3.4.De ouders kunnen zich met deze beslissing niet volledig verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
Reguliere zorgregeling, vakanties en feestdagen
3.5.1.De vader voert het volgende aan. Gelet op het feit dat de omgangsregeling (van om de week een weekend) tussen de vader en [de minderjarige] in het verleden jarenlang is uitgevoerd en goed verliep, is de vader het niet eens met de beperkte regeling die de rechtbank heeft vastgelegd. [de minderjarige] heeft inderdaad kindeigen problematiek en is geen gemiddeld kind, maar dat neemt niet weg dat hij niet, zoals in het verleden altijd het geval is geweest, een weekend bij de vader kan blijven. Nu zij elkaar geruime tijd niet hebben gezien is het juist nodig dat er langer contact is tussen de vader en [de minderjarige] dan 4 uur per twee weken. De vader betwist de verklaring van [de minderjarige] waaruit naar voren zou komen dat [de minderjarige] zelf heeft aangegeven slechts eens per twee weken op zondagmiddag bij de vader te willen verblijven. [de minderjarige] is zwakbegaafd en niet in staat om op die manier na te denken over de omgang met zijn vader, of om dat te overzien. De vader gelooft dan ook niet dat dit de wens is van [de minderjarige] . De vader vermoedt dat mogelijk de moeder de verklaring heeft opgesteld en zijn begeleider deze heeft laten ondertekenen. De rechtbank had meer onderzoek moeten doen naar de wens van [de minderjarige] en is ook onzorgvuldig geweest door [de minderjarige] niet zelf te horen.
De stelling van de moeder dat [de minderjarige] zorgelijk gedrag vertoont na een omgang met de vader wordt betwist.
3.5.2.De moeder voert het volgende aan. Het belang van [de minderjarige] heeft voorop gestaan bij de bepaling van de omgangsregeling met de vader. [de minderjarige] heeft in gesprekken aangegeven graag naar de vader te gaan maar er niet te willen blijven slapen. Bovendien zijn er zorgen over de wijze waarop de huidige zorgregeling verloopt en lijkt de vader geen enkel inzicht te hebben in wat [de minderjarige] nodig heeft en dat communicatie met de moeder over de zorg van [de minderjarige] noodzakelijk is. De door de rechtbank vastgestelde regeling is de regeling die [de minderjarige] wil, die uitvoerbaar is en die de veiligheid van [de minderjarige] niet in gevaar brengt.
3.5.3.De bijzondere curator acht de omgang nu beperkt maar uitbreiding hiervan risicovol. Het is het recht van een kind om meer contact te hebben met een ouder dan slechts gedurende vier uren per twee weken. De bijzondere curator adviseert om nu [de minderjarige] bij [instelling 1] verblijft, met behulp van [instelling 1] de reacties van [de minderjarige] op een uitbreiding van de omgang met de vader objectief te registreren en inventariseren zodat duidelijk kan worden wat haalbaar is voor [de minderjarige] . De bijzondere curator acht in dit opzicht de medewerking van [instelling 1] wel noodzakelijk maar wijst ook op het risico dat [instelling 1] dan mogelijk betrokken raakt in de strijd tussen de ouders.
3.5.4.De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat een uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] gewenst is.
3.5.5.Ook de Raad kan zich voorstellen dat de omgang enigszins wordt uitgebreid. Voor zover er een overnachting bij zou komen, adviseert de raad om dit goed te monitoren. Bij uitbreiding zal zoveel mogelijk voorkomen moeten worden dat er te veel wisselingen komen.
3.5.6.Het hof overweegt het volgende.
3.5.7.Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande danwel een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op (onder meer) de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.5.8.Tussen de ouders is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Zij zijn verdeeld gebleven over de vraag op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [de minderjarige] dient te worden vastgesteld.
3.5.9.Als gevolg van de voortdurende strijd tussen de ouders is het contact tussen de vader en [de minderjarige] de afgelopen jaren regelmatig onderbroken.
De bijzondere curator, de GI en de raad achten enige uitbreiding van de huidige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] in beginsel in het belang van [de minderjarige] . Het hof ziet aanleiding deze adviezen te volgen. Een uitbreiding van de regeling met een overnachting acht het hof niet in het belang van [de minderjarige] maar het hof is wel van oordeel dat een uitbreiding van vier naar acht uur op zondag eens in de veertien dagen in het belang van [de minderjarige] is nu niet dan wel onvoldoende is gebleken dat dit tot onoverkomelijk bezwaren bij [de minderjarige] zal leiden dan wel anderszins in strijd met zijn belangen zou zijn.
3.5.10.De GI wordt in overweging gegeven, deze uitbreiding goed te monitoren. Voor zover deze uitbreiding niet goed verloopt voor [de minderjarige] , heeft de GI juridische mogelijkheden om te trachten hierin verandering in aan te brengen.
