ECLI:NL:GHSHE:2023:859

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
200.311.804_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en gezag over minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2022, waarin een zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige] is vastgesteld. De vader verzoekt om een uitbreiding van de zorgregeling, zodat [de minderjarige] bij hem kan verblijven van zaterdag 09:30 uur tot zondag 19:00 uur, en om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten. De moeder verzet zich tegen deze verzoeken en heeft zelf incidenteel hoger beroep ingesteld om de dwangsom die aan de contactregeling is verbonden te laten vernietigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2023 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uitoefenen en dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herziening van de zorgregeling rechtvaardigt. Het hof heeft besloten de zorgregeling te verruimen, zodat [de minderjarige] bij de vader zal zijn om de week op zondag van 10:00 uur tot 18:00 uur, met de mogelijkheid tot uitbreiding tijdens vakanties en feestdagen.

Het hof heeft ook geoordeeld dat de vader verantwoordelijk zal zijn voor het halen en brengen van [de minderjarige]. De verzoeken van de vader om eenhoofdig gezag zijn afgewezen, omdat de moeder de hoofdopvoeder blijft en het in het belang van [de minderjarige] is dat hij twee gezaghebbende ouders heeft. De bijzondere curator en de Raad hebben geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden. De beslissing van het hof is op 16 maart 2023 uitgesproken en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 maart 2023
Zaaknummer: 200.311.804/01
Zaaknummer eerste aanleg:
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] , gemeente Heusden,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.V. Scheffer,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , gemeente Boxtel,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. M. Koppelmans-de Goeij.
Het hof merkt als belanghebbenden aan:
[de bijzondere curator], [kantoornaam] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] in de hoedanigheid van bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over de hierna te noemen minderjarige, hierna te noemen: de bijzondere curator.
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de omgang en het gezag over de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 juni 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking deels te vernietigen en opnieuw rechtdoende of alsnog en aanvullend bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad het verzoek van de vader te bepalen dat [de minderjarige] bij hem is/verblijft eens per twee weken van zaterdag 09:30 uur tot en met zondag 19:00 uur, alsmede de helft van alle (school) vakanties en feestdagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat de moeder deze regeling niet nakomt, toe te wijzen en het verzoek van de vader om hem voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten, toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 september 2022, heeft de moeder verzocht het verzoekschrift in hoger beroep van de vader niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren.
2.2.1.Tevens heeft de moeder incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen voor zover het betreft de opgelegde dwangsom en deze voor het overige in stand te laten en aanvullend te bepalen dat de contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] zal plaatsvinden op de zondagmiddagen in de even weken waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en weer terugbrengt bij de moeder alsmede de vader te verplichten in het kader van de gezamenlijke gezagsuitoefening de moeder actief te blijven informeren en haar ook in de communicatie jegens derden betreffende [de minderjarige] mee te nemen.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 8 november 2022, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder in incidenteel hoger beroep af te wijzen. Kosten rechtens.
2.4.
Bij brief 23 januari 2023 heeft de vader zijn verzoek gewijzigd. Hij verzoekt het hof thans om te bepalen of vast te stellen dat [de minderjarige] eens per twee weken van zaterdagmiddag na afloop van de activiteiten (in zijn huis) bij [instelling 1] tot en met maandag naar school of zondag 19.00 uur, alsmede de helft van alle (school-)vakanties en feestdagen, bij hem is/verblijft, waarbij de vader [de minderjarige] alsdan op zaterdag ophaalt bij [instelling 1] en op maandag brengt naar school of op zondag brengt naar [instelling 1] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat moeder deze regeling niet nakomt.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Scheffer;
-de moeder, bijgestaan door mr. Koppelmans;
-de bijzondere curator;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
2.5.1.
Het hof heeft bijzondere toegang verleend aan mr. Smolders, advocaat-stagiaire van mr. Koppelmans.
2.6.
Het hof heeft de minderjarige [de minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. De griffier heeft telefonisch contact gehad met de advocaat van de moeder, deze heeft aangekondigd dat [de minderjarige] niet zal verschijnen bij het kindgesprek.
De vader heeft per mail d.d. 30 januari 2023 de wens uitgesproken [de minderjarige] alsnog zijn mening kenbaar te laten maken bij het hof.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de moeder, de GI en de raad medegedeeld dat zij het niet nodig vinden dat [de minderjarige] alsnog door het hof wordt gehoord onder andere omdat de bijzondere curator reeds uitgebreid met [de minderjarige] heeft gesproken.
