ECLI:NL:GHSHE:2023:862

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
200.313.697_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag over minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzoekt om het gezamenlijk gezag over haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2011 en 2013, te beëindigen en haar alleen het gezag te laten uitoefenen. De rechtbank had eerder haar verzoek afgewezen, omdat er geen onaanvaardbaar risico was dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. De ouders zijn sinds 2012 met elkaar gehuwd en hebben in 2019 de echtscheiding uitgesproken. De kinderen wonen bij de moeder, maar de ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. De moeder stelt dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat dit negatieve gevolgen heeft voor de kinderen. De vader daarentegen is van mening dat het welzijn van de kinderen voorop staat en dat de huidige situatie niet leidt tot problemen voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de ouders te helpen bij het verbeteren van hun communicatie, maar niet om het gezag te wijzigen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen en het advies van de raad in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende grond is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en dringt aan op verbetering van de communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 maart 2023
Zaaknummer: 200.313.697/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/374324 / FA RK 21-4006
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. Knopper,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
zonder advocaat.
Deze zaak gaat over de minderjarigen [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 26 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 juli 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de moeder, met uitsluiting van de vader, te belasten met het eenouder gezag over de kinderen.
2.2.
Er is geen verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Knopper;
-de vader;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 26 juli 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 27 april 2012 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen dan wel uit hun daaraan voorafgaande relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
3.2.
Bij beschikking van 27 november 2019 heeft de rechtbank Overijssel tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 26 maart 2020 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit, die hun hoofdverblijf bij de moeder hebben.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en haar alleen het gezag over hen te laten uitoefenen, afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten van partijen
3.5.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld is voldaan aan het klemcriterium. Sinds de echtscheiding communiceren de ouders niet of onvoldoende met elkaar. De ouders hebben vaak onenigheid gehad over vakanties, de zorgregeling, hulptrajecten voor de kinderen en de aanwezigheid van de ouders bij sportactiviteiten van de kinderen.
De vader wil alleen maar bij spoedzaken direct met de moeder via de telefoon communiceren aangaande de kinderen. De moeder wil met de vader ook overleggen over de hoofdlijnen. Zij meent dat ook in niet spoedeisende zaken de ouders direct met elkaar zouden moeten overleggen. Zij vindt het niet werkbaar dat er via briefjes die aan de kinderen worden meegegeven of via de partner van de vader gecommuniceerd moet worden. De kinderen hebben last van de zeer moeizame communicatie tussen de ouders en zij kunnen zich hierover moeilijk uiten. De kinderen voelen zich niet vrij tussen de ouders en zitten klem.
De hulpverlening van de kinderen heeft de ouders geadviseerd hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren. De vader is hier echter niet toe te bewegen. Een gezamenlijk hulptraject bij de [instantie] heeft de vader stopgezet. Gelet hierop moet de communicatie tussen de ouders als blijvend verstoord worden aangemerkt.
Al het voorgaande maakt dat de moeder het noodzakelijk vindt dat zij voortaan alleen beslissingen over de kinderen kan nemen, bijvoorbeeld over de middelbare schoolkeuze voor [minderjarige 1] . De moeder kan daarover niet met de vader overleggen. Volgens [minderjarige 1] vindt haar vader bijna alles goed wat zij graag wil, ook als de school zich bijvoorbeeld in [plaats] zou bevinden.
De moeder heeft de vader ook om toestemming gevraagd voor een zomervakantie met de
kinderen in het buitenland. De moeder heeft het toestemmingsformulier meegegeven in de rugzak van [minderjarige 2] . Zij heeft hierover nog niets van de vader vernomen.
3.6.
De vader brengt daar - samengevat - het volgende tegen in. Het welzijn van de kinderen is voor hem het belangrijkste. De kinderen hebben aangegeven dat zij geen doorgeefluik tussen de ouders willen zijn.