3.6.1.De vader is van mening dat voor zover zijn gewijzigde verzoek wordt gevolgd hij [de minderjarige] ophaalt bij [instelling 1] en op maandag naar school brengt of op zondag naar [instelling 1] . Bij de huidige regeling dient, volgens de vader, de moeder dan wel een derde (meestal [betrokkene 1] ) [de minderjarige] naar de vader te brengen en zal de vader [de minderjarige] weer naar de moeder brengen.
3.6.2.De moeder heeft aanvullend verzocht om te bepalen dat de vader het halen en brengen voor zijn rekening neemt.
3.6.3.Gelet op de dynamiek tussen de ouders zou, volgens de bijzondere curator en de GI, een overdracht van [de minderjarige] bij voorkeur via [instelling 1] moeten plaatsvinden. Zou de overdracht via de ouders verlopen dan luidt het advies dat [de minderjarige] door een vaste begeleider wordt gebracht en opgehaald.
3.6.4.Het hof overweegt als volgt. Doorgaans is het uitgangspunt dat de beide ouders het halen en brengen ieder bij helfte voor hun rekening nemen. [de minderjarige] heeft met zijn beperkingen echter duidelijk een specifieke behoefte. Uit het overgelegde verslag van [betrokkene 2] ( [instelling 2] ) d.d. 28 januari 2023 blijkt dat het voor [de minderjarige] in het kader van de voorspelbaarheid belangrijk is dat hij door eenzelfde persoon wordt gebracht en opgehaald.
In productie 19 (reactie op de klacht van de vader) van 30 januari 2023 verklaart de heer [betrokkene 1] dat het voor [de minderjarige] duidelijker zou kunnen zijn wanneer de vader hem zelf ophaalt en brengt en [de minderjarige] zodoende minder overgang zou kunnen ervaren. Het hof hecht waarde aan genoemd verslag en genoemde verklaring. Het hof overweegt voorts dat vanuit het belang van [de minderjarige] bezien het halen en brengen kan worden beschouwd als een belangrijk moment in plaats van als een noodzakelijk kwaad waarin [de minderjarige] door de vader, op een voor hem duidelijke, vertrouwde, relaxte, veilige wijze bij de moeder kan worden opgehaald en teruggebracht. Dit geeft de vader de kans om tijd met [de minderjarige] door te brengen en de band met hem te versterken. Het hof zal dan ook beslissen dat de vader [de minderjarige] op zondag bij de moeder ophaalt en hem ook weer terugbrengt. Het hof zal het verzoek van de moeder op dit punt toewijzen.
Ten overvloede overweegt het hof ten behoeve van de belanghebbenden dat [de minderjarige] op zondag niet bij [instelling 1] maar bij de moeder verblijft. Verder staat het het hof niet vrij om derden die niet over deze zaak gehoord zijn een verplichting op te leggen in het kader van halen en brengen.
3.7.1.De moeder heeft aangevoerd dat [de minderjarige] altijd in de even weken bij de vader was. Daar heeft zij haar planning op afgestemd. Op dit moment is [de minderjarige] bij de vader in de oneven weken. De moeder verzoekt dit terug te draaien omdat zij in haar sociale leven hiermee al jarenlang rekening houdt.
3.7.2.De vader heeft aangevoerd dat er een hele tijd geen omgang was tussen hem en [de minderjarige] . De vader wilde na de beslissing van de rechtbank de omgang direct opstarten. Hij heeft er niet bij stil gestaan of dit een even dan wel oneven week betrof.
De wisseling komt hem nu goed uit omdat er in 2023 en 2024 veel verjaardagen in die weekenden bij hem vallen.
3.7.3.In de ogen van de bijzondere curator ligt het voor de hand, gezien hetgeen de beide ouders hebben aangegeven, dat de verdeling van de even en oneven weken wordt hervat in die zin zoals het vóór de uitspraak van de rechtbank was. Het is daarbij aan de ouders om ervoor zorg te dragen dat [de minderjarige] op verjaardagen van personen die voor hem belangrijk zijn, aanwezig kan zijn.
3.7.4.Het hof stelt vast dat de omgang van [de minderjarige] met de vader al vanaf 14 maart 2022 in de oneven weken plaatsvindt. Het hof volgt de moeder verder niet in haar stelling dat zij haar planning heeft afgestemd op de even weken die [de minderjarige] bij de vader verblijft, nu tussen [de minderjarige] en de vader gedurende vier jaren geen contact heeft plaatsgevonden.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding de contacten tussen de vader en [de minderjarige] weer terug te wisselen en zal dit verzoek van de moeder dan ook afwijzen. Dit laat, naar het oordeel van het hof, onverlet dat [de minderjarige] in de gelegenheid moet worden gesteld om aanwezig te zijn op verjaardagen van personen die belangrijk voor hem zijn.