De vader heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zich gerefereerd aan het oordeel van hof. Enerzijds vindt de vader het wenselijk dat [de minderjarige] door het hof wordt gehoord, anderzijds is niet altijd geheel duidelijk hoe de woorden van [de minderjarige] moeten worden geïnterpreteerd.
De bijzondere curator heeft aangegeven dat een kindgesprek niet nodig is. Het is voor [de minderjarige] belastend om een dergelijk gesprek te voeren. Dit is al spannend voor [de minderjarige] op de locatie bij [instelling 1] en helemaal als hij hiervoor naar het hof zou moeten komen.
Het hof is van oordeel dat [de minderjarige] niet nogmaals in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord op het verzoek. Het hof acht het kindgesprek niet in het belang van [de minderjarige] nu duidelijk is geworden dat een dergelijk verhoor gezien de problematiek van [de minderjarige] belastend voor hem zal zijn en [de minderjarige] reeds uitgebreid met de bijzondere curator heeft gesproken, die bij uitstek geschikt is om de visie van [de minderjarige] naar voren te brengen.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het procesdossier eerste aanleg;
- het V9-formulier met bijlagen (restant procesdossier eerste aanleg) van de advocaat van de vader d.d. 1 augustus 2022;
- het V6-formulier met bijlagen (producties 122 – 151) van de advocaat van de vader d.d. 23 januari 2023;
- het V6-formulier met bijlagen (producties 11 – 17) van de advocaat van de moeder d.d. 23 januari 2023;
- de brief met bijlagen (producties 152 – 156) van de advocaat van de vader d.d. 24 januari 2023;
- het V6-formulier met bijlagen (producties 18 – 20) van de advocaat van de moeder van 31 januari 2023;
- het verslag van de bijzondere curator d.d. 31 januari 2023.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
De feiten
3.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 14 januari 2011 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 18 januari 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Tijdens het huwelijk is [de minderjarige] geboren.
3.2.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] .
3.3.
De rechtbank heeft in deze zaak een aantal tussenbeschikkingen gegeven te weten op respectievelijk 19 juli 2019, 7 mei 2020 en 9 februari 2021. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - eindbeschikking heeft de rechtbank - voor zover thans van belang onder meer - de beschikking van 14 januari 2011 gewijzigd en voor zover nodig het ouderschapsplan van 15 december 2010 en de vaststellingsovereenkomst van 28 december 2016 gewijzigd, als volgt en:
- bepaald dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn om de week op zondag na het middageten vanaf 13.00 uur tot 17.00 uur en dat deze regeling tijdens de vakanties en feestdagen doorloopt;
- bepaald dat de moeder, niet eerder dan na betekening van deze beschikking, jegens de vader een dwangsom van € 500,- verbeurt voor iedere dag dat zij deze contactregeling niet nakomt, tot een maximum van € 100.000,-;
- het meer of anders verzochte afgewezen (waaronder het verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag over [de minderjarige] en bepaling van het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij vader).
3.4.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet volledig verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
Reguliere zorgregeling, vakanties en feestdagen
3.5.1.
De vader voert het volgende aan. Gelet op het feit dat de omgangsregeling (van om de week een weekend) tussen de vader en [de minderjarige] in het verleden jarenlang is uitgevoerd en goed verliep, is de vader het niet eens met de beperkte regeling die de rechtbank heeft vastgelegd. [de minderjarige] heeft inderdaad kindeigen problematiek en is geen gemiddeld kind, maar dat neemt niet weg dat hij niet, zoals in het verleden altijd het geval is geweest, een weekend bij de vader kan blijven. Nu zij elkaar geruime tijd niet hebben gezien is het juist nodig dat er langer contact is tussen de vader en [de minderjarige] dan 4 uur per twee weken. De vader betwist de verklaring van [de minderjarige] waaruit naar voren zou komen dat [de minderjarige] zelf heeft aangegeven slechts eens per twee weken op zondagmiddag bij de vader te willen verblijven. [de minderjarige] is zwakbegaafd en niet in staat om op die manier na te denken over de omgang met zijn vader, of om dat te overzien. De vader gelooft dan ook niet dat dit de wens is van [de minderjarige] . De vader vermoedt dat mogelijk de moeder de verklaring heeft opgesteld en zijn begeleider deze heeft laten ondertekenen. De rechtbank had meer onderzoek moeten doen naar de wens van [de minderjarige] en is ook onzorgvuldig geweest door [de minderjarige] niet zelf te horen.
De stelling van de moeder dat [de minderjarige] zorgelijk gedrag vertoont na een omgang met de vader wordt betwist.
3.5.2.
