In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de verlenging van een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007, die momenteel verblijft in een gesloten jeugdzorginstelling. De minderjarige, aangeduid als [de minderjarige], heeft in hoger beroep verzocht om de eerder verleende machtiging te verkorten, die door de rechtbank Zeeland-West-Brabant was vastgesteld op zes maanden, van 1 januari 2023 tot 1 juli 2023. De minderjarige is van mening dat de termijn te lang is en vraagt om een tussentijdse toetsing van haar situatie.
De zaak is ontstaan na een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin de machtiging voor gesloten jeugdzorg werd verleend. De minderjarige heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de machtiging tot de gesloten plaatsing heeft verleend tot 1 juni 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2023 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de minderjarige, haar ouders, en vertegenwoordigers van de jeugdzorginstelling. De ouders steunen de wens van de minderjarige om in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij de minderjarige, die een gesloten plaatsing noodzakelijk maken. De ouders en de betrokken instellingen zijn het erover eens dat de huidige situatie van de minderjarige niet toelaat dat zij binnen zes maanden weer thuis kan wonen. Het hof heeft de argumenten van de minderjarige en het college van burgemeester en wethouders afgewogen en geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging voor zes maanden gerechtvaardigd is. De beslissing van de rechtbank is dan ook bekrachtigd, waarbij het hof benadrukt dat er geen aanleiding is voor een kortere termijn of tussentijdse toetsing.