ECLI:NL:GHSHE:2023:875

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
200.320.945_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 11 mei 2023. De moeder stelde dat de zorgregeling goed verliep en dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde had. De vader, verweerster in hoger beroep, betwistte dit en voerde aan dat de moeder niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in haar hoger beroep, omdat zij geen nieuwe omstandigheden had aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2023 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals de vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 11 februari 2021 onder toezicht staan en dat de GI, het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het hof concludeerde dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders en de niet-naleving van de zorgregeling door de moeder.

Het hof heeft de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling bevestigd en geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de kinderen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de conflicten tussen de ouders. De beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling te verlengen is bekrachtigd, waarbij het hof benadrukte dat andere middelen om de bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen af te wenden, hebben gefaald. De zaak illustreert de complexiteit van gezinsconflicten en de noodzaak van juridische bescherming voor kwetsbare minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 16 maart 2023
Zaaknummer : 200.320.945/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/399695 / JE RK 22-1256
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , gemeente Reimerswaal ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.R. Klaver,
tegen
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
Deze zaak gaat over de volgende kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
[de vader] ,wonende te [woonplaats vader] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.E. van der Poel.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 4 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 4 januari 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen in dier voege dat alsnog niet wordt besloten tot verlenging van de ondertoezichtstelling en dat derhalve de ondertoezichtstelling als beëindigd dient te worden beschouwd.
2.2.
De GI heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 31 maart 2023, heeft de vader verzocht:
primair: de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar tegen de bestreden beschikking ingestelde hoger beroep;
subsidiair: de door de moeder tegen de bestreden beschikking aangevoerde grieven af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Klaver;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de vader, bijgestaan door mr. Van der Poel,
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] (als toehoorder).
Tijdens de mondelinge behandeling is gelijktijdig behandeld het hoger beroep ingesteld namens de moeder inzake de zorgregeling (kenmerk 200.320.955/01). In die zaak wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 4 oktober 2022;
  • de brief van de GI van 10 februari 2023 met bijlagen, ontvangen op 14 februari 2023.
2.7.
In verband met de samenhang en gelijktijdige behandeling van onderhavige zaak met de hierboven genoemde zaak inzake de zorgregeling (kenmerk 200.320.955/01) hebben partijen ter mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de stukken overgelegd in de ene zaak ook als overgelegd in de andere zaak mogen worden beschouwd.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2.
De kinderen staan sinds 11 februari 2021 onder toezicht. Aanvankelijk was de gecertificeerde instelling [instelling] belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Bij beschikking van 1 augustus 2021 is [instelling] vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering en vanaf dat moment is laatstgenoemde GI belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
De omvang van het geschil
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 11 mei 2023.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, -samengevat- het volgende aan. Er is niet voldaan aan de wettelijke criteria voor verlening van de ondertoezichtstelling. De zorgregeling verloopt goed en geeft de kinderen duidelijkheid en stabiliteit. De ondertoezichtstelling biedt geen toegevoegde waarde. Er is geen sprake geweest van stevige regievoering vanuit de GI, hetgeen de situatie ook niet heeft verbeterd. De ouders zijn in staat opvoedingsverantwoordelijkheden waar te maken, zulks in het belang van de kinderen. De moeder heeft aanvankelijk niet toegestaan dat de GI verdere gesprekken voert met de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder voor deze gesprekken alsnog haar toestemming gegeven. De moeder heeft eerder de GI op afstand gehouden maar zal nu zelf ook met de GI in gesprek gaan.
3.6.
De GI voert in haar brief van 10 februari 2023 en zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling -samengevat- het volgende aan. De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen en de strijd tussen de ouders zijn onverminderd aanwezig. Het lukt de ouders niet om tot afspraken te komen over bijvoorbeeld de zorgregeling en praktische zaken. Daarnaast lukt het de ouders onvoldoende om de daadwerkelijke belangen van de kinderen voorop te stellen. De kinderen hebben hier last van.
Sinds de beschikking van 23 november 2022, waarin de zorgregeling is bepaald, is er sprake van onrust en ruis over de uitvoering van deze zorgregeling. Deze zorgregeling wordt niet nageleefd en het lukt de ouders niet om hierover afspraken te maken. [minderjarige 1] heeft hier last van en heeft hierover gesproken met de schoolmaatschappelijk werker. De kinderen zijn daarnaast op de hoogte van het hoger beroep dat de moeder heeft ingesteld tegen deze zorgregeling. Er moet duidelijkheid komen voor de kinderen. Op 16 februari 2023 heeft een gesprek met de kinderen geen doorgang kunnen vinden omdat de moeder hiervoor geen toestemming gaf vanwege partijdigheid, belangenverstrengeling en een gebrek aan vertrouwen.
De GI heeft sinds december stevig regie moeten voeren, ook door het sturen van een schriftelijke aanwijzing tot naleving van de afspraken met betrekking tot de week-op-week-af co-ouderschapsregeling, omdat de door de rechtbank vastgestelde regeling niet werd gestart en de ouders er samen niet uitkwamen. De GI heeft aangegeven binnenkort met de ouders deze uitvoeringsregels te evalueren. Evaluatie zal dan mogelijk zijn omdat de moeder inmiddels, zoals zij ter zitting heeft aangegeven, wel bereid is in gesprek te gaan met de GI. Als er duidelijkheid is over de zorgregeling en de praktische uitvoering daarvan, kunnen deze ouders zich verder richten op het ouderschap (en verder herstel van hun onderlinge communicatie) zodat de kinderen kunnen blijven profiteren van de twee opvoedsituaties.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, -samengevat- het volgende aan. Primair is de vader van mening dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep aangezien de moeder op geen enkele wijze aangeeft welke omstandigheden maken dat het hof anders moet beslissen dan de kinderrechter heeft gedaan. De moeder stelt zonder enige toelichting dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde heeft en de zorgregeling goed verloopt.