De moeder voert het volgende aan. Het belang van [de minderjarige] heeft voorop gestaan bij de bepaling van de omgangsregeling met de vader. [de minderjarige] heeft in gesprekken aangegeven graag naar de vader te gaan maar er niet te willen blijven slapen. Bovendien zijn er zorgen over de wijze waarop de huidige zorgregeling verloopt en lijkt de vader geen enkel inzicht te hebben in wat [de minderjarige] nodig heeft en dat communicatie met de moeder over de zorg van [de minderjarige] noodzakelijk is. De door de rechtbank vastgestelde regeling is de regeling die [de minderjarige] wil, die uitvoerbaar is en die de veiligheid van [de minderjarige] niet in gevaar brengt.
3.5.3.
De bijzondere curator acht de omgang nu beperkt maar uitbreiding hiervan risicovol. Het is het recht van een kind om meer contact te hebben met een ouder dan slechts gedurende vier uren per twee weken. De bijzondere curator adviseert om nu [de minderjarige] bij [instelling 1] verblijft, met behulp van [instelling 1] de reacties van [de minderjarige] op een uitbreiding van de omgang met de vader objectief te registreren en inventariseren zodat duidelijk kan worden wat haalbaar is voor [de minderjarige] . De bijzondere curator acht in dit opzicht de medewerking van [instelling 1] wel noodzakelijk maar wijst ook op het risico dat [instelling 1] dan mogelijk betrokken raakt in de strijd tussen de ouders.
3.5.4.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat een uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] gewenst is.
3.5.5.
Ook de Raad kan zich voorstellen dat de omgang enigszins wordt uitgebreid. Voor zover er een overnachting bij zou komen, adviseert de raad om dit goed te monitoren. Bij uitbreiding zal zoveel mogelijk voorkomen moeten worden dat er te veel wisselingen komen.
3.5.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.7.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande danwel een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op (onder meer) de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.5.8.
Tussen de ouders is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Zij zijn verdeeld gebleven over de vraag op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [de minderjarige] dient te worden vastgesteld.
3.5.9.
Als gevolg van de voortdurende strijd tussen de ouders is het contact tussen de vader en [de minderjarige] de afgelopen jaren regelmatig onderbroken.
De bijzondere curator, de GI en de raad achten enige uitbreiding van de huidige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] in beginsel in het belang van [de minderjarige] . Het hof ziet aanleiding deze adviezen te volgen. Een uitbreiding van de regeling met een overnachting acht het hof niet in het belang van [de minderjarige] maar het hof is wel van oordeel dat een uitbreiding van vier naar acht uur op zondag eens in de veertien dagen in het belang van [de minderjarige] is nu niet dan wel onvoldoende is gebleken dat dit tot onoverkomelijk bezwaren bij [de minderjarige] zal leiden dan wel anderszins in strijd met zijn belangen zou zijn.
3.5.10.
De GI wordt in overweging gegeven, deze uitbreiding goed te monitoren. Voor zover deze uitbreiding niet goed verloopt voor [de minderjarige] , heeft de GI juridische mogelijkheden om te trachten hierin verandering in aan te brengen.
Halen en brengen
3.6.1.
De vader is van mening dat voor zover zijn gewijzigde verzoek wordt gevolgd hij [de minderjarige] ophaalt bij [instelling 1] en op maandag naar school brengt of op zondag naar [instelling 1] . Bij de huidige regeling dient, volgens de vader, de moeder dan wel een derde (meestal [betrokkene 1] ) [de minderjarige] naar de vader te brengen en zal de vader [de minderjarige] weer naar de moeder brengen.
3.6.2.
De moeder heeft aanvullend verzocht om te bepalen dat de vader het halen en brengen voor zijn rekening neemt.
3.6.3.
Gelet op de dynamiek tussen de ouders zou, volgens de bijzondere curator en de GI, een overdracht van [de minderjarige] bij voorkeur via [instelling 1] moeten plaatsvinden. Zou de overdracht via de ouders verlopen dan luidt het advies dat [de minderjarige] door een vaste begeleider wordt gebracht en opgehaald.
3.6.4.
Het hof overweegt als volgt. Doorgaans is het uitgangspunt dat de beide ouders het halen en brengen ieder bij helfte voor hun rekening nemen. [de minderjarige] heeft met zijn beperkingen echter duidelijk een specifieke behoefte. Uit het overgelegde verslag van [betrokkene 2] ( [instelling 2] ) d.d. 28 januari 2023 blijkt dat het voor [de minderjarige] in het kader van de voorspelbaarheid belangrijk is dat hij door eenzelfde persoon wordt gebracht en opgehaald.
