te bekommeren.
Het hof acht, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer] heeft begaan.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 13 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Lavrijssen en mr. Van Capelle voornoemd zijn niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.