Subsidiair stelt de vader dat het hoger beroep van de moeder moet worden afgewezen. De vader betwist dat de eerdere zorgregeling goed verliep. Daarnaast is het de vraag op welke zorgregeling de moeder doelt. De moeder blijft vasthouden aan haar eigen opvattingen over wat goed is voor de kinderen. De kinderen missen nu duidelijkheid. De kinderen zijn op de hoogte van de zorgregeling die bij beschikking van 23 november 2022 is bepaald. De moeder beslist echter eenzijdig zich hier niet aan te houden. De vader maakt zich ernstig zorgen over wat dit met de kinderen doet. De moeder veroorzaakt door haar handelen dat er geen stabiliteit en duidelijkheid is voor de kinderen en dat de vader niet als een volwaardige ouder wordt beschouwd. De moeder voldoet hiermee niet aan haar opvoedingsverantwoordelijkheden.
In het licht van het eenzijdige gedrag van de moeder dient de ondertoezichtstelling gehandhaafd te blijven. Op die manier kan er zicht blijven op de kinderen en er op worden toegezien dat de moeder zich houdt aan naleving van de week-op-week-af co-ouderschapsregeling zoals bepaald in de betreffende beschikking van de rechtbank.
3.8.
De raad adviseert het hof tijdens de mondelinge behandeling om de beschikking van de rechtbank tot verlenging van de ondertoezichtstelling te bekrachtigen.
Oordeel van het hof
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid
3.9.1.
Op grond van art. 359 Rv jo 278 Rv vermeldt het beroepschrift een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. Hetgeen wordt gevraagd en de gronden dienen voldoende kenbaar te zijn voor de rechter en de wederpartij. Het moet de wederpartij immers voldoende duidelijk zijn waartegen hij/zij zich heeft te verweren. Het hof constateert dat de grieven in het beroepschrift van de moeder concreter opgesteld hadden kunnen worden. De vader heeft echter een uitgebreid verweerschrift ingediend. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd. Uit de nadere toelichting op het beroepschrift die mr. Klaver tijdens de mondelinge behandeling heeft gegeven, blijkt dat, naast het mondelinge verweer van de vader en de GI ter zitting, het verweerschrift van de vader zich op de juiste punten heeft gericht en dus adequaat is geweest. Het hof concludeert derhalve dat de grieven voldoende kenbaar zijn geweest en dat de moeder ontvankelijk is.
Verlenging van de ondertoezichtstelling
3.9.2.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.9.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.9.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat is voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW.
3.9.5.
Het hof is van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bestaan hieruit dat het door [instantie] aan de ouders gegeven advies om te komen tot een gezamenlijk gedragen ouderschapsplan niet is opgevolgd ondanks dat [instantie] heeft geconstateerd dat de beide ouders over voldoende opvoedingskwaliteiten beschikken. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten, zoals uit het onderzoek van [instantie] is gebleken, in een loyaliteitsconflict en zij hebben fors last van de strijd die de ouders met elkaar voeren. De ontwikkelingsbedreiging is toegenomen doordat de moeder de beschikking van de rechtbank in het kader van de zorgverdeling, inhoudende een week-op-week-af co-ouderschapregeling, niet uitvoert. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij bespreekt met de kinderen dat zij tegen de regeling in hoger beroep is gegaan, dat zij een andere regeling beter vindt en dat zij daarom niet meewerkt aan de door de rechter vastgestelde regeling. Daarmee belast zij de kinderen en houdt zij het loyaliteitsconflict van de kinderen in stand.
3.9.6.
Partijen hebben een solo parallel ouderschap traject doorlopen. De GI heeft, na overleg met de ouders, de regels ten aanzien van de praktische uitvoering van de week-op-week-af co-ouderschapregeling binnen dit solo parallel ouderschap op schrift gezet, in de vorm van een schriftelijke aanwijzing. De GI is voornemens deze uitvoeringsregels met de ouders te evalueren. Evaluatie is mogelijk omdat de moeder tijdens de mondelinge behandeling te kennen heeft gegeven in gesprek te willen gaan met de GI. Zolang er onduidelijkheid is over de (start van de) zorgregeling en de praktische uitvoering daarvan blijft de ernstige ontwikkelingsbedreiging aanwezig.
3.9.7.
Voorts is gebleken dat [minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij graag meer tijd wil doorbrengen met zijn vader. [minderjarige 1] heeft in een gesprek met schoolmaatschappelijk werk aangegeven dat hij het jammer vindt dat de door de rechtbank vastgestelde week-op-week-af co-ouderschapsregeling nog niet is gestart. Ondanks dat de moeder hiermee bekend is voert zij de regeling niet uit.
Ten aanzien van [minderjarige 2] erkennen partijen dat [minderjarige 2] meer positieve begeleiding nodig heeft van beide ouders bij de start van de week-op-week-af co-ouderschapregeling. Gezien de weerstand van moeder tegen de opvoedsituatie bij vader is de ondertoezichtstelling nodig om deze begeleiding vorm te geven zodat [minderjarige 2] kan wennen aan de nieuwe week-op-week-af co-ouderschapssituatie.
3.9.8.
De maatregel van ondertoezichtstelling is dus noodzakelijk, nu conflicten en problemen rondom het starten van de door de rechtbank bepaalde zorgregeling
zodanig belastend zijn voor de minderjarigen dat zij een ernstige bedreiging
opleveren voor hun geestelijke ontwikkeling en andere middelen ter afwending van deze
bedreiging hebben gefaald.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 4 oktober 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N. Veenendaal, J.C.E. Ackermans-Wijn en E.J.M. van Engelen en is op 16 maart 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van de griffier.