In productie 19 (reactie op de klacht van de vader) van 30 januari 2023 verklaart de heer [betrokkene 1] dat het voor [de minderjarige] duidelijker zou kunnen zijn wanneer de vader hem zelf ophaalt en brengt en [de minderjarige] zodoende minder overgang zou kunnen ervaren. Het hof hecht waarde aan genoemd verslag en genoemde verklaring. Het hof overweegt voorts dat vanuit het belang van [de minderjarige] bezien het halen en brengen kan worden beschouwd als een belangrijk moment in plaats van als een noodzakelijk kwaad waarin [de minderjarige] door de vader, op een voor hem duidelijke, vertrouwde, relaxte, veilige wijze bij de moeder kan worden opgehaald en teruggebracht. Dit geeft de vader de kans om tijd met [de minderjarige] door te brengen en de band met hem te versterken. Het hof zal dan ook beslissen dat de vader [de minderjarige] op zondag bij de moeder ophaalt en hem ook weer terugbrengt. Het hof zal het verzoek van de moeder op dit punt toewijzen.
Ten overvloede overweegt het hof ten behoeve van de belanghebbenden dat [de minderjarige] op zondag niet bij [instelling 1] maar bij de moeder verblijft. Verder staat het het hof niet vrij om derden die niet over deze zaak gehoord zijn een verplichting op te leggen in het kader van halen en brengen.
Even/oneven weken
3.7.1.
De moeder heeft aangevoerd dat [de minderjarige] altijd in de even weken bij de vader was. Daar heeft zij haar planning op afgestemd. Op dit moment is [de minderjarige] bij de vader in de oneven weken. De moeder verzoekt dit terug te draaien omdat zij in haar sociale leven hiermee al jarenlang rekening houdt.
3.7.2.
De vader heeft aangevoerd dat er een hele tijd geen omgang was tussen hem en [de minderjarige] . De vader wilde na de beslissing van de rechtbank de omgang direct opstarten. Hij heeft er niet bij stil gestaan of dit een even dan wel oneven week betrof.
De wisseling komt hem nu goed uit omdat er in 2023 en 2024 veel verjaardagen in die weekenden bij hem vallen.
3.7.3.
In de ogen van de bijzondere curator ligt het voor de hand, gezien hetgeen de beide ouders hebben aangegeven, dat de verdeling van de even en oneven weken wordt hervat in die zin zoals het vóór de uitspraak van de rechtbank was. Het is daarbij aan de ouders om ervoor zorg te dragen dat [de minderjarige] op verjaardagen van personen die voor hem belangrijk zijn, aanwezig kan zijn.
3.7.4.
Het hof stelt vast dat de omgang van [de minderjarige] met de vader al vanaf 14 maart 2022 in de oneven weken plaatsvindt. Het hof volgt de moeder verder niet in haar stelling dat zij haar planning heeft afgestemd op de even weken die [de minderjarige] bij de vader verblijft, nu tussen [de minderjarige] en de vader gedurende vier jaren geen contact heeft plaatsgevonden.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding de contacten tussen de vader en [de minderjarige] weer terug te wisselen en zal dit verzoek van de moeder dan ook afwijzen. Dit laat, naar het oordeel van het hof, onverlet dat [de minderjarige] in de gelegenheid moet worden gesteld om aanwezig te zijn op verjaardagen van personen die belangrijk voor hem zijn.
Dwangsom
3.8.1.
De moeder komt op tegen de door de rechtbank opgelegde dwangsom. Volgens de moeder waren de eerdere beschikkingen deels onduidelijk en door omstandigheden niet uitvoerbaar. Door het opleggen van een dwangsom wordt de moeder onnodig gestraft voor omstandigheden waar zij grotendeels geen invloed op heeft. Zij heeft de contactregeling op geen enkele wijze gefrustreerd en zal dit in de toekomst ook niet doen.
3.8.2.
De vader is van mening dat het noodzakelijk is dat er een dwangsom verbonden blijft aan de contactregeling. Vanaf half 2018 heeft er een moeizaam contact plaatsgevonden. De moeder leefde de regeling in het verleden stelselmatig niet na. De dwangsom dient zijn doel. De omgangsregeling wordt nu nageleefd.
3.8.3.
Vast staat dat in het verleden gedurende vier jaren geen contact is geweest tussen de vader en [de minderjarige] . Nadat er dwangsommen zijn opgelegd, is de omgang nagekomen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking op dit punt in stand laten en het verzoek van de moeder afwijzen, alsmede het verzoek van de vader voor zover dat ziet op het opleggen van dwangsommen zonder daaraan een maximum te verbinden.