De ouders hebben op verschillende manieren geprobeerd over de kinderen te communiceren. Aanvankelijk liep de communicatie via de email of whatsapp, maar de moeder kwam toen met een overdreven hoeveelheid informatie en vragen en dat dan vier of vijf keer per week. De vader heeft vervolgens de communicatie met de moeder beperkt in die zin dat voortaan schriftelijk over de kinderen zou worden gecommuniceerd, ook over de zorgregeling tijdens de vakanties. Over belangrijke zaken aangaande de kinderen kan de moeder met de partner van de vader bellen.
De vader had geen vertrouwen in het traject bij de [instantie] . Dit traject was niet gericht op parallel ouderschap en daarom naar zijn mening niet passend.
De vader heeft het toestemmingsformulier voor een zomervakantie van de moeder met de kinderen in het buitenland niet gezien. De moeder had dit formulier zelf bij het wisselmoment moeten afgeven aan de vader of met de post moeten sturen. De vader heeft er overigens geen bezwaar tegen dat de moeder in de zomervakantie met de kinderen naar het buitenland gaat.
Het advies van de raad
3.7.
De raad heeft - samengevat - het volgende naar voren gebracht. Een wijziging van het ouderlijk gezag gaat niets oplossen voor de kinderen. Bovendien is de vraag bij welke ouder het gezag dan zou moeten worden neergelegd. Beide ouders zijn zeer betrokken bij de kinderen en zij vinden het fijn in beide gezinssituaties.
De huidige situatie is zwaar voor de ouders, maar bovenal voor de kinderen. De hulpverlening waarschuwt de ouders dat het nog zwaarder kan worden voor de kinderen. De kans dat ze gedrags- of psychische problemen krijgen door deze situatie ligt op de loer. De ouders moeten een oplossing vinden om tot een betere communicatie te komen. Omdat de ouders verschillend denken over wat een redelijke vorm en frequentie van onderling overleg over de kinderen is, doen zij er verstandig aan om in het belang van de kinderen een ouderschapstraject te gaan volgen.
Het oordeel van het hof
3.8.1.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.2.
Niet in geschil is dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden.
3.8.3.
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is wel vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die de kinderen aangaan en dat zij beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen (kunnen) voordoen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is.
3.8.4.
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank om het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten af te wijzen. Daartoe is het volgende van belang.
Uit de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de kinderen last hebben van de communicatieproblemen tussen de ouders en de vele conflicten die daarmee gepaard gaan. De ouders zijn echter wel in staat gebleken tot de voor het nemen van gezamenlijke gezagsbeslissingen minimaal vereiste communicatie, al is de manier waarop deze communicatie plaatsvindt verre van ideaal. Zo zijn de ouders het eens geworden over de benodigde hulpverleningstrajecten voor de kinderen, die inmiddels zijn afgesloten. Ook heeft de vader ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven in te kunnen stemmen met een vakantie naar het buitenland van de kinderen met de moeder. Kortom, het is het hof niet gebleken dat de vader gezagsbeslissingen heeft geblokkeerd. Met de rechtbank is het hof er hierdoor niet van overtuigd dat de kinderen in de huidige omstandigheden een onaanvaardbaar risico lopen dat zij klem of verloren zullen raken tussen de ouders.
Het hof is verder van oordeel dat het ook anderszins niet in het belang van de kinderen noodzakelijk is gebleken om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat een wijziging van het gezag de oorzaak van de problemen en conflicten tussen de ouders niet zal wegnemen. Het hof onderschrijft dit deskundig oordeel.
Gelet op het voorgaande ziet het hof met de rechtbank in de gestelde omstandigheden onvoldoende grond voor een wijziging van het ouderlijk gezag.
Met de raad acht het hof de huidige situatie wel zeer zorgelijk voor de kinderen. Het hof drukt de ouders op het hart om hun uiterste best te gaan doen om - zo nodig met hulpverlening - hun onderlinge communicatie te verbeteren en de kinderen op de eerste plaats te zetten, waarbij zij direct met elkaar als ouders van de kinderen het contact aangaan en elkaar erop aanspreken indien de een de ander zou overspoelen met berichten.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat de grief van de moeder niet slaagt. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 26 april 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, A.M. Bossink en
A.J.F. Manders en is op 16 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.