ECLI:NL:GHSHE:2023:861

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
200.312.756_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het ontslag van de bewindvoerder van de rechthebbende. De rechthebbende, die in eerste aanleg verzocht had om ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg van 15 april 2022, waarin dit verzoek was afgewezen. De rechthebbende voerde aan dat er gewichtige redenen waren voor ontslag, waaronder een verstoorde werkrelatie en onvoldoende communicatie van de bewindvoerder. De bewindvoerder daarentegen stelde dat de rechthebbende onvoldoende meewerkte aan het bewind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 was de rechthebbende niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. L.M. van den Dungen, was wel aanwezig. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder e-mailberichten en brieven van de bewindvoerder. Het hof oordeelde dat er sprake was van een verstoorde werkrelatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder, wat een gewichtige reden voor ontslag opleverde. Het hof heeft vervolgens de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bewindvoerder ontslagen, met benoeming van een opvolgend bewindvoerder.

De beslissing houdt in dat de ontslagen bewindvoerder binnen twee maanden na haar ontslag een eindrekening en -verantwoording moet afleggen aan de opvolgend bewindvoerder. De opvolgend bewindvoerder moet binnen drie maanden na haar benoeming een afschrift van de beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen indienen bij de rechtbank. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 maart 2023
Zaaknummer: 200.312.756/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9650372 \ BM VERZ 22-369
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. L.M. van den Dungen.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
en
[de zus],
wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de zus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 28 juni 2022, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de bewindvoerder alsnog te ontslaan. Kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 februari 2023. Bij die gelegenheid is gehoord:
- mr. Van den Dungen namens de rechthebbende.
De rechthebbende is niet verschenen. De bewindvoerder is, met kennisgeving vooraf, ook niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een e-mailbericht met bijlagen (deel van het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de rechthebbende d.d. 4 juli 2022;
- een V-formulier met bijlagen (deel van het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de rechthebbende d.d. 21 juli 2022;
- een e-mailbericht met bijlagen (deel van het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de rechthebbende d.d. 22 juli 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 30 maart 2022;
- een brief van de bewindvoerder d.d. 31 augustus 2022;
- een brief van de bewindvoerder d.d. 3 januari 2023;
- een V-formulier van de advocaat van de rechthebbende d.d. 7 februari 2023 met een bereidverklaring bewindvoerder, ingevuld en ondertekend door [opvolgend bewindvoerder] d.d. 6 februari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 8 juni 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, vanaf 16 juni 2015 over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand. Daarbij is [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.2.
Bij de beschikking van 15 april 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de huidige bewindvoerder en gelijktijdige benoeming van [opvolgend bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder, afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Er is sprake van gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan. De bewindvoerder voert haar taken niet naar behoren uit. Zij is telefonisch slecht bereikbaar en wanneer zij wel bereikbaar is, worden de vragen van de rechthebbende onvoldoende inhoudelijk behandeld. Deze manier van communiceren met de rechthebbende is niet passend bij de taakstelling van een bewindvoerder. Daarnaast voert de bewindvoerder haar taak onbehoorlijk uit door zich niet te houden aan afspraken die met de rechthebbende zijn gemaakt, bijvoorbeeld over het teruggeven van internetbankieren aan haar. De rechthebbende vertrouwt de bewindvoerder hierdoor niet meer genoeg om afspraken te maken.
Verder behartigt de bewindvoerder de belangen van de rechthebbende niet op juiste wijze. De rechthebbende heeft lichamelijke klachten, waaronder scoliose, waarvoor zij medische kosten maakt (kosten chiropractor). De bewindvoerder blijft de rechthebbende aanspreken om deze kosten niet meer te maken en weigert hiervoor geld beschikbaar te maken.
Ten aanzien van het leefgeld heeft de bewindvoerder lange tijd geweigerd om de mogelijkheden voor meer leefgeld te onderzoeken. Recentelijk is hier wel verandering ingekomen. Rechthebbende krijgt nu € 200,- per maand leefgeld.
Voornoemde kwesties zitten de rechthebbende dwars en zij ervaart hierdoor veel stress. Er is geen verbetering te verwachten in de verstoorde werkrelatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. Voorliggend verzoek is nodig voor de rechthebbende om het vertrouwen in de onderbewindstelling terug te krijgen. De bewindvoerder die bereid is om het bewind op zich te gaan nemen, voert ook het bewind uit ten aanzien van de zus van de rechthebbende. Dit geeft de rechthebbende al vertrouwen.
3.5.
De bewindvoerder voert in haar brieven d.d. 31 augustus 2022 en 3 januari 2023, samengevat, het volgende aan.
De bewindvoerder was in eerste aanleg niet akkoord met benoeming van een andere bewindvoerder, omdat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag. De rechthebbende werkt echter onvoldoende mee aan het bewind, waardoor het voor de bewindvoerder moeilijk is haar taak als bewindvoerder naar behoren uit te voeren. Ook verwacht de bewindvoerder dat de rechthebbende verzoeken tot benoeming van een andere bewindvoerder blijft indienen, wat niet werkbaar is. Om deze redenen is de bewindvoerder in hoger beroep wel akkoord met het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De onderbewindstelling blijft noodzakelijk, omdat de rechthebbende haar financiële situatie niet zelf kan overzien.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting is het hof niet gebleken dat het handelen van de bewindvoerder een gewichtige reden geeft voor ontslag van de huidige bewindvoerder. Het hof is wel gebleken dat sprake is van een verstoorde werkrelatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. De rechthebbende ervaart problemen in de bereikbaarheid van en afstemming met de bewindvoerder. De bewindvoerder geeft op haar beurt aan dat de rechthebbende onvoldoende meewerkt aan het bewind, waardoor het voor de bewindvoerder moeilijk is haar taak naar behoren uit te voeren, en zij voorziet dat de rechthebbende om benoeming van een andere bewindvoerder blijft verzoeken. De bewindvoerder acht de ontstane situatie niet meer werkbaar en stemt daarom in met haar ontslag.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden, waarin de werkrelatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder is verstoord en een onwerkbare situatie is ontstaan voor de bewindvoerder, sprake is van een gewichtige reden tot ontslag van [bewindvoerder] als bewindvoerder van de rechthebbende.
3.6.3.
Het voorgaande brengt mee dat het hof een nieuwe bewindvoerder dient te benoemen. De rechthebbende heeft verzocht [opvolgend bewindvoerder] tot bewindvoerder te benoemen. Uit de door de rechthebbende overgelegde bereidverklaring blijkt dat voornoemde bewindvoerder bereid is het bewind over de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren op zich te nemen. Nu niet is gebleken van redenen die zich tegen deze benoeming verzetten, zal het hof overeenkomstig het verzoek van de rechthebbende beslissen.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de rechthebbende alsnog toewijzen zoals hierna is vermeld.
3.8.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 april 2022,
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 mei 2023 aan [bewindvoerder] ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996;
benoemt met ingang van 1 mei 2023 [opvolgend bewindvoerder] , adres houdend te ( [postcode] ) [kantoorplaats] , postbus [postbus] tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de ontslagen bewindvoerder binnen twee maanden na de ingangsdatum van haar ontslag, de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de opvolgend bewindvoerder en een
- zo mogelijk door de opvolgend bewindvoerder voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het team Toezicht de rechtbank Limburg overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na de ingangsdatum van haar benoeming een afschrift van de beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen aan het team Toezicht van de rechtbank Limburg overlegt;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.M.D.M. van der Linden en M.A. Stammes en is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.