Conclusie contactregeling
3.9.1.
Het voorgaande brengt mee dat het hof de in de bestreden beschikking vastgestelde contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] (deels) zal vernietigen en zal bepalen dat met ingang van 1 april 2023 [de minderjarige] bij de vader zal zijn om de week op zondag vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur en dat deze regeling tijdens de vakanties en feestdagen doorloopt, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de moeder.
Gezag
3.10.1.
De vader verzoekt het eenhoofdig gezag. De rechtbank is bij de beslissing ten aanzien van het gezag over [de minderjarige] te snel voorbij gegaan aan de uitgebreide uiteenzetting van de vader waarom hij met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] belast zou moeten worden. In plaats daarvan hecht de rechtbank veel waarde aan het feit dat de moeder dagelijks voor [de minderjarige] zorgt en alles rondom hem beslist, terwijl dat juist het probleem is. De moeder behartigt de belangen van [de minderjarige] hierbij niet goed en laat haar eigen belangen prevaleren boven die van [de minderjarige] . Dat blijkt bijvoorbeeld al uit het feit dat de moeder vier jaar lang de omgang tussen de vader en [de minderjarige] heeft weten af te houden.
3.10.2.
De moeder voert het volgende aan. De ouders hebben het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] dus de moeder zal simpelweg met de vader moeten overleggen, zij beslist niet eenzijdig alles rondom [de minderjarige] . Het verzoek van de vader om met eenhoofdig gezag te worden belast kan niet slagen omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder en zij neemt de zorg voor [de minderjarige] bijna volledig op zich. Dit maakt juist dat eenhoofdig gezag over [de minderjarige] bij de moeder veel meer voor de hand zou liggen. De moeder legt zich echter neer bij de beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag in stand te laten en zal de vader blijven betrekken en informeren over de situatie van [de minderjarige] .
3.10.3.
De bijzondere curator acht het niet in het belang van [de minderjarige] om de vader voortaan alleen met het eenhoofdig gezag te belasten.
3.10.4.
De Raad sluit zich bij de visie van de bijzondere curator aan het adviseert het hof het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] in stand te laten.
3.10.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.6.
Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.7.
Het hof zal het verzoek van de vader om met het eenhoofdig gezag worden belast, afwijzen en overweegt daartoe dat hoewel de contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] met enkele uren wordt uitgebreid, de moeder de hoofdopvoeder blijft van [de minderjarige] . In dat kader ligt het niet voor de hand om de vader met het eenhoofdig gezag te belasten. Bovendien is het in het belang van [de minderjarige] dat hij twee gezaghebbende ouders heeft zodat de beide ouders betrokken blijven. Het hof volgt hierin dan ook het advies van de bijzondere curator en de raad en zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Informatieregeling
3.11.1.
De moeder verzoekt in haar verweerschrift, tevens incidenteel appel dat de vader haar in het kader van de uitoefening van het gezamenlijk gezag actief zal blijven informeren en haar in de communicatie naar derden betreffende [de minderjarige] zal meenemen.
3.11.2.
De vader stelt zich op het standpunt dat dit aanvullend verzoek van de moeder dient te worden afgewezen aangezien de moeder dit verzoek niet nader heeft toegelicht of onderbouwd.
3.11.3.
De bijzondere curator geeft aan dat het evident is dat de ouders transparant moeten zijn in de communicatie met derden betreffende [de minderjarige] en elkaar actief informeren over hem.
3.11.4.
Het hof oordeelt als volgt.
3.11.5.
Het door de moeder gedane aanvullende verzoek is te onbepaald. Het hof ziet daarom aanleiding dit verzoek af te wijzen.
Het voorgaande laat overigens onverlet dat de ouders verplicht zijn om elkaar over gewichtige aangelegenheden betreffende [de minderjarige] te informeren en consulteren.
Afsluitende conclusie
3.12.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover het betreft de contactregeling, voorts het verzoek van de moeder om te bepalen dat de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt toewijzen en de overige verzoeken afwijzen.
3.13.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover de rechtbank heeft bepaald dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn om de week op zondag na het middageten vanaf 13.00 uur tot 17.00 uur en dat deze regeling tijdens de vakanties en feestdagen doorloopt;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat met ingang van 1 april 2023 [de minderjarige] bij de vader zal zijn om de week op zondag vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur en dat deze regeling tijdens de vakanties en feestdagen doorloopt, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de moeder.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
ontslaat [de bijzondere curator] , [kantoornaam] van haar taak als bijzondere curator over voornoemde minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.J.M. van Engelen en E.P. de Beij en is op 16 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.