3.8.1.De moeder komt op tegen de door de rechtbank opgelegde dwangsom. Volgens de moeder waren de eerdere beschikkingen deels onduidelijk en door omstandigheden niet uitvoerbaar. Door het opleggen van een dwangsom wordt de moeder onnodig gestraft voor omstandigheden waar zij grotendeels geen invloed op heeft. Zij heeft de contactregeling op geen enkele wijze gefrustreerd en zal dit in de toekomst ook niet doen.
3.8.2.De vader is van mening dat het noodzakelijk is dat er een dwangsom verbonden blijft aan de contactregeling. Vanaf half 2018 heeft er een moeizaam contact plaatsgevonden. De moeder leefde de regeling in het verleden stelselmatig niet na. De dwangsom dient zijn doel. De omgangsregeling wordt nu nageleefd.
3.8.3.Vast staat dat in het verleden gedurende vier jaren geen contact is geweest tussen de vader en [de minderjarige] . Nadat er dwangsommen zijn opgelegd, is de omgang nagekomen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking op dit punt in stand laten en het verzoek van de moeder afwijzen, alsmede het verzoek van de vader voor zover dat ziet op het opleggen van dwangsommen zonder daaraan een maximum te verbinden.
Conclusie contactregeling
3.9.1.Het voorgaande brengt mee dat het hof de in de bestreden beschikking vastgestelde contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] (deels) zal vernietigen en zal bepalen dat met ingang van 1 april 2023 [de minderjarige] bij de vader zal zijn om de week op zondag vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur en dat deze regeling tijdens de vakanties en feestdagen doorloopt, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de moeder.
3.10.1.De vader verzoekt het eenhoofdig gezag. De rechtbank is bij de beslissing ten aanzien van het gezag over [de minderjarige] te snel voorbij gegaan aan de uitgebreide uiteenzetting van de vader waarom hij met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] belast zou moeten worden. In plaats daarvan hecht de rechtbank veel waarde aan het feit dat de moeder dagelijks voor [de minderjarige] zorgt en alles rondom hem beslist, terwijl dat juist het probleem is. De moeder behartigt de belangen van [de minderjarige] hierbij niet goed en laat haar eigen belangen prevaleren boven die van [de minderjarige] . Dat blijkt bijvoorbeeld al uit het feit dat de moeder vier jaar lang de omgang tussen de vader en [de minderjarige] heeft weten af te houden.
3.10.2.De moeder voert het volgende aan. De ouders hebben het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] dus de moeder zal simpelweg met de vader moeten overleggen, zij beslist niet eenzijdig alles rondom [de minderjarige] . Het verzoek van de vader om met eenhoofdig gezag te worden belast kan niet slagen omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder en zij neemt de zorg voor [de minderjarige] bijna volledig op zich. Dit maakt juist dat eenhoofdig gezag over [de minderjarige] bij de moeder veel meer voor de hand zou liggen. De moeder legt zich echter neer bij de beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag in stand te laten en zal de vader blijven betrekken en informeren over de situatie van [de minderjarige] .
3.10.3.De bijzondere curator acht het niet in het belang van [de minderjarige] om de vader voortaan alleen met het eenhoofdig gezag te belasten.
3.10.4.De Raad sluit zich bij de visie van de bijzondere curator aan het adviseert het hof het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] in stand te laten.
3.10.5.Het hof overweegt het volgende.
3.10.6.Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.7.Het hof zal het verzoek van de vader om met het eenhoofdig gezag worden belast, afwijzen en overweegt daartoe dat hoewel de contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] met enkele uren wordt uitgebreid, de moeder de hoofdopvoeder blijft van [de minderjarige] . In dat kader ligt het niet voor de hand om de vader met het eenhoofdig gezag te belasten. Bovendien is het in het belang van [de minderjarige] dat hij twee gezaghebbende ouders heeft zodat de beide ouders betrokken blijven. Het hof volgt hierin dan ook het advies van de bijzondere curator en de raad en zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
3.11.1.De moeder verzoekt in haar verweerschrift, tevens incidenteel appel dat de vader haar in het kader van de uitoefening van het gezamenlijk gezag actief zal blijven informeren en haar in de communicatie naar derden betreffende [de minderjarige] zal meenemen.
3.11.2.De vader stelt zich op het standpunt dat dit aanvullend verzoek van de moeder dient te worden afgewezen aangezien de moeder dit verzoek niet nader heeft toegelicht of onderbouwd.
3.11.3.De bijzondere curator geeft aan dat het evident is dat de ouders transparant moeten zijn in de communicatie met derden betreffende [de minderjarige] en elkaar actief informeren over hem.
3.11.4.Het hof oordeelt als volgt.
3.11.5.Het door de moeder gedane aanvullende verzoek is te onbepaald. Het hof ziet daarom aanleiding dit verzoek af te wijzen.
Het voorgaande laat overigens onverlet dat de ouders verplicht zijn om elkaar over gewichtige aangelegenheden betreffende [de minderjarige] te informeren en consulteren.